Tiecelijn. Jaargang 19
(2006)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 256]
| |
J.W. Muller (ca. 1929)
| |
[pagina 257]
| |
slaepkamer hield, ten slotte in zooverre beterde, dat hij weer op zijn studeerkamer kon zijn, eindelijk weer voor de maaltijden beneden, en ten slotte zelfs, bij zacht weer, op straat. Doch vlak daarna, op 25 Dec. kreeg hij een bloeding, van maag of darm, zooals vroeger reeds 3 keer. Deze maakte het noodig, dat op 28 Dec. een bloedtransfusie plaats had, waerbij onze toevallig uit Groningen thuis zijnde zoon zijn bloed gaf om zijn Vaders leven te redden. Gelukkig gaet sindsdien alles goed; al is van aansterken nog niet veel sprake, daar hij alleen op melk leeft. Doch, hij leeft Goddank! en wij hopen vurig, dat hij volkomen herstellen mag - Ik laat nu verder 't woord aan hem. Waarde Vriend. In de Juni aflevering der Versl. der VI. Acad. heb ik gisteren de korte samenvattting gelezen Uwer mededeeling over den Reinaert: punten waarin Gij van mijne lezingen afwijkt, eigen emendaties en conjuncturen, de volgorde v.h. Brune-avontuur, verhouding van R. I tot de Oud-Fr. branche en tot L, enz, enz, samen ‘een dik boekdeel’ vormende! Wanneer Ge nu weet, dat ik verleden jaar begonnen ben met de revisie van mijn tekst,Ga naar eind1. waarin ik (door deze 2 ziekten) snoodelijk belet wordt voort te gaan, dan zult ge begrijpen, dat ik nu nog meer dan bij de voorloopige aankondiging uwer voordracht,Ga naar eind2. zéér nieuwsgierig ben naar den inhoud van dat alles. Immers wanneer het mij vergund mocht zijn van deze ziekte in voldoende mate te herstellen om dien arbeid voort te zetten, is er, naast mijne eigene aanteekeningen en de mij vroeger door FringsGa naar eind3. beloofde, maar niet geworden collegeaanteekeningen, wel niets waarmede ik bij de bewerking v.e. 2e druk zoozeer telkens rekening zou moeten houden als met den inhoud van ‘dat dikke deel’Ga naar eind4. van U. Vandaar mijn (herhaalde) vraag: zal dat dikke deel weldra, afzonderlijk, of in de Versl. d. VI. Acad. verschijnen? Wil mij op deze herhaalde vraag eens antwoorden en tevens, zoo mogelijk, Uwe meening meedeelen over mijn laatste Reinaertstudiën,Ga naar eind5. met name mijne gissingen over de tegenstelling Praemonstraiters en Benedictijnen en over Bouchard van Avennes. Ten slotte mijn oprechte hulde aan Uw verbijsterend veelzijdige vruchtbaarheid, in opstellen v.d. meest verscheiden aard. Met onze vriendelijke groeten aan Mevrouw Willems en U steeds gaarne de Uwe p.o.J.W. Muller A.M.C. Muller Verdam
Bewaarplaats: AMVC-Letterenhuis, map M 891/B, 59370/496.
Context: In de jaren 30 worden de banden tussen J.W. Muller, dé Noord-Nederlandse reynaerdist, en L. Willems, dé Zuid-Nederlandse reynaerdist, hechter. Beiden hebben zich uitgesproken over dezelfde Reynaertproblemen in een hartelijke verhouding, zij het met soms andere inzichten en standpunten. Voor Muller was pater Jan van Mierlo meer een tegenstander dan Leonard Willems. In 1936 is Willems 72 jaar oud, Muller 76. Muller is wegens gezondheidsproblemen vervroegd met emeritaat gegaan (hij was 66, voorzien was tot 70). Beiden zijn echter bijzonder actief. Muller had na zijn tweede huwelijk in 1916 met Anna Margaretha Cornelia Verdam, dochter van zijn voorganger en vriend Jakob Verdam (1845-1919), ondanks gezondheidsproblemen opnieuw geluk en werkkracht gevonden. In 1933 hadden ze een buitenhuis (‘Calluna’) nabij het Gelderse Gorssel gekocht (nabij 't Joppe), waar ze vele vrienden ontmoetten. |
|