Tiecelijn. Jaargang 19
(2006)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 258]
| |
15't Joppe (Gelderland), 13 augustus 1938 J.W. Muller aan Leonard Willems Waarde Vriend, Vermoedelijk hebt Gij van Dr. GielenGa naar eind1. te Hulst hetzelfde verzoek gekregen, om bij de onthulling van het Reinaert-gedenkteeken ‘een kort woord’ te spreken, Gij als Zuid-, ik als Noordnederlandsche ‘vossenjager’? En dit ook reeds aanvaard? Ik heb aan Dr. G. geschreven dat, indien Gij zijn verzoek aanvaard hebt, en indien ik op één dag, van Middelburg uit (waar ik vertrouw bij mijn tweeden zoon te zullen kunnen logeeren; hij is daar nl. rechter in de Arr.-Rechtbank), én die onthulling kan bijwonen (hier inderdaad ‘meemaken’) én de (indertijd met U beraamde) ‘pelgrimagie ‘naar Hulsterloo en Criekepit (door Dr. G.n.f. ontdekt en gephotografeerd) met laatstgenoemde of (en?) met U zou kunnen volbrengen, ik allicht bereid zou zijn het aanbod (de vraag) eveneens te aanvaarden. Ik zou mij dan voorstellen dat Gij over den R. in Vlaanderen zoudt ‘spreken’ (d.w.z. een geschreven stuk voordragen, zoals immers ook in Vlaanderen bij zulke gelegenheden gebruikelijk is) en ik daarna, in aansluiting daarmede, voor de latere ‘avonturen en rollen van R.’ in onze Nederl. en in de wereldliteratuur: in den trant van (ja, met in casu m.i. geoorloofd ‘auto-plagiaat’ ofte wel herhaling uit de inleiding mijner uitgave en mijne verhandeling in de Versl. en Meded. der VI. Ac. van 1926:Ga naar eind2. oude kost, maar voor een ruimer (hoewel kleiner) publiek toch allicht nog niet ‘crambe repetita’, voorts wel gekruid met eene enkele ontboezeming over deze (symbolische) samenwerking van Noorden Zuid-Nederland op dezen oudvlaamschen grond enz. Alles bijeen een kwartier (a een half uurtje)? Zou dit eenigszins strooken met Uwe plannen? Ik heb in dit uitstapje wel zin; mits het niet te druk en te vermoeiend is! Ik ben over 't geheel gezond en welvarend; edoch: 80 jaar oud, en dus afkeerig van, niet bestand tegen luidruchtig feest-(maal)gedruisch, met veel getoost enz.; ook mijn maag veroorlooft me dat niet. Ik zou dus van harte hopen dat daarvan geen sprake was. Liever zag ik dan nog iets van het oude Hulst, waar ik eens geweest ben, maar kerk en stadhuis niet gezien heb. Het zou ook een schoone gelegenheid zijn om U weer eens (na alweer bijna 2 jaar!) te ontmoeten; en om met U nog eens mondeling van gedachten te wisselen | |
[pagina 259]
| |
Leonard Willems
| |
[pagina 260]
| |
over het beloop der uitgave van mijn Reinaert, niet vanwege de VI. Ac. en bij Oosthoek,Ga naar eind3. maar vanwege Letterkunde bij Brill, in 1939. Wil mij dus verplichten met een vlugge aanvatting uwer vlugge pen (zonder uitstel!), ten antwoord op het bovenstaande; waarvan almede mijn definitief antwoord aan Dr. G. afhangt. Met ons beider vriendelijke groeten aan U beiden steeds gaarne de Uwe J.W. Muller
Bewaarplaats: AMVC-Letterenhuis, map M 891/B, 59370/493.
Context (15 e.v.): Het gemeentebestuur van Hulst onthulde op 12 september 1938 op de Houtmarkt (thans staat het beeld net buiten de stadspoorten, m.n. aan de Gentse Poort) een Reynaertbeeld van de Nederlandse Antwerpenaar Anton Damen. Hiervoor werd een Reynaertcomité samengesteld onder de hoge bescherming van de Commissaris van de Koningin te Zeeland. J.W. Muller werd gevraagd als voorzitter van de commissie (de samenstelling van het volledige comité wordt ter illustratie afgedrukt p. 264, evenals de tekst die op het monument - nu door de tand des tijds weggeveegd - op de zijkant van het reliëf werd geplaatst). De wetenschap dat Muller als voorzitter van het comité fungeerde, verklaart de manier waarop hij sterk sturend Leonard Willems overtuigt op de plechtigheid aanwezig te zijn. De onthulling verliep luisterrijk, evenwel in afwezigheid van de zieke Muller, die zich op het allerlaatste moment had verontschuldigd. De gebeurtenissen kennen echter een noodlottige afloop met de plotse dood van Leonard Willems veertien dagen later. Doorheen de briefwisseling van Muller, bewaard door de weduwe Willems-Hallett, ervaren we eerst de haast jongensachtige blijheid rond de Reynaertfeestelijkheden te Hulst en later de vertwijfeling en het verdriet, voeding gegeven door de oude dag en het wegvallen van vrienden en kennissen. Muller en Willems hadden elkaar het laatst ontmoet tijdens de feestzitting naar aanleiding van het vijftigjarige bestaan van de Academie in 1934 of tijdens een diner in 1836 te Brussel. |
|