| |
| |
| |
artikel
■ Paul van Keymeulen
De Renartbranches vóór Le Jugement de Renart
Wanneer Pieter, afkomstig van Saint-Cloud (Sanctus Clodoaldus, een klooster genaamd naar de kleinzoon van Clovis), wanneer die Pierre (ook Pierrot of Pierken genoemd), circa 1175 zijn eerste Reynaertverhaal op rijm zet, richt hij zich tot ‘seigneurs’, dit wil zeggen edelen, die hij veronderstelt geletterd te zijn. Dat blijkt uit de proloog waarin hij zegt:
Heren, u hebt tot hiertoe het verhaal gehoord van Paris die Helena schaakte, van Tristan en Isolde, van Yvain en zijn leeuw, en ook heldendichten hebt gij beluisterd en zelfs fabliaus. Maar ik zal u nu iets brengen dat u nog nooit hebt gehoord, namelijk over de wrok en de vijandschap tussen de barons Reynaert en Ysegrijn.
Pierrot wendt zich niet tot de ‘gentes dames’, maar tot stoere ridders. Hij is een meester in de captatio benevolentiae en ook een meesterlijk verteller, want na deze korte vleierij steekt hij meteen van wal en al bij vers 21 luidt het:
Luister en u hoort het begin
van hun wrok en hun onmin
en hoe tussen die twee baronnen
de vijandschap is begonnen
om dan meteen leukweg te starten met het bezoek van Reynaert aan de kippenkwekerij van boer Constant des Noes, waar de hennen zich onder de bescherming hebben gesteld van Canteclaer. Om een goed overzicht te hebben over het verkeer op het erf nestelt de haan zich op de nok van het dak naast de schoorsteen waar hij van het ‘zware werk’ in slaap valt en door een nachtmerrie wordt bereden. In zijn droom slokt een monster hem op. Geheel van streek vertelt hij zijn droom aan Pinte, zijn favoriete hen ‘die grote eieren legt’. Pinte verklaart zijn droom en waarschuwt de haan voor de vos. Canteclaer hecht geen geloof aan Pintes uitleg en valt weer in slaap. Nu acht Reynaert zijn tijd gekomen. Hij mist echter zijn sprong. Canteclaer vlucht op de mesthoop. De vos begint dan Canteclaers ‘kraaikunst’ te loven. De haan laat zich door dit gevlij vangen. De vos vlucht met zijn prooi. Pintes lamento alarmeert heel de boerderij. Het boerenvolk zit de vos achterna. Canteclaer ontsnapt, vliegt in een boom en bespot zijn belager. Reynaert verdwijnt in het bos waar hij een mezennest ontdekt met twaalf eitjes. Rein nodigt de mees naar beneden te komen om de vriendschapskus te ontvangen. Tot driemaal toe is de mees haar compeer te vlug af. Dan verschijnen ruiters met hun meute ten tonele en Reynaert vlucht. Hij wordt belaagd door de meute en door een passerende lekenbroeder met twee honden die hem de weg versperren. Reynaert bepraat de lekenbroeder: samen zullen zij een renwedstrijd houden met een gans als inzet. Alweer ontsnapt Reynaert. Nadien ontmoet hij Tibeert, die vertelt dat hij Ysegrijn de oorlog heeft verklaard en op zoek is naar huurlingen. De vos aanvaardt hem te helpen, maar de sluwe Reynaert leidt de kat recht naar een strik. Reynaert belandt zelf in de strik,
| |
| |
maar hij ontsnapt dankzij een boer met een bijl die door een misslag de vos ongewild bevrijdt.
In deze vier episoden, die nagenoeg 800 verzen tellen, die losjes aan elkaar hangen en op vingeroefeningen lijken, is er - opmerkelijk genoeg - geen sprake van de aangekondigde strijd tussen Ysegrijn en Reynaert. Hun bloedvete wordt zeer terloops behandeld in de branche met de dubbele titel: Tiecelijn / De verkrachting van Hersent. In deze, op één na oudste branche, belanden we echt in de Reynaertmaterie. Vooreerst in het verhaal van de vos en de raaf. Niet de kaas is Reynaerts primaire doel, maar de raaf zelf (die er vier pluimen bij inschiet). Reynaert trekt verder op jacht tot hij komt aan een groot hol,
een somber en donker gat.
Daar heeft hij een avontuur gehad
dat hem veel kwel bezorgde en pijn
vanwege connetabel Ysegrijn.
De wandaad die Rein daar beging
- want duivels was zijn ingeving -
was de oorzaak van de vete
die hier niemand zal vergeten.
De vos glijdt behoedzaam in het hol om er een rustplaats te zoeken, maar hij belandt in de grote zaal van Ysegrijns slot. (Het eerste antropomorfisme in de Reynaertmaterie?) In die zaal ontwaart hij dame Hersent, die haar vier welpen zoogt. Pikant (?) detail: Hersent draagt de muts van de kraamvrouw niet meer, waarmee de auteur waarschijnlijk bedoelt dat ze weer beschikbaar is voor het liefdesspel. Reynaert wil zich achter de deur verstoppen, maar Hersent heeft hem opgemerkt en spreekt hem spottend toe. Zij vraagt hem waarom hij haar tijdens haar kraambed niet is komen bezoeken. Dat komt, zegt Reynaert, omdat Ysegrijn mij in 't oog houdt en mij naar 't leven staat, ofschoon ik hem nooit enig kwaad heb berokkend. En wat meer is, hij heeft alles in het werk gesteld om mij te schande te maken, ofschoon ik u liefheb met hoofse minne. Die verklaring volstaat voor de wulpse Hersent. Om zich op haar man te wreken, vliegt zij Reynaert om de hals, heft zij haar dij op en laat zij de vos zijn zin doen. Het overspel is voltrokken. Alvorens te vertrekken bepist Rein de vier welpen en slaat hij het huisraad aan diggelen (en dat had hij niet mogen doen). Hersent probeert haar jongen het zwijgen op te leggen, maar tevergeefs. Wanneer Ysegrijn thuiskomt, zit het er natuurlijk bovenarms op, vooral omdat de welpen hun vader vertellen dat de vos hen voor bastaards heeft uitgescholden en hem, hun vader, voor hoorndrager. De ruzie wordt enigszins bijgelegd als Hersent zweert haar minnaar te zullen aanpakken als de kans zich voordoet.
Een tijdje later, ‘quand on avait les pois soiés’ (‘wanneer men de erwtjes had gedopt’), ontmoeten de drie protagonisten elkaar in het open veld. Reynaert slaat wijselijk op de vlucht en verdwijnt in zijn kasteel Val Creux. Hersent, door lust gedreven, volgt hem, maar blijft steken in de ingang van het hol, zodat ze noch vooruit, noch achteruit kan. Als Reynaert dit ziet, grijpt hij meteen de kans om haar te naaien ‘tout à loisir et à grant aise’, al zijn tijd en zijn plezier nemend, én met instemming van de wolvin: ‘Renars, c'est force et force soit’ (‘Reynaert, dit is geweldpleging, en vooruit dan maar’); dit alles onder het oog van Ysegrijn, die zijn aartsvijand wel zeven keer ziet klaarkomen. Die bezigheid noemde men in de middeleeuwen al
| |
| |
verkrachting, en dit was de reden waarom baron Ysegrijn - hoe onwijs! - zich bij koning Nobel zal gaan beklagen.
Al gaat het twee keer om een vrijpartij met instemming van het wijfje en al tilt Ysegrijn zeer zwaar aan die belediging, toch hecht de auteur niet erg veel belang aan de eerste copulatie. Hij schildert die eerder af als een logisch gevolg van de minne tussen de vos en de wolvin. De hoofse liefde die, als ik mij niet vergis, nogal eens als platonisch voorgesteld wordt, beantwoordt in feite niet aan wat ze was. De minne eiste van de minnaar bepaalde regels en riten te volgen. Zoals het voorspel, waarbij de ‘chevalier servant’ een dienende (haast slafelijke) rol speelt. Evenwel, die tijdelijk opgelegde platonische rol leidt heel logisch tot het minnespel in het ledikant, waarin de middeleeuwer gewoon was naakt te slapen. De roos, beveiligd door haar doornen, wordt uiteindelijk geplukt. De weg tot dit plukken kan lang zijn - meer dan 20.000 verzen in de Roman de la Rose -, maar ook kort, zoals in de Roman de Renart, waar de vos de regels aan zijn laars lapt. Dient men daarin niet de reden te zoeken waarom de eerste vrijpartij van Reynaert en Hersent slechts als overspel wordt bestempeld, en de tweede, waar de vos er meteen tegenaan gaat, als verkrachting? En dus in hoge mate te veroordelen omdat het ritueel niet gerespecteerd werd? Hier is Reynaert dan ook de onhoofse bij uitstek.
In de Reynaertbranches is de erotiek vrijwel altijd scabreus en platvloers: men castreert er lustig op los en de treurzangen van de vrouwen betreffen het in de toekomst onmogelijke ‘klokkenspel’. Dit alles maakt van onze vos een weinig sympathiek, maar succesvol personage. Seks verkocht in de middeleeuwen blijkbaar even goed als heden ten dage.
L'escondit (De verdediging, branche Vc) volgt chronologisch op de verkrachting van Hersent. Ysegrijn heeft de verkrachting van zijn vrouw niet verteerd en blijft haar uitschelden en mishandelen, tot zij er genoeg van krijgt - want gedane zaken nemen geen keer. Zij raadt haar hoorndrager aan de zaak voor Nobel te brengen. Ze vertrekken samen naar het hof en vragen daar gerechtigheid na de vos eerst grondig te hebben beklad. Hersent neemt ook het woord en verklaart dat Reynaert toen ze nog maagd was ook haar deugd al had belaagd en ook later, toen ze al getrouwd was, toenadering had gezocht. We krijgen nog het hele verhaal van de verkrachting te horen, tot jolijt van de aanwezigen en tot schaamte van Ysegrijn. Het is dan ook met een monkellach dat Nobel verdere ophelderingen verlangt, die het echtpaar het hof blijkbaar maar al te graag verschaft. Het wordt meteen duidelijk dat Nobel Reynaert niet zonder meer zal veroordelen omdat de hoorndrager zich zo belachelijk aanstelt en vooral omdat Hersent uit hoofse liefde beminde.
Als Rein in hoofsheid heeft gevrijd
is dat een verzachtend feit
en heeft hij uit liefde bedrogen
dan is 't niet strijdig in mijn ogen
met waardigheid en distinctie.
Nochtans zal men Reynaert voor de raad dagen, en het wordt helemaal komisch als de kameel, de gezant van de paus van Rome, in zeer gebrekkig Diets tussenkomt en deze rede lardeert met Latijnse en Italiaanse uitdrukkingen en bovendien Nobel de raad geeft autoritair op te treden. Dan treden Brichemer, Bruun en Beaucent naar voren en klagen de vos aan. Er wordt heel kunstig debat gehouden, de meesten contra, een minderheid pro Reynaert, en de verkrachting wordt nog eens gretig
| |
| |
opgerakeld, de standjes van Hersent nog eens onder de loep genomen en Reynaerts wandaden in de verf gezet. Bruin vertelt over zijn avontuur bij Constant de Noes waar geen pot honing op hem wachtte, maar een pak slaag. Ook het avontuur van Tiecelijn en dat van Tibeert en de mees (verwijzingen naar branches VII en IX) komen opnieuw aan bod. Beaucent de ever verklaart met overtuiging dat men de tegenpartij moet horen. De procedure wordt besproken en er wordt gewaarschuwd voor mogelijke procedurefouten. De raad beslist Reynaert te dagvaarden en haar besluit wordt aan Nobel meegedeeld door Brichemer, die zich als een redenaar ontpopt. Grimbeert zal naar Reynaert gaan en hem een koninklijke brief bezorgen, waarin staat vermeld dat Roönel de hond als rechter zal zetelen. Grimbeert keert echter alleen terug en in afwachting dat de vos aan het hof verschijnt, gaat Roönel Ysegrijn opzoeken. Samen bespreken ze het proces en stellen een hinderlaag op. Het zal dus geen eerlijk proces worden.
De dag van het rechtsgeding is aangebroken. Dit is voor de auteur de gelegenheid om op te sommen wie in de raad zetelt of aan het proces zal deelnemen. De toeloop was geweldig: meer dan 600 hazewinden die Reynaert zouden verslinden bij het eerste signaal. Het plan lijkt op een putsch, wat het in feite ook is. Maar de vos doorziet de snode plannen en weigert de relieken te kussen of zelfs maar aan te raken. Sterker, hij maakt zich los uit het gewoel en vlucht ‘langs een oude holle weg’, achterna gezeten door al de honden en de auteur laat niet na er de belangrijkste van op te sommen (wat het verhaal remt). Reynaert wordt neergeslagen en gestroopt. Half dood bereikt hij Maupertuis.
De originaliteit van deze 1957 verzen tellende branche ligt - zo wordt algemeen aangenomen - in het belang dat de auteur hecht aan de lang uitgesponnen juridische debatten die het vonnis voorafgaan, een valkuil waarin de auteur van branche I en Willem die Madocke maakte niet trappen. In L'escondit zijn toch heel wat elementen die later zullen worden gebruikt in Le plaid. In de eerste plaats de rechtszitting, die in Le jugement de Renart (branche I) en in Van den vos Reynaerde kern en scharnier zullen vormen. Verder het zenden van een bode naar de beklaagde. Ook de structuur van het verhaal werd nagevolgd, met name de voorstelling van een personage dat pas naar het einde toe effectief ten tonele wordt gevoerd en dat zijn straf ontloopt waardoor een open einde ontstaat dat verdere avonturen toelaat.
De chronologisch volgende branche, Reynaert en de palingboeren (X), is een kort eenlijnig avontuur van 512 verzen. In deze vertelling gebruikt Reynaert (een variant op) de list die bestiariumauteurs zo vaak vermelden. De vos sluit de ogen, laat zijn tong uit zijn muil hangen en houdt zich voor dood. Door die list vangt hij gewoonlijk vogels en ander pluimvee. Hier neemt hij palingboeren in de maling die een lading vis naar de markt brengen. Ze zien de vos liggen, wanen hem dood en in het vooruitzicht van een goede prijs voor zijn vacht, gooien ze hem op hun kar, waar de vos zich te goed doet aan de verse paling. Hij neemt bovendien nog een heel snoer mee voor zijn gezin.
Na 164 verzen is dit avontuur afgelopen, maar het krijgt nog een vervolg. In Maupertuis is de vossenfamilie nog maar pas aan het schransen, of aangetrokken door de gebraden vislucht, verschijnt Ysegrijn ten tonele. Hij komt van een kale jacht terug en smeekt Reynaert om aan zijn tafel uitgenodigd te worden. De vos houdt hem voor 't lapje: hij kan de wolf niet ontvangen omdat hij kanunniken op bezoek heeft en dus alleen een monnik mee mag aanzitten. Ysegrijn verklaart zich daarop bereid zich te laten tonsureren en hoofdhaar en baard te laten afscheren. Reynaert tonsureert de wolf met kokend water en scheert hem half kaal. Alvorens in te treden
| |
| |
staan de wolf nog andere proeven te wachten, waaronder de visvangst in een bevroren wad (de derde episode van deze branche, die rond Kerstmis plaatsvindt ‘wanneer het spek in de pekel ligt’). De episode eindigt alweer met een achtervolging van honden, dit keer echter op de wolf, die zweert dat hij zich op Reynaert zal wreken, wat hun vijandschap moet bestendigen.
Deze drie episodes zullen in Le jugement en in Van den vos Reynaerde zonder uitweiding vermeld worden. Armand Strubel noteert fijnzinnig bij deze branche dat de drie episoden keurig verbonden worden door vis en visvangst.
De bornput (branche Va, 554 verzen lang) is chronologisch het volgende verhaal. Ik ga nu, zo begint de auteur, een vermakelijk verhaal vertellen, een avontuur om te lachen, want ik weet, toehoorders, dat u niet houdt van sermoenen of heiligenlevens. Ik weet nu wel dat iedereen mij voor gek verklaart, maar ik weet ook dat een gek wijze dingen kan zeggen. Ik eindig mijn proloog en begin meteen. Ik ga dus een branche opzetten over... wie anders dan over ‘Renart, qui ne va nul en destre’ (over Reynaert die kromme paden volgt). De branche begint, zoals vele andere, met een uitgehongerde vos die vruchteloos op jacht is gegaan, want ‘grant faim avoit en son pais’ (er heerste hongersnood in het land). Als de nood het hoogst is, komt Rein aan een versterkte en dus welvarende abdij. Reynaert geraakt moeizaam bij het hennenhok en daar begint hij te aarzelen of hij het erop zal wagen. Hij verschalkt drie kippen en vreet ze op. Dit overvloedig maal vraagt om drank bij het voedsel en hij sluipt naar de ‘bornput’ die water bevat, waar de vos niet bij kan geraken. Maar dan, beweert de auteur, gebeurt er een mirakel. In de put hingen twee emmers en ‘als d'een klimt, d'ander daalt.’ Reynaert buigt zich voorover en ziet zich voorwaar weerspiegeld in het water. Hij denkt dat het vrouwe Hermeline is. Hij kruipt in een emmer en is meteen beneden en... in zorgen. Gelukkig komt Ysegrijn opdagen, die zich eveneens over de rand van de waterput buigt. Ook hij denkt dat hij zijn vrouw ziet en dat ze - alweer! - niet alleen is. Hij scheldt Hersent de huid vol, hoort de echo en meent dat ze hem brutaal van antwoord dient. Reynaert neemt over en laat Ysegrijn verstaan dat hij zich in het paradijs bevindt, en in goed gezelschap. De wolf wil onmiddellijk ten hemel dalen. Hij springt in de bovenste emmer en daalt terwijl Reynaert, die lichter weegt, stijgt en ‘in de bornput halverwege / kwamen ze elkander
tegen’. Nu zit de wolf in de nesten. Gelukkig hebben de paters bonenpuree gegeten en grote dorst gekregen. Tot hun verbijstering komt de wolf in de putemmer boven. Ze slaan hem bont en blauw en maken zich klaar om hem te villen. Vader abt beveelt het beest te laten leven. Thuis laat Ysegrijn de chirurgijnen komen die hem verzorgen en genezen. Zijn strijd met Reynaert kan opnieuw beginnen.
De volgende branche (in chronologische volgorde) bevat een dubbel verhaal, eerst De gestolen ham, gevolgd door Reynaert en de krekel. Deze branche van amper 391 verzen vervolgt de vorige en is volgens Armand Strubel opgebouwd volgens een volmaakte symmetrie. Het eerste avontuur (143 verzen) gaat over de ontmoeting van de vos en de wolf die op jacht zijn. Ysegrijn molesteert de vos, maar krijgt er spijt van, want daar verschijnt een boer met een ham. Ze zullen samen de ham bemachtigen. Reynaert verkrijgt de ham door een list, maar Ysegrijn verslindt de buit alleen, ook Reynaerts deel. Reynaert aanvaardt deemoedig zijn wanbof en trekt op bedevaart. In een tuin vol ratten van een pastoor (waarvan hij er geen enkele kan vangen) ontmoet hij Frobert de krekel. Reynaert vreest dat de krekel hem zal verraden. De krekel is op zijn hoede. Toch in 't nauw gedreven wordt Frobert gered door - alweer - de komst van een meute honden. Reynaert verstopt zich in de oven waar ook de krekel zijn verblijf heeft en scheldt hem de huid vol.
| |
| |
Reynaert en Primaat, de chronologisch volgende branche, is een goed geconcipieerd verhaal dat los van de andere branches staat. Het begint zoals een episch gedicht met de klassieke aanhef, de beschrijving van een idyllisch landschap (de klassieke lieflijke plaats of locus amoenus):
Het was in mei, het nieuwe seizoen
als de natuur bloeit pril en groen
rond de mooie pinksterdagen.
In het volgende vers klinkt de al even klassieke klacht dat Reynaert thuis vol onbehagen met een lege schapraai zit. De honger jaagt hem zijn veilig Maupertuis uit. Hij gaat hoopvol op jacht, ontmoet Tibeert en trekt met de kat naar een goed omheind boerenerf, waar in een houten kist een lekkere teil melk op Tibeert schijnt te wachten. Terwijl de kater zich te goed doet aan de romige melk, houdt Rein het deksel van de kist omhoog. Wanneer dit hem te zwaar wordt, laat hij het deksel vallen en snijdt zo Tibeerts staart in tweeën, zodat een stuk ervan in de kist achterblijft. De twee kompanen kibbelen, maar trekken dan toch naar het kippenhok. Ze wekken boer Gombeert en die stuurt zijn honden op de inbrekers af. Tibeert kan vluchten, Reynaert wordt door de honden mishandeld. Dat zal hij de kater betaald zetten. Hier breekt de auteur zijn verhaal af en brengt hij een pape ten tonele die onderweg is naar zijn pastorie met een doos hosties, die hij verliest. Reynaert vindt ze en eet de 100 hosties op, behalve twee. Hij ontmoet Ysegrijns broer Primaat, aan wie hij over de vondst vertelt en hem zelfs de resterende ouwels cadeau doet. Reynaert vertelt hem dat in de kerk nog meer lekkers te vinden is. Ze trekken naar het godshuis en vinden er in een kast achter het altaar een overvloed aan ouwels en een kist tot de rand gevuld met brood en vlees en zelfs wijn. Er volgt een schranspartij waarbij de gulzige Primaat, mee door toedoen van de vos, vlug boven zijn theewater geraakt en gekke streken begint uit te halen. Hij wil de mis lezen en zijn zangkunst tonen. Om de mis te lezen moet je getonsureerd zijn, roept de vos. Wat gebeurt. Vooraleer de mis kan beginnen, moet Primaat de klokken luiden. Het lawaai maakt de dorpelingen wakker die met de pastoor voorop komen toegelopen. Ze gaan de ‘duivels’ in hun kerk te lijf. Reynaert kan ontsnappen, maar eer Primaat veilig is, wordt hij lelijk toegetakeld. De twee vinden elkaar in het bos terug en besluiten naar
Arras te vertrekken om er de misgewaden van de pastoor te verkopen. Onderweg ontmoeten ze een pape die de gewaden koopt voor een gans, die de vraatzuchtige wolf integraal wil opeten tot ergernis van Reynaert. Maar zie, daar komt Moufaert de gier aangevlogen, die met de gans wegvliegt. De vos trekt alleen verder. Onderweg stoot hij op een wagen vol met haringen en pladijzen. Reynaert beproeft zijn oude truc en legt zich voor dood langs de weg. Hij laat zich op de kar gooien en doet zich te goed aan de vis. Hij keert met één haring terug naar Primaat, aan wie hij zijn avontuur vertelt en de haring geeft. Primaat is niet meer te houden en heeft trek in een vismaal. Op zijn beurt gaat de wolf voor dood langs de weg liggen, maar deze keer zijn de visboeren op hun hoede en willen zekerheid over de dood van de wolf. Primaat kan tijdig vluchten. De volgende morgen trekken vos en wolf naar een hoeve waar hammen op hen wachten. Rein eet er met mate van. Primaat ‘vreet zodanig van de ham / dat hij nu breder is dan lang’ en blijft in het gat steken. Primaat moet een stuk vel achterlaten en wordt door de boer afgerost. In het bos lokt de vos Primaat in een strik en neemt zo wraak. De vos trekt naar Maupertuis en vertelt Hermeline zijn avonturen.
| |
| |
Nog twee korte branches gaan chronologisch Le plaid vooraf, de branche die veelal wordt beschouwd als een van de centrale teksten van de Reynaertmaterie. Het zijn Tibeert en de worst (branche Vllb) en Tibeert en de twee papen (VIII). Vllb sluit aan bij de oudste branche: Canteclaer, de mees en Tibeert, waarin Reynaert het slachtoffer wordt van de kater (noteer dat in de vier avonturen van deze twee branches Reynaert aan het kortste einde trekt). De vos is op jacht, gedreven door honger en vervuld van wraakgevoelens tegen Tibeert. Achter de kromming van een pad stoot hij op de kater die meteen wil vluchten, maar zich vermant. De twee spitsbroeders zweren elkaar trouw en bijstand. Ze trekken samen verder en vinden langs de weg een worst. De vos zal hem dragen, maar hij laat de uiteinden van hun prooi in het stof slepen, wat Tibeert niet kan dulden. Hij neemt de worst over. Aan een kruis op een heuvel gekomen, vlucht Tibeert met de worst op de kruisbalk. Hoe de vos ook bidt en smeekt en dreigt, de kater eet de worst op en dit terwijl er een processie aankomt vergezeld van bloedhonden. Reynaert maakt zich uit de voeten.
In de korte branche Tibeert en de twee papen komt Reynaert niet voor, behalve dan in de aanvangsregels: ‘Tybers li cas dont jou ai dit / doute Renart assés petit’ (‘Zoals ik zei heeft de kat Tijbaert / zeer weinig ontzag voor Reynaert’). Deze branche is eigenlijk niet meer dan een fabliau en vertelt hoe Tibeert voor twee papen op een kruishout vlucht. De geestelijken kibbelen over wie de kattenpels zal krijgen, maar net als ze de kater willen vangen, valt een van hen van zijn paard. De kat springt op het rijdier dat ijlings naar huis rent en zijn stal opzoekt, tot ontsteltenis van de vrouw van de pape. Thuisgekomen vertelt haar man dat de duivel hem heeft aangevallen en dat hij als bij wonder nog leeft.
Pas dan (op de tiende plaats) komt chronologisch gezien Le jugement de Renart (of Le plaid, branche I) waarmee haast iedere uitgave van de Roman de Renart opent. Terecht wordt Le plaid de scharniertekst van de ‘matière renardienne’ genoemd. Het is trouwens ook de belangrijkste bron van Van den vos Reynaerde. Ofschoon schatplichtig aan de Franse tekst is Van den vos Reynaerde een (deels) vrije hertaling, een meesterwerk dat zijn voorbeeld evenaart én overtreft, onder meer vanwege het briljante einde (het tweede deel), waarin de vos zich niet alleen redt uit de klauwen van Nobel, Bruun en Ysegrijn, maar als een wereldberoemde BV (Bekende Vlaming) in het nirwana verdwijnt. |
|