| |
| |
| |
portret
Jaak van der Helst: theaterfreak en vos
Wie de vacht van Reynaert eenmaal heeft geroken,
blijft zijn spoor volgen,
je kan je daar niet tegen verzetten.
Er hangt vossengeur - wellicht vrucht van mijn verbeelding - in de laan waar Jaak van der Helst woont: de Stijn Streuvelslaan. Ik denk spontaan terug aan de West-Vlaamse auteur die zich als het ware letterlijk in de scherp geurige pels van de vos begroef. Als adelbrieven gelden Frank Lateurs vele bewerkingen. De vossengeur wordt nog een flink stuk doordringender wanneer ik na een gulle begroeting de hal binnenstap. Een indrukwekkend vossenmasker kijkt me stout en toch olijk in het gezicht, een kostbaar reliek uit een van de vele Reynaertspelen. Erboven hangt een lijst met Delftsblauwe tegeltjes. Een vos is fluks op stap in de Hulsterse ‘ommeganck’ die Jaak van der Helst in 1980 regisseerde.
JvdH: ‘Het masker heb ik nog maar een week in mijn bezit. Alle rekwisieten van de Reynaertspelen lagen te verstoffen ergens op een zolder.’
In de woonkamer toont hij me fier een Venetiaans lederen masker dat aan de commedia dell'arte doet denken; een kleine etagère verrast door de meer dan honderd vossenbibelots waarmee ze gevuld is. Vosjes in alle kleuren, alle houdingen en alle materialen. Zeer leuk is de balpen met guitige vossenkop, een zeldzaam kleinood dat de bezitter op de Canarische eilanden op de kop kon tikken.
De obligate fles wijn - rood natuurlijk - staat op tafel. Wij starten een gezellige babbel die mij laat ervaren dat Jaak van der Helst nog niets heeft ingeboet aan fel temperament (‘fel’ niet de Middelnederlandse betekenis, maar wel: bruisend, vol verbeelding en geregeld doorspekt met guitigheid). Het ging de laatste tijd nochtans niet zo goed met de gezondheid. Hij verbleef meer tussen ziekenhuismuren dan hem lief was. Vandaag lijkt alle kommer en kwel voorbij. ‘Ik speel mee in Die Lustige Witwe’, gooit hij er tussenin. Ooit hoorde ik hem zeggen dat hij het liefst zou sterven op de scène.
Jaak van der Helst is Hammenaar. Hamme ligt aan de Durme, op de scheidingslijn van het Waasland/Reynaertland en Klein Brabant. Hij werd er geboren in 1939. Ik leerde hem kennen als leerling aan de Sint-Niklase Broederschool, waar ik zelf les gaf en de vos meer dan eens losliet. Zijn eerste toneelpasjes zette hij in de plaatselijke toneelgroep Van God en evenmens en eenmaal bij de ‘Broeders’ speelde hij mee in het openluchtspel De gondelier van God naar aanleiding van het 100-jarig bestaan van de school in 1957.
JvdH: ‘Een ontdekking voor mij, mijn eerste contact met een massaspel. Ik was verrukt en droomde. Ik ontmoette er ook voor het eerst de man die op mij de sterkste indruk heeft nagelaten en die steeds de belangrijkste inspirator bleef toen ik zelf volop met massaspelen bezig was: Mark Liebrecht.’
| |
| |
Tussen 1968 en 1971 volgde Jaak regiecursussen bij Frans Roggen, toen geen onbekende in de theaterwereld, en hij volgde de lessen aan het Gentse conservatorium. Luk Philips hielp hem in Mechelen en Antwerpen (conservatorium) verder in de toneelwereld. Het toneelvirus had hem in zijn macht en bracht hem de nodige successen (waaronder een zilveren medaille in Aalst). Jaaks theatercarrière is bijzonder rijk. Hij regisseerde onder andere massaspelen in Meerdonk, Kallo (Canelaus), Stekene (Jan van Steene), Lebbeke, Hamme en Sint-Niklaas (zie verder), bouwde en regisseerde stoeten en ommegangen in Opwijk en Hulst en hanteerde het regiestokje tijdens het vijftigste Nationaal Zangfeest in het Antwerpse Sportpaleis. We ontmoetten hem in Brugge tijdens Bruges Celebrations, een evocatie van de Bourgondische tijd, en in Alden Biesen, waar hij een Internationaal Jeugdfestival in goede banen leidde. Verder in zijn curriculum vitae: optredens in de Sint-Niklase toneelkringen Genesius en Tijl, tv-optredens in Beschuldigde sta op, Dirk van Haveskerke, Klein Londen, klein Berlijn, co-regisseurschap met Jo Daems, Dré Poppe, Dries Waterschoot, Luk Philips, Mark Liebrecht, Paul Cammermans en andere theatercoryfeeën. Tientallen keren dirigeerde, regisseerde en speelde hij zelf de hoofdrol in Het gezin van Paemel van Cyriel Buysse naar een eigen uitgewerkt concept en dit in verschillende boerderijen in Sint-Niklaas, Belsele, Hamme en Klein-Sinaai (in de schaduw van de Boudeloabdij). In Sint-Niklaas zette hij in de stadsschouwburg het totaalspektakel Scrooge naar het kerstverhaal van Charles Dickens op de planken. Zeer recent verraste hij mij in de rol van de sluwe Njegus in Die lustige Witwe van Franz Lehar door het Sint-Niklase operettegezelschap Belcanto. Het personage deed me voortdurend aan Reynaert denken. Gluiperig
leep, intrigerend, narrig van verschijning, scheve kop, huppelend en vleierig onderdanig, zich in bochten wringend. En of die vos hem bekend is! Hij speelde de hoofdrol in het eerste Sint-Niklase Reynaertmassaspel, regisseerde de volgende edities en werd ook voorzitter van de Orde van de Vos Reinaert.
Jaak van der Helst is tevens de auteur van de anekdotische bundel Lijdensweg van een regisseur en van het naslagwerk Van Broederschool tot Landjuweel 1906-1986 over de Sint-Niklase toneelkring Sint-Genesius. Ook heel wat scenario's vloeiden uit zijn pen. Hij was medeauteur van Ik, Reynaert! en auteur-regisseur van Mensen achter de dijk, een spectaculaire massaspelevocatie van het werk van Hammenaar Filip de Pillecijn, vol historische geladenheid en poëtische kracht.
Maar Jaak is niet alleen een rasechte theaterman. Hij is ook iemand die zich met hart en ziel sociaal engageert voor de armsten en meest noodlijdenden. Hij is
| |
| |
gewestelijk coördinator van de Actie dorpen Roemenië en actief in plaatselijke Roemeniëcomités. Vele malen leidde hij expedities met volgeladen vrachtwagens naar verre en moeilijk te bereiken Roemeense bergdorpen.
Maar het doel van het interview is natuurlijk zijn vele ontmoetingen met de vossenfiguur.
Wanneer kreeg Reynaert je voor het eerst te pakken?
JvdH: ‘Bij Marcel Ryssen. Jij las het verhaal, neen, jij speelde het. Ik zie je nog op de tafel staan, gesticulerend. Ik was toen al een toneelfreak en ik dacht: in die tekst zit theater. Ik fantaseerde en breidde uit. Ik zag het verhaal zich zo voor mijn ogen ontrollen, weids en vol afwisseling. Jij speelde op een tafel en ik zwierf op datzelfde moment al in mijn gedachten tussen struiken en langs kromme paden. Het decor ontplooide zich zonder enige moeite in mijn verbeelding. En toen kwam het massaspel De Gondelier van God. Er opende zich een nieuwe wereld voor mij (hoewel ik die in mijn verbeelding reeds had betreden): de wereld van het groots opgevatte massaspel in een ruimte die bijna geen grenzen kent. Mark Liebrecht was daarin de gids. Het orgelpunt was ongetwijfeld het Sint-Niklase Reynaertspel op de Grote Markt in een regie van Mark en met mezelf in de hoofdrol in mei 1973. Het was Liebrecht die Reynaert definitief in mijn leven verankerde.’
Wat boeit je in de Reynaertfiguur?
JvdH: ‘Wat ongemeen boeiend is, is dat er in ieder van ons een stukje vos zit. Ik herken in het verhaal ook het menselijk en het maatschappelijk gebeuren door alle tijden heen. Vandaag hoef je maar het politieke toneel te bekijken, nationaal en internationaal. Als je dat schouwspel door de ogen van de vos ziet, dan wordt het amusement, zij het een beetje wrang, maar het geeft je inzicht. Reynaert is een wereldfiguur, een archetype. Zonder naar iemand specifiek te verwijzen, boeit de figuur op zich. Het Reynaertverhaal is een ragfijn spinsel van vele menselijke karakteristieken. In iedere woonkamer zou er een Reynaert moeten hangen als zelfportret. Ook al herkent men zich niet ten volle, er zal altijd een trekje zijn dat past. Mijn “Reynaertfobie” werd hechter en verdiepte zich toen ik zelf Reynaert was in 1973. Ik heb vele nachten met Liebrecht gepraat, zoekend naar de vos die ik moest neerzetten, op dat immense podium, op die immense markt, zodat iedereen de “echte” vos zou herkennen. En daarvoor moest ik Reynaert zelf doorgronden. Het was een heerlijke tijd. Ik ging met de vos slapen en stond met hem op.’
Het Reynaertspel van 1973, een absoluut hoogtepunt?
JvdH: ‘Ongetwijfeld. De schrijver ervan was Jos Houben [Antwerpenaar, geboren op 5 maart 1939], bekend als dramaturg-acteur en toneelschrijver en verbonden aan het Reizend Volkstheater. Ooit zei Houben me: ‘het massaspel heeft zichzelf geschreven, ik mocht de pen vasthouden’.
| |
| |
Mark Liebrecht (pseudoniem voor Marcel Oger, geboren in Sint-Truiden in 1916, overleden in Mortsel in 1975) regisseerde en had de algemene leiding. Als eerste regisseur fungeerde Fred Kuypers. Het enorme decor van 86 meter breed met een loopbrug naar het stadhuis en aan weerszijden twee reusachtige schermen van zestien bij 25 meter, werd ontworpen door Maurits Fels. Fernand van Durme arrangeerde de sterk beeldende muziek (onder andere de Reynaertliederen van de Elegasten). Jacques Delsing leidde de choreografie. Kunstenares Vera Neels ontwierp de kostuums. De acteurs werden gerekruteerd uit de plaatselijke toneelgezelschappen. Niet minder dan 600 jongeren zorgden voor de figuratie (waaronder de jonge Tom Lanoye als vossenwelp).
Het spel overtrof alle verwachtingen. De krantenartikels waren bijna eensluidend lovend. Onuitputtelijke verbeeldingskracht, titelde Het Vrije Waasland van 21 mei 1973. Het was een overweldigend kijkspel waar zelfs vuurwerk bij te pas kwam. Dezelfde krant loofde ‘een denderende Reynaert, sober en precies in de uitbeelding van zijn karakter’, die op iedereen grote indruk maakt (25 mei 1973). Zelfs de soms stekelige plaatselijke columnist en Reynaerdist Theo Penneman gewaagde in Het Vrije Waasland van 1 juni 1973 van een ‘misbaksel door regie en vertolking gered’.
Het verhaal begint (toen nog) origineel. Willem verschijnt voor het hof, maar is er niet welkom. Hij wordt beschouwd als een lastpost. Maar hij is nu eenmaal zo populair geworden dat het gezelschap hem wel moet toelaten zijn stuk Van de vos Reynaerde op te voeren. Willem zal de rol van Reynaert spelen. Ook het volk mag meedoen. Iedereen vermomt zich in dierentooi. Het beestenspel kan beginnen. Dit procédé zal Jaak van der Helst ook in latere Reynaertspelen toepassen.
JvdH: ‘Het was een gigantische opgave. Op zo'n immens podium verschrompel je als mens tot een mier. Hoe wordt je gebaar voor de massa herkenbaar? Hoe overwin je de afstand? Ik probeerde het met korte, dansende pasjes en vleiende hoofdbewegingen.’
In 1985 nam de intussen gestichte Orde van de Vos Reinaert het initiatief het Reynaertspel opnieuw op te voeren, zij het dan in een nieuw kleed. De grote inspirator was Jaak van der Helst. Hij paste de tekst van Houben aan en regisseerde zelf. 600 spelers riepen een nieuwe Reynaertwereld op. Er werkten meer dan 90 mensen mee achter de schermen. Het moest een overweldigend spektakel worden waarbij de modernste middelen aan bod kwamen.
| |
| |
| |
| |
Vervolgens naar een Malpertuus in de schaduw van kasteel Walburg te Sint-Niklaas?
JvdH: ‘Ja, een totaal ander spel, een andere kijk op het verhaal, met andere accenten, zonder de inhoud van de Middelnederlandse tekst al te veel te verraden. Het werd een stuk met verwijzingen naar de actualiteit van de jaren 80 met de koning, de koningin, de eerste minister, de generaal en heel wat hoogwaardigheidsbekleders in dierenhuid. Het Reynaertverhaal was een soort alibi, een gezelschapsspel.
Wanneer het spel voor sommige spelers al te gênant wordt, besluiten ze terug in hun rol van hedendaagse gezagdragers te kruipen. Een spel in het spel, vol scherpe kritiek op het militarisme, de gezagsdragers en de kritiekloze volgzame burgers, de wolven die meehuilen in het bos. Voortdurend werden heden en verleden door elkaar gehaald. Het Reynaertverhaal kwam niet volledig aan bod: geen Courtois, geen Belijn, geen lekenbiecht en geen pleitrede rond de fabuleuze schat.’
Het was een spectaculair spel, met schitterende evocaties (zelfs hollende paarden ontbraken niet!), een feeëriek gebeuren waarbij kleur, licht en klank met elkaar wedijverden in intensiteit. Boeiend, meeslepend, wervelend, met een ongebreidelde verbeelding. Jaak van der Helst is een meester in het bespelen van de ruimte. Hij kende de taal en de stijl van het massaspel zo goed als zijn leermeester Mark Liebrecht. Wat mij nog duidelijk voor ogen staat is het idyllische tafereel van Reynaert en de zijnen in het veilige Malpertuus. De negen opvoeringen waren alle even succesvol.
| |
| |
Waarom de Orde van de Vos Reinaert?
JvdH: ‘Het Reynaerttreffen van 1973 smeedde een hechte band tussen alle medewerkers. De idee groeide om die band te bestendigen in een vereniging, een orde, die in de eerste plaats voor een vervolg zou zorgen van het eerste spel. Het stadsbestuur werd aangesproken en daar zag men het wel zitten, maar om mij nog altijd onbekende redenen haakte men toch af. De nagestreefde “officialisering” mislukte dus, maar wij gaven het niet op. Op 7 maart 1976 werd uiteindelijk de Orde van de Vos Reinaert gesticht op initiatief van enkele enthousiastelingen. Een vossenraad van maximum tien leden vormde het dagelijks bestuur. De “grootorde” verzamelde personen die zich op bijzondere wijze op Reynaerdelijk gebied hadden onderscheiden. Ze werden opgenomen op voorstel van de vossenraad. Alle rechtstreekse medewerkers waren “vossen”. Fernand van Durme werd de eerste voorzitter. Ikzelf zat in de raad en werd de tweede voorzitter. Onze eerste droom werd de realisatie van een Mark Liebrecht-avond. Heel wat illustere “Reynaerdisten” werden toen opgenomen in de grootorde, onder anderen Mark Liebrecht, Broeder Aloïs (postuum), Anton van Wilderode, André Stoop, Maurice Nonneman, Jozef de Wilde, Marcellijn Dewulf, de Hulsterse burgemeester P. Molthoff, Willem Melis, Maurits Gysseling, Jef Burm, Tine Ruyschaert, Albert Poels en Marcel Ryssen. De grootordeleden kregen na een laudatio een “grootlint” opgespeld. Een eregast verzorgde een academische rede. Op een bepaald ogenblik werd gestopt met deze nominaties omdat wij in een ruimer rekruteringsgebied wilden terechtkomen. Vanaf 1989 werd overgegaan tot nominaties van Wase toneelspelers. We waren toen van oordeel dat amateurtoneelspelers meer waardering verdienden en te weinig aan bod kwamen. Voortaan reikten wij dus, omtrent de “sinksendagen”, vossenpluimen en “oscars” uit voor uitzonderlijke prestaties op gebied van acteren,
regie, technische omkadering... Met die oscars waren we echter zuinig. Ze werden bijvoorbeeld slechts uitgereikt bij beëindiging van een carrière of een uitzonderlijk goede vertoning. Een oscar was een eikenhouten schild met inscriptie op een koperen plaatje, plus een bas-reliëf waarop een of ander Reynaertfragment werd uitgebeeld. Maar lang werd dit niet volgehouden. Het werd stil rond de Orde. We namen nog het initiatief tot het totaalspel Scrooge, maar daarna bleven wij inactief. Maar goed, feitelijk bestaan we nog. En wie weet ...’
En nog was het niet gedaan met de vos in Sint-Niklaas?
JvdH: ‘Het Reynaertvuur was blijkbaar nog niet geblust. In 1992 kwam de loze vos opnieuw aan zijn trekken, zij het dan in een andere pels met Ik, Reynaert! (met uitroepteken) nabij kasteel Walburg, waar ook in 1985 het spel werd gespeeld. Spetterend was het zeker. De tekst van Houben was verouderd en wij (Yvan de Maesschalck, Freddy Poeck, Jaak van der Helst en Marcel Ryssen] schreven een nieuwe tekst. Twee jaar pennen, samenleggen van ideeën en teksten, wikken en wegen en vooral schrappen, tot uit eindeloos overleg een eindredactie tot stand kwam. De eisen die specifiek zijn aan een massaspel, de beschikbare ruimte in het stadspark en de regie die ik in mijn hoofd had, waren bepalende factoren voor die tekst. Vanzelfsprekend dus dat ik het laatste woord had... en misschien af en toe wel eens ongenoegen opwekte bij de andere auteurs. Maar het liep. Ik wilde de vos en zijn kompanen een Europese pels aantrekken. De Europese gedachte kreeg in
| |
| |
die jaren meer en meer vorm en ik wilde dat eenwordend Europa een beetje in zijn hemd zetten. Ik liet dus gekroonde en ongekroonde hoofden lustig kibbelen terwijl ze intussen fel in het ootje genomen werden door een sluwe en vooral zeer kritische vos. Het werd een van de moeilijkste zaken die ik ooit gedaan heb. De hofdag vond plaats in het Engelse koninklijk kasteel. Een bloemlezing van toenmalige Europese leiders zwermde rond de troon van Elisabeth en Philip: Margaret Thatcher, Helmut Kohl, François Mitterand, Giscard d'Estaing, Ruud Lubbers, Wilfried Martens, Rainier van Monaco en Juan Carlos van Spanje, maar ook Michael Gorbatchov en paus Johannes-Paulus II. Reynaert kronkelde zich tussen deze leiders. Hij belichaamde het desastreuze. Opnieuw zette het spel in met een verkleedpartij. Dan kon het spel in het spel beginnen: een machtsstrijd met vooral ellebogenwerk, dwarsliggen en elkaar de duivel aandoen. Alleen Reynaert, Hermeline en hun kinderen bleven zichzelf. Het oorspronkelijke verhaal liep als een rode en zeer herkenbare draad doorheen het Europese gehakketak: de hofdag, de verdediging door Grimbaart, de dagingen door Bruin, Tibeert en de das, Reynaerts biecht aan het hof, het goudverhaal, de ontschoeiing, het vossenhol Malpertuus, Belijn en zijn Cuwaertkopbrief, vaak verwezenlijkt met flashbacks.’
Ik herinner me nog levendig hoe verbluffend met klank, kleur en temporijke beweging werd gespeeld. Het ene speciale effect volgde op het andere. De laatste technische snufjes werden ingeschakeld zodat bijvoorbeeld Tiecelijn over de vijver naar de galg kon vliegen. Yvan de Maesschalck schreef toen: ‘de gehele Reynaert aan plakken gesneden, maar in theatraal opzicht één brok onversneden passie.
| |
| |
Pakkend, vertederend, ontluisterend, wrang, onheilspellend lief.’ Reynaert kreeg een grotere kop dan de andere dieren om zijn suprematie te accentueren. Hij verstoorde doelbewust de vrede. Hij was door en door slecht, de verpersoonlijking van het kwaad. In mijn geheugen staan nog steeds de dansende biggetjes in hun ‘roze balletten’, de scène waar Reynaerts kinderen met het schoeisel van Isegrim en Hersinde spelen en de spookachtige effecten met zwaailichten. Het was opnieuw een gigantische organisatie met 400 medewerkers, waarvan 200 technische assistenten, tien kilometer tekstband, 37 geluidsfragmenten, 65 lichtstanden, 195 kostuums, 50 maskers en een rekening van meer dan 40.000 euro.
Ook in Hulst was je de vos op het spoor tijdens de Reynaert Ommeganck op 21 september 1980?
JvdH: ‘Het concept was door mij bedacht. Ik voerde de regie en had ook mijn aandeel in het scenario van Joke Bijnsdorp, Denise Verpaalen en Wim Snuverink. Aanleiding was het 800-jarig bestaan van de Reynaertstad Hulst. De Reynaertstichting wilde met die stoet een hoogtepunt in die viering leggen.’
Het initiatief van een Reynaertstoet of -spel in Hulst was echter niet nieuw. Reeds in 1956 werd een dergelijke Reynaertmanifestatie een groot succes. Dan waren er opvoeringen in 1958 en 1961 (de laatste geregisseerd door Antoon van der Plaatse). In 1968 zou er een vierde uitgave komen, maar de financiële middelen ontbraken. In 1980 waren die middelen er in de stadsjubileumviering wel. Er namen dertien wagens deel. Een nar en een heraut van Nobel zetten de parade in. Daarna volgden de belangrijkste episodes uit het dierenepos. Alle episodes werden gespeeld. Als afwisseling tussen de wagens kwamen er groepen met vossenspreuken en vossengezegden, vendeliers, uitbeeldingen van fabels van La Fontaine, oude instrumenten en oude volksmuziek. En tot slot het vossenlied dat in 1973 door de Elegasten werd gezongen:
Zijn oog is vlug, zijn tong is los
en kwalijk zijn zijn streken.
| |
Tot slot
Niemand verstaat de kunst van het totaalspektakel beter dan Jaak van der Helst. Hij weet welke rol de taal daarin moet spelen: kort gebald, eenvoudig, op de man af en vooral beeldend. Toch blijft de boodschap telkens overeind. Ze wordt niet weggemoffeld achter retoriek en overdreven effecten. Jaak van der Helst wil dat de kijker kan volgen en de symboliek verstaat. Hij heeft naar mijn gevoel het goede evenwicht gevonden tussen het spektakel en de diepere inhoud. Zijn mateloze fantasie, zijn gevoel voor de ruimte waarin het gebeuren zich moet afspelen, zijn kennis van de modernste toneeltechnieken en zijn taalbeheersing maken hem tot een talentvol regisseur. Het is een grote verdienste dat hij voor vele duizenden toeschouwers het Reynaertverhaal op beeldende wijze toegankelijk heeft gemaakt.
| |
| |
Over de vos schreef hij in zijn laatste Reynaertregie uit 1992:
heeft mijn diepste zinnen geroerd.
Net als die duizenden Vosse-delvers
geen oplossingen gevonden -
en je blaft me laatdunkend na:
Vos - ik heb me met je pels omhuld
maar ook je dodend instinct -
moet ik nog steeds nahollen.
zet ik je op een schavotje
Dit was mijn laatste jacht, Reinaert
Heb ik de buit gemist?...
| |
| |
| |
Naschrift
De Reynaertmassaspelen waaraan Jaak van der Helst meewerkte, worden gedocumenteerd in de archieven van de Bibliotheca Wasiana en het Stadsarchief te Sint-Niklaas. Yvan de Maesschalck schreef over het massaspel van 1973 het artikel: Reynaertspelen in Sint-Niklaas, in: Archivaria, 1 (1992) 2, september, p. 69-74.
In Tiecelijn jaargang 5 (1992), nummer 4, verschenen artikels over Ik, Reynaert!, m.n. van Rik van Daele (Ik, Reynaert!, een vos in dienst van Europa), p. 160-162 en Yvan de Maesschalck (Ik, Reynaert!, of een zachtzinnige nabeschouwing), p. 163-164.
De foto's bij deze bijdrage zijn alle afkomstig uit het Stadsarchief Sint-Niklaas (met dank aan Piet van Bouchaute en Patty de Meester). De foto's werden genomen door Foto Delro te Sint-Niklaas. De centrale Reynaertfiguur is telkens Jaak van der Helst. De overzichtsfoto met tribunes en lichtmasten wijst op het spectaculaire karakter van het geheel.
De grafische werken zijn de logo's van de drie grote Sint-Niklase Reynaertmassaspelen. De cartoon werd in 1995 vervaardigd door Ernest Mets. |
|