| |
| |
| |
grafiek
■ Rik van Daele en Willy Feliers
Het Reinaartje van Theo van de Goor
Begin 2006 zagen wij bij het Zeeuws-Vlaamse antiquariaat Secundus in Ter Hole een merkwaardig en uniek boek: Het Reinaartje van de Nederlandse kunstenaar Theo van de Goor. De publicatie, die het midden houdt tussen een boek en een kunstmap, werd in eigen beheer uitgegeven (Eindhoven, 2005). De oplage van de prenten is 50 stuks, maar er werden er slechts 25 met de hand ingebonden door het Boek-Bindatelier Koningsoord te Berkel-Enschot voor de handel. Het werk oogt fraai in verguld rood linnen band in een linnen slipcase met twaalf eenzijdig op rectozijde bedrukte bladen van 29 × 21 cm. Het Reynaertvignetje op het voorplat is van de hand van de kunstenaar. Na een geëtst inleidend gedicht van Peter Everaers vinden we tien etsen van Theo van de Goor, die de titel-ets met de hand bijkleurde. Alle etsen zijn genummerd en gesigneerd en door de kunstenaar zelf gedrukt op de kleine pers van het Grafisch Atelier Daglicht te Eindhoven op BFK Rives 250 grams etspapier met scheprand. Zijdepapier beschermt de etsen. Dit prachtwerk is niet de eerste Reynaertuitgave van de kunstenaar. Het is ook niet zijn eerste publicatie. In 1998 verscheen het etsenboek Het prentenboek van de duivel. Sindsdien gaf hij verschillende etsenboeken in eigen beheer uit.
| |
Graficus Theo van de Goor
De Eindhovense graficus Theo van de Goor (geboren in Sevenum op 2 juli 1954) schildert, etst en maakt kleine beschilderde objecten. Tussen 1971 en 1976 volgde hij een lerarenopleiding tekenen te Tilburg en nadien (tot 1978) bekwaamde hij zich verder aan de Jan van Eyck Academie van Maastricht. In de jaren 80 volgden soloexposities in Deventer, Eindhoven, Enschede met grote uitstappen naar de Verenigde Staten (The International Bookstore in Morgantown, Virginia) en Japan (een selectie in het Suntory Museum in Tokyo).
In de jaren 90 kon zijn werk bekeken worden in Roosendaal, Hengelo, Alkmaar, Amsterdam en Breda. In de Amsterdamse galerie The Living Room exposeerde hij ondertussen driemaal: in 1998 met Het gevecht met de Engel, in 1999 met Accrochage en in 2001 met Blij bedrijf. In 2000 toonde het Centrum Beeldende Kunst De Krabbedans in Eindhoven een overzichtsexpositie van Kleine objecten 1983-1993. De lijst deelnames aan groepsexposities is indrukwekkend lang (o.a. met werk in Belgische tentoonstellingen in Sint-Truiden, Hooglede en Denderleeuw). Vaak komt een band met het boek of de taal in de titels van de tentoonstellingen naar boven (Eye Love Books in het S.B.K. te Amsterdam in 1999, Het woud dat hoort, het veld dat ziet in het Grafisch atelier Den Bosch en Airbag: De Toren van Babel in de Artotheek van Schiedam). Werk van Theo van de Goor wordt uitgeleend in de artotheken van o.a. Utrecht, Maastricht, Deventer, Amsterdam, Eindhoven, Breda, Zwolle, Alkmaar, Almelo, Arnhem en Den Bosch en bevindt zich in de collecties van de steden Amsterdam en Eindhoven en de Rijkscollectie. Tot slot is ook werk te vinden in de bedrijfscollectie TPG Post Kunstcollectie in Den Haag en in vele privécollecties.
| |
| |
Van 3 juni tot 10 september 2006 stelt hij tentoon met Etsenboeken in Museum De Wieger in Deurne (NL). Vanaf 10 juni 2006 is zijn werk te zien op de tentoonstelling Hommage aan Couperus in het Couperusmuseum in Den Haag.
Naast de kleine objecten zijn de etsenboeken, veelal geïnspireerd op literaire teksten, Theo van de Goors handelsmerk geworden: o.a. Het prentenboek van de duivel (1998), Van den vos Reynaerde (2004), De Berg van Licht (2004, naar Couperus), Een droom die niet gedroomd werd. Allusies op het werk van Paul van Ostaijen. (2004) en nu Het Reinaartje, telkens in kleine oplagen van 50 exemplaren.
| |
Etsenboek over Reynaert de Vos
Theo van de Goor werkt uitdrukkelijk figuratief en vanuit de fantasie. Zijn werk is ook vaak autobiografisch. De waarnemingen van zijn omgeving worden via associaties op papier gezet. Zijn tekeningen ontstaan uit herinneringen, fantasieën en associaties. Van de Goors tekeningen en etsen kenmerken zich door speelsheid en oorspronkelijkheid.
Toen Theo van de Goor een jaar of zeven was (in 1961) schreef hij in een schoolschriftje een Reynaertverhaal en hij tekende er de dieren die hij van de boerderij kende bij. Hij vermoedt dat een leerkracht op school of iemand van de scouting het verhaal heeft verteld.
Een aantal jaren geleden kwam hij in de bibliotheek weer een Reynaertboek tegen en toen is het idee ontstaan om Reynaertetsen te maken naar analogie met zijn Duivelsboek. Na een eerste ontstond ook een tweede Reynaertboek met etsen. Momenteel is hij ook met olieverf in de weer met Reynaert als inspiratiebron. Vooral de taal in de Reynaert spreekt Theo erg aan. De teksten roepen allerlei beelden bij hem op. Als tekstuele bron bij het maken van zijn Reynaertetsboeken gebruikte hij de negende druk van de uitgave Tinbergen-Van Dis (Van den Vos Reynaerde). Wellicht heeft hij ook, zoals elke kunstenaar, iconografische Reynaertbronnen op zijn netvlies. Zijn werk kan niet eenduidig teruggevoerd worden tot ander werk, maar het lijkt mij niet onmogelijk dat hij het werk van Wilhelm von Kaulbach en diens eeuwgenoot Grandville heeft gezien (Vie privée et publique des animaux). Van de Goors Reynaerttekeningen doen ook denken aan de werkelijk schitterende uitgave Reynard the Fox. Adapted from a classic folk tale and Illustrated by Alain Vaës, een werk dat weerom schatplichtig is aan Kaulbach, die we als de vader van vele moderne Reynaertillustratietradities mogen beschouwen. Het werk van Vaës roept dan weer herinneringen op aan de fraaie dierenportretten die ik van de Nederlandse schilder Ton Boks in Hulst zag. In wat volgt bespreken wij acht prenten van Van de Goor die ons laten kennismaken met een getalenteerd kunstenaar. We plaatsen ze in de verhaalchronologie. Beginnen doen we evenwel met een portret van de vos en eindigen doen we met het portret van zijn belangrijkste antagonist: koning Nobel.
| |
Acht Reynaertetsen
1.
In de titel-ets (afb. 1) uit Het Reinaartje toont Theo van de Goor dat hij vooral sterk is in het uitbeelden van expressieve dierenkoppen. Vanuit een fraai geëtste renaissancekraag tovert de kunstenaar een vinnige Reynaert met flitsende ogen. De fraai
| |
| |
afb. 1
geëtste mouw toont hoe knap de artiest de etstechniek in de hand heeft en een vlak tot leven kan brengen. Door de tegenstelling tussen het esthetisch mooie vlak van de mouw en de klauwhand van Reynaert accentueert hij ook het kwaadaardige karakter van de vos. In deze klauwhand legt de artiest symbolisch alle boosaardigheid van Reynaert. Hand, mantel en kraag accentueren het antropomorfe karakter van de vos. De kraag en mantel geven de vos een aristocratische uitstraling. De hand is menselijk, maar bedreigend. De cirkelvormige achtergrond plaatst een aureool om Reynaerts kop. De prent evoceert de spanning tussen mens en dier en tussen goed en kwaad.
| |
2.
‘Doe quamen tes coninx hove alle die diere, groot / Ende cleene, sonder vos Reinaert alleene.’ etst Van de Goor onder de fraaie vierde prent in Het Reinaartje (prent uit 2004, afb. 2). De tocht gaat van donker naar licht. De dierenkoppen zijn
| |
| |
afb. 2
weer prachtig geëtst: levendig en expressief. Van de wolf zien we enkel kop en poot. De wolvenkop is met fijne etslijntjes zeer mooi neergezet. Er gaat daadkracht vanuit. Cuwaert in monnikspij en met paternoster in de hand lijkt op bedevaart en schijnt de rol van Reynaert te spelen. Moet de haas daarom sterven? Tibeert draagt de banderol van Nobel en brengt door zijn suggestie van beweging dynamiek in de prent. Hofkapelaan Belijn de ram draagt wel een klein kruisbeeld, maar oogt toch minder sereen. Zelfs de minder valide muis mag ‘tes coninx hove’ niet ontbreken. De beide muizen lijken Tibeert zelfs de weg aan te wijzen. Hoe lang nog, vooraleer
| |
| |
afb. 3
ze in zijn gulzige muil verdwijnen? De muizen zijn de humoristische component in deze prent en verwijzen meteen naar mogelijke bronnen. Zo bevat het boek van Alain Vaës op zowat elke prent een muizenissig intermezzo. De tekst onderaan is anders geëtst dan op de Tibeertprent (zie afb. 6). Hij golft wat en suggereert beweging. Toch vormt de tekst geen harmonisch geheel met de prent.
| |
3.
Ongeveer dezelfde scène zien we afgebeeld op een van de oudere Reynaertprenten van Theo van de Goor uit 2005. Op deze in sepiakleur afgedrukte
| |
| |
afb. 4
prent (afb. 3) zien we de meute dieren in optocht naar Nobels hof. Belijn breekt uit de diagonale lijn, die de prent mooi in donker en licht verdeelt. Juist onder Belijn zien we nog vaag, de met zeer fijne lijntjes neergezette contouren van de wolf. Links staan donkere silhouetten van eekhoorns en een muisje, rechts roept het wit een schittering op, of is het het onbekende? Het oog van de haas spreekt boekdelen, hij draagt een stevig boek onder de arm. Heeft hij daaruit samen met Reynaert het
| |
| |
credo geleerd en gaat hij dit voor Reynaert belastend stuk voorleggen aan Nobel? Naar zijn status van aankomende ‘capelaen’ verwijst ook het kruisbeeld in zijn hand. Voor de haas uit lopen van groot naar klein de kat en een eend, beide met een hoedje, aldus sterk aansluitend bij een tekenfilmachtige, Heer Bommel-achtige traditie, evenwel zonder dat hier van enige epigonisme sprake is. Van de Goor heeft een eigen en sterke kijk op de materie, die hij origineel in beeld brengt.
| |
4.
Een van Van de Goors oudste Reynaertprenten (afb. 4) roept opnieuw de tegenstelling tussen licht en donker op. Is Tibeert vertrekkensklaar om Reynaert te dagen, goed gewapend (sleutels en een wapen) en met in de bek een sliert worsten als proviand? Misschien is het eerder de diefstal van de worst van de slapende molenaar. Zegt immers Tibeert niet dat de worst van Courtois door hem gestolen was, 's nachts, van een slapende molenaar? En is het touw dat hij vasthoudt een vooruitwijziging naar de strik waarin hij zal belanden? In elk geval staat de kater op scherp: de staart staat ruig opgespannen, de ogen spuwen vuur, de tanden laten de prooi niet los.
We hebben al in andere prenten gezien dat de kunstenaar in zijn composities knap gebruik maakt van donkere en lichte vlakken. Tibeert wordt hier prominent naar voren gebracht door hem deels voor een donkere achtergrond te plaatsen. Het lijkt weer een tocht van donker naar licht. Tibeert verlaat de donkere, dreigende stemming van de plaats van de diefstal. Van de Goor is een figuratieve etser, maar beperkt zich niet tot het louter figuratieve uitbeelden van zijn verhaal. Hij kan zeer mooie vlakken creëren. Het achterlijf en de volumineuze prachtige staart van Tibeert zijn mooie voorbeelden van hoe fraai, warm en levensecht hij een vlak kan etsen. Hij leeft zich daarin uit, anders had hij de vlakken niet zo geaccentueerd door ze voor een donkere achtergrond te plaatsen. Daardoor trekt de mooie, proportioneel kleine kattenkop niet direct onze aandacht. De grimmig ogende Tibeertkop moet even wachten om onze blik te vangen, maar eens hij ons beet heeft, laat hij zijn prooi niet meer los. De expressieve kop doet vermoeden dat Tibeert zich bewust is van zijn gevaarlijke opdrachten.
| |
5.
Canteclaer ruikt gevaar. Nog voor de dageraad het eerste licht over het erf werpt, gaat hij op verkenning. Onder het schaarse licht van een kaars, dat ook (en vooral) Canteclaers fiere borst doet oplichten, zien we hem trots en heerszuchtig het erf opstappen. Canteclaer staat graag in de spotlights. Met grote stappen en zijn gevaarlijke poot als afschrikwekkend wapen vooruit zoekt hij de indringer. Niets is gevaarlijker dan een hanenpoot, maar zal dat volstaan tegen de listen van Reynaert? Wij weten wel beter. Van de Goor creëert in deze prent (afb. 5) een harmonisch evenwicht tussen licht en donker. Wellicht heeft hij verschillende etstechnieken gebruikt om deze zeer geslaagde ‘gothic novel’-sfeer in de prent te leggen. Het resultaat is een inhoudelijk, technisch en visueel zeer mooie prent.
| |
6.
Op pagina zeven van Het Reinaartje vinden we Tibeert de kater in de strop (afb. 6). Door het spel van licht en donker en vooral door de zeer expressieve kattenkop creëert Van de Goor een sfeer van angst. Met zijn (erg zware) staart tussen zijn poten wacht de kater op de fatale aanval van de pape. Een cynische Reynaert licht
| |
| |
afb. 5
| |
| |
afb. 6
op uit de donkere, gearceerde bovenrand. De weinig uitgewerkte vos contrasteert scherp met de angstige kater die een soort scepter vasthoudt. We krijgen niet de fatale sprong te zien, wel het steeds strakker aanspannen van de strop. Van de Goor houdt van de Reynaertverzen en verwerkt ze daarom ook in zijn prenten. Hij citeert zelfs de versregels 1199 en 1201. Teksten harmonisch in een prent verwerken is zeer moeilijk. Als we het in de Reynaerticonografie veelvuldig beoefende exlibriswerk - waar ‘tekstverwerking’ een essentieel onderdeel van het genre is - van grafici chronologisch naast elkaar leggen, zien we dat het lang duurt eer ze daarin slagen. Een harmonisch verwerkte tekst geeft een meerwaarde aan de prent. In een
| |
| |
afb. 7
| |
| |
vrije prent is dit erg moeilijk. De tekstverwerking bij Van de Goor geeft inhoudelijk wel een meerwaarde aan het werk, maar grafisch en esthetisch is ze onzes inziens in enkele gevallen geen verrijking. Daarvoor is de belettering in diverse prenten te wisselend van kwaliteit.
| |
7.
Zoals de Canteclaerprent is ook de ‘Ysengrijn’-prent uit 2001. Op deze ets (afb. 7) heeft een getemperde, zachtgrijze kleurtoon de bovenhand. Door enkele fijne arceringen en door de plaattoon, verkregen door een kleine hoeveelheid inkt achter te laten op de niet bewerkte delen van de koperplaat, creëert de artiest een sfeervolle kleureenheid. We vinden op de ets een geslaagde mix van het antropomorfe en het dierlijke: Ysengrijn is een middeleeuwse baron en tegelijkertijd een wolf. Zijn rechterhand rust op zijn zwaard en zijn linkerhand is een dreigende klauw (een techniek die Van de Goor ook bij de vos toepaste). Zijn staart steekt dreigend als een tweede zwaard naar voren. Nauwelijks zichtbaar onderscheiden we achter de wolf wellicht nog een medestrijder. Vanuit de grijze achtergrond brengt Van de Goor Ysengrijn op een fijnzinnige manier tot leven in een harmonische prent die door zijn eenheid van kleur en door het scherp uitbeelden van een chagrijnige Ysengrijn een knap staaltje etswerk oplevert.
afb. 8
| |
| |
| |
8.
Alvorens Het Reinaartje in 2005 verscheen, maakte Van de Goor in 2004 een eerste geëtst Reynaertboek: Van den vos Reinaerde. De laatste prent die we bespreken is een oudere ets uit 2000. De prent die we afdrukken (afb. 8) is een ‘derde staat’. Van de Goor is een gedreven graficus: hij wil zijn werk steeds verbeteren en heeft de plaat van de eerste en de tweede staat bewerkt tot hij deze zeer mooie Nobelkop kon afdrukken. Met tientallen fijne lijntjes heeft hij een prachtige en waardige leeuw tot leven gebracht. De prent straalt levensechtheid en warmte uit. De leeuw is echter geen partij voor de vos: hij wentelt zich in aristocratische waardigheid. De leeuw is te weinig scherp om de sluwe, lepe vos van antwoord te dienen. Van de Goor heeft Nobel (hoewel frontaal geplaatst) in dezelfde houding afgebeeld als de vos op het vignet van zijn latere etsenboek (vgl. afb. 1). Zoals de vos uit een donkere cirkel tevoorschijn komt, zo komt ook Nobel uit de lijst (gesymboliseerd door de uit de lijst hangende arm) naar voren. Ook in deze prent zijn het dierlijke (de kop, met licht geopende mond en weinig agressieve tanden) en het menselijke met elkaar in spanning. De koning is tuk op zijn koninklijke symbolen (de kroon en ook de al bij Kaulbach in de samenzweringsscène te vinden zgn. rijksappel, een bol die de aarde symboliseert, gesteld onder het kruis van Christus, een symbool dat veelal gedragen wordt door God de Vader) en straalt met zijn hermelijnen schouderstuk koninklijke waardigheid uit. Toch vinden wij de vossenprent sterker vanwege de dreigende mensenhand. Ook Nobels rechtermouw is volledig uitgewerkt, maar de rechterhand is verborgen.
Deze leeuwenprent vat het werk van Van de Goor goed samen: het is technisch zeer sterk en wat vooral opvalt zijn de prachtige dierenkoppen en zijn uitstekende verdeling van licht en donker. In zijn etskunst weet hij dramatische spanning op te bouwen en het Reynaertverhaal te vertellen als een confrontatie van grimmige karakters. Licht en donker verwijzen in vele van zijn etsen naar goed en kwaad, naar veiligheid en gevaar. Toch blijft er naast het grimmige ook een humoristische reflex in vele prenten hangen, opgeroepen door kleine dieren zoals muizen en eekhoorns, maar ook in de attributen als een fluffig hoedje of een renaissancekrans. Van de Goors Reynaertoeuvre balanceert tussen de grimmige Van den vos Reinaerde en het frivole Het Reinaartje.
Met hartelijke dank aan Peter Everaers. |
|