Tiecelijn. Jaargang 18
(2005)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 339]
| |||
nawoord■ Paul Wackers
| |||
[pagina 340]
| |||
tussen wolf en vos. De auteur van branche XVII volgt Pierre als hij Renart terecht laat komen op een boerderij waar hij Chantecler als prooi ziet. Dan gaat hij zijn eigen weg: zijn schets van de rijkdom en de gierigheid van de dorper Bertold zijn origineel. Ook het ‘gevecht’ tussen vos en dorper is nieuw. Eerst lijkt de dorper te winnen omdat hij Renart in een net weet te verstrikken, maar uiteindelijk is Renart de overwinnaar omdat hij zich in het been van de dorper blijft vastbijten tot deze zich overgeeft en de vazalleneed zweert. Als vazallengave eist Renart dan Chantecler en hoewel Bertold een tijd tegenstribbelt, krijgt de vos de haan ook. Hij loopt ermee naar zijn huis, maar onderweg weet Chantecler te ontsnappen. Bij Pierre de Saint-Cloud is dit een zeer geestige scène. Vos en haan worden achtervolgd door een groep boeren die de vos ‘dief’ en andere beledigingen toeroepen. De haan zegt tegen de vos dat hij dat niet moet nemen en moet antwoorden dat hij slechts zijn rechtmatig eigendom meeneemt. Als de vos zijn bek opent om dat de doen, vliegt de haan op, strijkt neer op een boomtak en ontsnapt zo aan de dood. In deze branche gaat het iets anders. De haan weeklaagt. Renart wijst hem erop dat hij een rechtmatige gift is en dat hij geen reden heeft zijn voormalige bezitter te vervloeken. De haan blijft bedroefd. Al zijn medekippen zullen onder grote feestelijkheid sterven maar voor hem zal er niets gezongen worden. Daar wil Renart wel iets aan doen. Maar zodra hij zijn bek opent om te gaan zingen, ontsnapt Chantecler. Enerzijds is dit een interessante variatie. Anderzijds wordt ons gevoel voor logica hier wel geweld aangedaan. Er heeft immers al een heel gesprek plaatsgevonden voordat de ontsnappingscène volgt. De haan had dus al veel eerder weg kunnen zijn. Waarschijnlijk was dit soort verhaallogica in de dertiende eeuw minder belangrijk dan thans, maar het zal toch wel niet geheel toevallig zijn dat het werk van Pierre de Saint-Cloud ook al in de dertiende eeuw populairder was dan branche XVII. Deze confrontatie tussen vos en haan wordt beëindigd door de komst van jachthonden en jagers waarvoor de vos moet vluchten. Deze scène vinden we ook in het werk van Pierre, maar daar is de jacht op de vos het einde van de ontmoeting met de mees. De auteur van branche XVII speelt dus met zijn voorgegeven materiaal. We komen nu bij het tweede deel, waarin de koning, de wolf en de vos samen op jacht gaan en waarbij het centrale thema het verdelen van de jachtbuit is. Renart ziet de wolf en de leeuw samen en gaat erheen ‘om de wolf - hij wist nog niet hoe/uit wraakzucht een kool te stoven’. Dit is een toespeling op de Ysengrimus die nu het voorbeeld wordt. Daar begint de episode over de verdeling van de buit met de wens van Reinardus om de wolf leed te bezorgen door hem in contact te brengen met de leeuw. Hetzelfde wordt in de geciteerde Franse regels gezegd. Het vervolg van de branche is echter in eerste instantie origineel. Renart wil samen met leeuw en wolf voedsel verwerven, maar de leeuw vindt dat niet nodig. Pas nadat Renart hem indirect verwijt dat hij alleen machtigen om zich heen duldt, mag Renart meedoen. En dan sputtert Renart opnieuw tegen...Hij durft niet goed samen met de wolf op te trekken omdat deze boos op hem is vanwege het vermeende overspel van de vos met de wolvin. De koning treedt dan als verzoener op en vos en wolf sluiten - schijnbaar - vrede. Dat overspel is een van de meest gebruikte thema's in de Roman de Renart en het vindt zijn oorsprong in het werk van Pierre de Saint-Cloud. Ook voor het tweede deel van de branche is het dus passend dat de auteur zich achter Pierre verschuilt. De drie jagers vinden een stier, een koe en een kalf. Renart wordt uitgestuurd om te zien of deze bewaakt worden. Dan volgt een van de meest opmerkelijke scènes uit de hele Roman de Renart. Renart vermoordt de boer die de wacht houdt. Hij | |||
[pagina 341]
| |||
neemt daar ruim de tijd voor en gebruikt in eerste instantie zijn eigen poep als wapen, later behalve onderdompeling ook stenen en aarde. De smerigheid van deze scène is al uitzonderlijk, het sadisme nog veel meer. Terwijl Renart zijn tijd neemt om de boer te doden, maakt Ysengrin hem zwart bij de koning. Dat de vos zoveel tijd nodig heeft, is zeker een teken van minachting voor de koning. De koning gelooft de wolf in eerste instantie maar Renart kan zijn gedrag uitleggen. De koning is blij dat ze nu veilig de buit kunnen verorberen, maar eerst moet er nog verdeeld worden. Ysengrin moet het doen. Hij wenst Renart opnieuw te benadelen, dus hij deelt de koning de stier toe, de (afwezige) koningin het kalf en zelf neemt hij de koe. Om te voorkomen dat hij hebzuchtig lijkt, karakteriseert hij het kalf als ‘jong en mals en teder’ en noemt hij de koe ‘mager’. En Renart? Die moet maar zien dat hij wat krijgt. Zo had de wolf het beter niet kunnen doen, want: ‘Gevaarlijk is hij die machtig is, / want wie gezag en macht bezit / zal ze gebruiken en ook tonen / en laat zich door geen mens intomen / en hij weigert ook te delen / hetgeen anderen voor hem stelen./ Daarom had meester Ysegrijn / wijs en attent moeten zijn / alvorens argeloos over te gaan / tot 't opeisen van zijn part.’ Hoe gevaarlijk het is met machtigen om te gaan, blijkt onmiddellijk. De koning is boos en trekt Ysengrin het vel van zijn kruin af. Dan moet Renart delen. Die zegt eerst dat dat niet nodig is en dat de koning kan nemen wat hij nodig heeft, dat wil zeggen: alles. Dat vindt de koning echter niet goed. Renart moet delen. Dan geeft Renart de stier aan de koning, de koe aan de (afwezige) koningin en het kalf aan de (eveneens afwezige) kroonprins. Dit vindt Noble de perfecte verdeling. Zoals al is aangegeven gebruikt de auteur van branche XVII hier de Ysengrimus. In dat verhaal gaat het iets anders. Daar zorgt Reinardus dat leeuw, wolf en vos samen op jacht gaan met de bewuste bedoeling om de wolf schade te berokkenen. Hij denkt dat hij dat kan omdat hij rekent op de hebzucht van de leeuw. De drie vangen een koe en Ysengrimus moet verdelen. Hij doet dat eerlijk door drie gelijke porties te maken. De koning ontsteekt in woede en scheurt Ysengrimus het vel van zijn hoofd. Dan moet Reinardus delen. Die weigert eerst en zegt dat de koning alles maar moet nemen. Dat weigert de koning weer verontwaardigd. Hij zal niets nemen dat hem niet rechtens is toegewezen. Reinardus verdeelt de buit in drie ongelijke delen. Aan elk deel voegt hij een poot toe en de vierde poot legt hij apart. Het beste deel is voor de koning, het middelste voor de koningin en het minste deel voor de koningskinderen. De losse poot is naar believen van de koning voor hem of voor Reinardus. Met deze verdeling is de koning geheel tevreden. We zien tegelijk overeenkomsten en verschillen tussen deze twee versies. In de Ysengrimus is het duidelijk dat Reinardus uit is op het schaden van de wolf en het publiek weet welk mechanisme hij daarvoor denkt te gebruiken: de hebzucht van de koning. Het is dus passend dat Ysengrimus eerlijk deelt. Hij probeert het goed te doen, maar dat baat hem niet want hij heeft te weinig rekening gehouden met de grenzeloze hebzucht van machthebbers. In branche XVII is behouden dat Renart de wolf wil schaden, maar eigenlijk doet de vos niets om het slechte lot van Ysengrin te bewerkstelligen. En omdat ook de vooraankondiging van de ideeën van de vos ontbreekt, kan het publiek de afloop van het gebeuren niet koppelen aan het gedrag van de vos. Er zijn meer impliciete elementen in de versie van branche XVII. Zo is niet duidelijk waarom de koning niet alles zomaar wil nemen. In de Ysengrimus verklaart de koning dat hij niets zal nemen dat hem niet rechtens is toegewezen. Daardoor ontstaat het beeld van een juridische farce. Het is immers eigenbelang van de vos om | |||
[pagina 342]
| |||
de koning alles te geven. Hij moet alleen een juridische formule vinden om dat te kunnen doen. In branche XVII speelt waarschijnlijk hetzelfde, maar het wordt niet verwoord, dus het oorspronkelijke publiek moest zelf een reden voor de noodzaak van een verdeling bedenken. Door de verschillen hebben de twee versies ook een verschillend effect. In de Ysengrimus gaat het om de ongebreidelde hebzucht van de koning en het onvermogen van de wolf om daarop te anticiperen. In de branche gaat het meer om de aloude tegenstelling tussen wolf en vos. De wolf probeert immers de vos zwart te maken bij de koning als die de boer aan het doden is en hij maakt een verdeling die de vos duidelijk benadeelt. En de vos ging naar wolf en leeuw om de wolf te schaden. Op het eind speelt hij ook nog een spelletje met de wolf door aan de koning te vragen of die Ysengrin iets van de buit wil geven, maar te laten merken dat hij het niet meent (‘Terwijl hij zo aan 't spreken was, / maakte hij naar Nobel een grimas, / die compeer Ysegrijn niet zag.’).
Ook op dit punt sluit de branche voortreffelijk aan bij de hoofdmoot van de Roman de Renart. Echt bijzondere elementen in het verhaal zijn alleen de moord op de boer en de brute wijze waarop Noble zijn hebzucht bevredigt. Er bestaat geen bevredigende verklaring voor deze elementen. Het zou kunnen, dat deze branche oorspronkelijk ontstaan is in een adellijk milieu dat zich tegelijk tegen de niet-adellijken in de maatschappij en tegen de koning wilde afzetten. De afkeer tegen nietedellieden zou kunnen voortkomen uit onvrede vanwege de toenemende economische macht van burgers. Dat zou verklaren waarom de rijkdom en de gierigheid van Bertold zo sterk worden aangezet. Dat hij zich uiteindelijk via een vazalleneed onderwerpt aan Renart is dan tegelijk een spelen met de waarde van zo'n eed en een fictionele onderwerping van de economische ‘tegenstander’. De moord op de boer zou vanuit dit perspectief gezien kunnen worden als een poging om het elitaire karakter van de adel te versterken door het, hier letterlijke, uitroeien van het vulgus. Tegen de koning heeft men bezwaar omdat die steeds meer concrete macht krijgt en de oude adellijke feodale verhoudingen (die meestal grote vrijheid boden aan de vazallen) geleidelijk worden vervangen door ambtelijk en economisch overwicht van de koning. Dat zou als ongebreidelde hebzucht kunnen worden gezien. De economische en politieke ontwikkelingen rond 1200 spreken een dergelijke interpretatie niet tegen, maar dat maakt haar niet minder speculatief. Daarom is het goed ter afsluiting alleen nog eenmaal de nadruk te leggen op het heel bijzondere gedrag van de koning in deze branche. In de meeste branches van de Roman de Renart is Noble een goede, zij het niet erg krachtdadige vorst. In Van den vos Reynaerde treedt hij ook lange tijd zorgvuldig en juridisch verantwoord op, en als zijn hebzucht de overhand krijgt, dan weet hij dat goed te maskeren. Maar in de Europese overlevering van de dierenepiek kan de koning der dieren ook een echte despoot zijn. En dat is een vaststelling die in een speciaal leeuwennummer niet hoort te ontbreken. | |||
[pagina 343]
| |||
Literatuur
Van Keymeulen vertaalde naar de editie van A. Strubel (Parijs, Gallimard, 1998 in de Pléiadereeks). Branche XVII (nummering Strubel) is bij Martin nummer XVI, bij Roques XVIII en bij Fukumoto-Harano-Suzuki branche 14. |
|