| |
| |
| |
vertaling
■ Paul van Keymeulen
Reynaert de tovenaar (branche XXIV)
Samenvatting
Reynaert de tovenaar is een procesbranche. Het verhaal begint in medias res. Reynaert wordt aan het hof van koning Nobel beschuldigd door achtereenvolgens Ysengrijn (hoererij, bepissen welpen en zweren op Roönel), Cantecleer (de moord op Coppe), Bruin (de verminking na de honingdiefstal) en Tybaert. Reynaert doet een beroep op de rechtschapenheid van de koning en vraagt een eerlijk proces. Hij tracht zelf alle klachten te weerleggen. De koning vraagt een raad van vijf hem te adviseren in de rechtspraak (waarvan de luipaard het laatste woord heeft). Zij laten echter de koning beslissen, die op zijn beurt voor de zwaarste aanklacht (moord!), het verdict in handen legt van de klager. Canteclaer eist - tot woede van de koning - de strop, die letterlijk om Reynaerts hals wordt gelegd. Het ziet er weerom slecht uit voor de vos. De geoefende Reynaerttoehoorder / -lezer stelt zich alleen de vraag: hoe zal de vos deze keer weten te ontsnappen? Reynaerts list is al even knap als in Van den vos Reynaerde. Geen schat is de verborgen verleider, wel een vrouw voor koning Nobel, dochter van de rijke koning Ivorijn, mooi en rijk én bovendien kan ze zich veranderen in andere wezens. Zij is ook de erfgenaam van de machtige vorst. Reynaert wordt vrijgelaten om de bruid op te halen. Terug thuis geeft Hermelijne haar echtgenoot de raad zich in Toledo te gaan bekwamen in de tovenarij. Op kippenrooftocht in de Spaanse stad wordt Rein in het huis van een tovenaar bijna vermoord. Men besluit de gevangen vos vet te mesten. Ondertussen leert de attente gevangene de duivelse kunsten van zijn meester, de necromagist Henri(cus). Hij keert terug naar Broceliande waar Nobel (als een echte Artur) huist. Er wordt een grootse bruiloft voorbereid. Een bloedmooie leeuwin verschijnt samen met een stoet vuurbrakende en brullende wezens, resultaten van Reynaerts toverkunsten. Door zijn eigen creatie te manipuleren neemt de vos nog maar eens wraak op
zijn erfvijand Ysengrijn. Volgens de leeuwin bezondigt de wolf zich voortdurend aan het schenden van de hoofse tafelmanieren. Weerom verliest Ysengrijn zijn vel, wat hem felle vossenspot oplevert. Na de maaltijd worden feestelijke spelen georganiseerd (salto's maken, hoepelspringen, koordlopen), waarbij de hoofse dieren uit de Nobelwereld in competitie met Reynaerts tovercreaturen steeds als zeer onhoofse verliezers eerloos uit het strijdperk treden. Hun onhoofsheid uit zich in hevige winden en uiteengespatte darmen. Hoofse ridders worden gedegradeerd tot nietgeoefende circusbeesten. De koningin in spe daagt Reynaert uit sterke kunsten te vertonen. De vos waagt een fantastische sprong als duivelskunstenaar. De koning heeft nog één wens, die te zoeken is in het veld van het scabreuze. Reynaert meent dat zijn vrouw een antwoord heeft en heeft meteen een excuus om zich van het hof te verwijderen.
| |
| |
| |
Tekst
Gij die van Reynaert hebt gehoord
leen mij nu een gewillig oor
en ik vertel u van de list
waarmee hij zich te redden wist.
Het rosse dier moest wel bekennen
dat hij geen dag vrede zou kennen
zolang hij in vijandschap woonde
met vorst Nobel en niet toonde
zijn handigheid en listigheid.
- Heer koning, heeft Reynaert gezeid,
ik zweer u onderdanigheid;
wat ook uw wensen mogen zijn,
spreek ze uit en ik gehoorzaam.
Ik ben gekomen op uw vraag.
Behandel mij zoals 't betaamt.
Als ik zoveel fouten heb begaan
die verdienen rad of strop
was ik dan gekomen naar uw hof?
Ik ware gebleven in mijn burcht
waar ik beleg noch leger ducht.
Ik ben gekomen uit vrije wil
omdat mij kwaad treft noch delict.
Het is dan ook vrij en onvervaard
dat ik hier sta voor uw raad.
Ik heb u gediend in hou en trouwe,
daarom kunt ge op mij betrouwen.
Ge zoudt er uw eer bij inschieten,
o vorst, als ge zoudt gebieden
dat ik onschuldig word berecht
door uw raad of uw gerecht,
terwijl ik hier de protectie
van mijn heer en koning geniet.
Maar, vorst, zegt men niet voor waarheid,
dat in u leeft zoveel goedheid,
dat ge een rechtvaardig rechter zijt
ondanks uw macht en uw strengheid,
dat ge u niet voor al 't goud van Rome
slecht of onredelijk zoudt tonen?
Ik weet het, mocht het ongeluk
mij doen neerstorten in de put,
dat ge goed zoudt zijn en loyaal
en ge geen baron of vassaal
voor simonie, zilver of goud
straffen of veroordelen zoudt.
Koning, als het u belieft, doe
stoppen dit gegil en geroep.
Dat ook wie zijn klacht niet intrekt
voor u tekst en uitleg verstrekt
opdat gij zoudt inzicht krijgen
in wat ze mij durven verwijten.
Dat de barons die voor de raad
zich zo woest tonen en zo kwaad
om beurt opstaan en zonder gillen
komen verklaren wat zij willen.
Als ik mij niet kan disculperen
en aantonen mijn recht in ere
bind me dan maar aan de kwast
van een aftandse merrie vast.
Maar wil ervoor zorgen, o koning,
dat legaal verloopt het rechtsgeding.
- Goed, zei de koning, goed mooiprater.
Bij mijn devotie voor mijn vader,
ik verafschuw en ik weiger
de slechte naam en faam te krijgen
dat ik omkoopbaar ben voor goud
en mijn raad veil rechtspraak houdt.
'k Wil een rechtschapen rechter zijn.
Wie dus aan Reynaert iets verwijt,
staat op en formuleert zijn klacht.
Als de vos schuldig wordt geacht
dan zal hij dit hof niet verlaten
zonder in schand 't leven te laten.
Heer Ysegrijn is opgesprongen
en, nog van razernij doordrongen,
eist hij dat Rein de eed aflegt
die hem de raad had opgelegd
als vergelding voor zijn misdaad.
Hij is voor de koning gaan staan
en zegt: - Nobel, wil het mij vergeven
als ik hier aanklaag Rein, mijn neve.
Een vonnis velden uw baronnen
waarbij Reynaert werd gedwongen
om zich onder eed tegenover mij
te disculperen van de hoererij
met mijn vrouw Hersent bedreven,
die met die blaam moet verder leven,
al gold alleen Reynaert de aanklacht.
Heer koning, zo luidt nu mijn gedacht:
hij had zich in mijn hol verborgen,
sloeg en bepiste daar mijn jongen.
Dit misdrijf, vorst, wacht nog op wraak.
Wij weten allen inderdaad,
dat Reynaert wou zweren de eed
wat de galgenbrok hopen deed
dat ik het hem nog zou vergeven.
| |
| |
Maar toen hij de eed moest zweren,
dan sloeg hij ijlings op de vlucht
en hij verborg zich in zijn burcht.
Al de baronnen van de raad
weten goed waar het hier om gaat
zodat het grote schande zou zijn
als hij zou worden vrijgepleit.
Laat mij geschien gerechtigheid
en win daardoor mijn dankbaarheid.
Gestraft moet worden nu het kwaad
en geoogst wat werd gezaaid.
Maar misschien is hij zo verdorven
en handig om ervoor te zorgen
dat hij het vonnis kan ontwijken
en, zoals het wellicht zal blijken,
ontkent hij het gepleegd verraad.
Toch klaag ik baron Reynaert aan,
zo helpe mij God, ons aller Heer.
Ik onderwerp me zonder meer
aan wat besluit het parlement
en zwicht zonder ressentiment;
aanvaarden zal ik het vonnis
als het juist en rechtvaardig is.
- Heer Ysegrijn, Reynaert dan zegt,
hebt ge daarmee alles gezegd?
- Ik heb daar niets aan toe te voegen.
Gij zult u nodeloos vermoeien
om te weerleggen mijn aanklachten
of om ze ook maar te ontkrachten,
want vandaag heb ik niet gedronken
en ik ben dus niet beschonken.
Rein zegt: - Heer koning, aanhoor mij
en oordeel dan wie van ons bei
het gelijk heeft aan zijn zijde.
Neerkomen zal op Ysegrijne
zijn aanklacht tegen mij gericht.
't Is waar, ik werd erdoor verplicht,
door Brichemer die gij mij zondt,
om mij te melden aan uw hof
en te doen wat uw raad belieft.
Ik las verder in uw brief
- ik weet niet hoe geformuleerd -
dat het gewoonterecht ons leert
dat, wie doet een bekentenis
ontsnappen kan aan het vonnis.
Toen ik die brief goed had gelezen
was ik bereid de eed te zweren
waarvoor Roönel borg zou staan.
We zijn samen op weg gegaan.
Ik kwam dus naar uw justitie
beschermd door uw convocatie.
'k Vertel nu hoe ik onderging
een smadelijke vernedering.
Toen ik op de gestelde dag,
koning, hier aan uw hof aankwam,
liet me verstaan heer Ysegrijn,
als een man vol list en venijn,
dat Roönel een been had ingeslikt
en daarin jammerlijk was gestikt.
Hij leunde tegen een zerk voorwaar.
De hond was dus al dood blijkbaar.
Zij besloten, al dan niet met reden,
dat ik op Roönels tand zou zweren
en mijn gelofte zou nakomen.
Geen tel was 't bij mij opgekomen
om meteen op de vlucht te slaan,
daar ik er niet bleef bij stilstaan.
Ik wou hun voorwaarden aanvaarden
om uw godsvrede te bewaren.
Ik stroopte dan mijn mouwen op
en stapte toe op Roönels bot.
'k Had mijn verdriet moeilijk verwerkt
als ik het niet had opgemerkt
dat ik geweldig werd gefopt,
want Roönel heft plots op zijn kop
en stokkend weer naar adem hapt.
Ik gaf me toen goed rekenschap
dat men mij een poets wou bakken
en dat, wou ik hun list ontsnappen,
mij daarvoor niemand kon blameren,
want ze zouden zich niet generen
om mij neer te slaan en in zwijm.
Roönel die al dood moest zijn
joeg me op vol haat en vurig,
hij joeg me na in volle allure
en bezorgde mij vele blessures
met zijn kornuiten tezamen,
meer dan vijfhonderd in getale.
Ze maakten het zo erg en bont
dat ze scheurden mijn jas van bont.
Vorst, zoveel pijn had ik te lijden
ondanks uw brief en vrijgeleide.
U is de schand en mij het leed
wegens uw raadsman die vals deed.
Roönel handelde uit chagrijn
voor mijn vrouw, dame Hermelijn,
die blijkbaar tot zijn grote spijt
afwees zijn amoureuze vlijt.
| |
| |
Laatst werden, heer, voor uw gerecht
tegen hem klachten neergelegd
om de schande u aangedaan
door hem toen hij ging liggen daar
met zijn lastertong uit zijn mond.
Ge moet hem vonnissen terstond
en laten hangen hoger dan
het grootste schoelie van het land.
Getuige van deze scène was
grootmeester Frimaat, de das,
alsook de hoofse heer Grimbere
en nog andere barons en heren.
Maar geen van hen treft een verwijt.
Als 't God belieft zullen zij zijn
eerlijk en vol menselijkheid
en niet liegen voor mijn profijt.
Ze kennen mijn geloofwaardigheid.
En nochtans voor uw vrede en peis
zou ik in uw aanwezigheid
de eed zweren van loyauteit,
want ik verfoei oorlog en opstand
en wens vrede in het hele land.
Aan de kleinste baron van de raad
deed ik nooit of nimmer kwaad,
ik zweer dat op mijn woord van eer.
Als velt de raad geen juist oordeel
dan laat ik mijn pleitrede varen
en zal zonder wrok of bezwaren
zijn vonnis aanvaarden goed en wel.
- Hé, zegt lachend dan vorst Nobel,
bij de heiligen van Betlehem,
als ge de waarheid spreekt, Reynaert,
wordt hun bezit verbeurd verklaard.
Als ge hebt moeten onrecht lijden
ondanks mijn brief en vrijgeleide,
dan wordt uw vorst schuldig verklaard.
Barons, luister goed naar Reynaert;
zijn pleit vergt consideratie
Als klagers komen met hun klachten,
bestudeer ze dan aandachtig
uit eerbied en genegenheid
die ge aan mij verschuldigd zijt.
Laat uw inzicht werken en uw brein
en laat uw vonnis eerlijk zijn.
De haan Canteclaer sprong naar voren
klaar om te vechten want vol toorn,
strijkt zijn pluimen goed en is klaar
om te houden een mooie toespraak.
- Heer koning, roept uit Canteclaer,
vandaag is mijn hart even bezwaard
als bij de dood van vrouwe Coppe
die Reynaert als prooi wou opschrokken.
Bij God, heer, doe mij gerechtigheid
voor uw vazallen die hier zijn,
voor de doodslag die heeft bedreven
op Coppe, Reynaert, Grimberts neve.
De vos Reynaert kan niet ontkennen
dat hij doodde vier van mijn hennen.
Dame Pinte, heer, hier aan mijn zij,
was getuige van die moordpartij.
- 't Is de waarheid, heer, zei die dame,
de Heer geve haar ziel genade.
Ik was getuige van die slachting
die dit heerschap bij ons beging.
De haan heeft zijn klacht geformuleerd
en Rein houdt zijn hoofd omlaag gekeerd.
Hij staart een moment naar de grond,
maar houdt daarom nog niet zijn mond,
integendeel, met stoutmoedigheid
weerlegt hij aanklacht en verwijt.
- Heer koning, luister nu naar mij.
Bij God, toon niet uw razernij,
want niet zo immens was mijn fout.
Zelfs moest ik hangen aan het hout,
ik zou er mij niet bij neerleggen
maar de volle waarheid zeggen
waarop gij recht hebt als de vorst
en met u, Nobel, heel het hof.
Toen ik u vorig jaar genas
van de kwaal die u had aangetast
was de dank die ik genoot
en uw genegenheid zeer groot.
Ge hadt me als drost opgedragen
voor uw landgoed zorg te dragen
en uw belangen te vrijwaren.
Ik behartigde zeer uw zaken
en verliet naderhand het hof
vrij van schand, met niets dan lof.
Door vermoeidheid overmand
en hongerig ben ik beland,
bij Gombert Essenhout, de schoft,
en ik vroeg hem uwentwege
om mij onderdak te geven,
want aan de hemel stond de maan
en ik wist niet waar te gaan.
| |
| |
Ik bad hem ook in uw naam
om met hem aan tafel te gaan,
maar hij sprak een andere taal
en hij weigerde 't mij brutaal.
Uitdagend heeft hij nog verklaard
dat hij u, en mij uiteraard,
niet genoeg in zijn harte droeg
om te doen wat ik hem vroeg.
Ik sloeg een andere toon toen aan
en bedreigde hem in uw naam.
Ik zei dat ik mij zou beklagen
bij u en dat geen dag zou dagen
dat ik hem geen kwaad zou doen.
Maar vijandig antwoordde hij toen:
- Uit eerbied voor uw opdrachtgever,
zal ik u een viaticum geven
waarbij ge zo wordt afgerost
dat geen geklaag helpt bij de vorst.
Toen maakte hij zijn honden los
en hitste ze tegen mij op.
Vijandig gingen zij te keer
en telkens ik achter mij keek
zag ik hun opengesperd gebit.
Tenslotte na een lange rit
kon ik op een hoge rots springen
en bleef daar geruisloos zitten.
Gerust ademhalen kon ik pas
toen ik de meute afdruipen zag.
Ik heb, heer Nobel, heel die nacht
helse momenten doorgebracht
en 't was, omwille van u, vorst,
dat men mij zo behandelen dorst.
Die man heeft mij kwalijk gehoond
en nog meer, Nobel, uw kroon,
omdat ik het had durven wagen
in uw naam onderdak te vragen.
Was mij de gelegenheid geboden,
ik had mij al op hem gewroken,
mij en bovenal u, koning,
voor laster en belediging.
In de ochtend, 's anderendaags,
trof ik daar vrouw Coppe aan
voor wie boer Gombert heel goed zorgt.
Zij keek mij aan vol trots en spot
en zij stak met mij de draak:
deed ik haar het minste kwaad
dan ging ik daar niet vrij vandaan.
Van haar meester was zij vol lof,
die haar liet scharrelen buiten 't hof.
Verongelijkt voelde ik in mij
groeien woede en razernij
en om uw opdracht uit te voeren
verzamelde ik al mijn moed en
nam daarom een beetje wraak
voor de schande u aangedaan.
Heb ik daarin een fout begaan
dan komt het toe aan uw raad
de vergoeding te beoordelen.
Maar als ge mij zoudt veroordelen
tot de grootste en zwaarste straf,
adieu dan drossaard of maarschalk
om over uw landgoed te waken
en de boeren gedwee te maken.
Overigens voel ik geen haat
voor sinjeur Canteclaer, de haan.
Als hij zijn beschuldiging intrekt
dan wil ik volledig en volstrekt
hem de schadeloosstelling geven
die bepaalden uw raadsleden.
- Bij ons Heer, zei Nobel de koning,
een reden tot verbittering
is van die boer het misprijzen
om mijn afgezant af te wijzen
en hem ook te laten verscheuren
door zijn wilde hondenmeute.
Bij mijn baard, hij zal 't betreuren
al bij d'eerste gelegenheid.
Maar Canteclaer, tot onze spijt,
moest het verlies niet ondergaan.
Barons, beslis nu in uw raad
welk eerherstel de vos Reynaert
dient te geven aan Canteclaer.
Maar de overige aanklagers
riepen: - Heer, laat dat voor later
en luister naar wat we beweren.
Opgestaan is dan Bruin, de bere,
kokend van woede en van gram
omdat Nobel Rein ernstig nam
en hem niet verwees naar de galg,
maar zich schaarde aan zijn kant.
- Vorst, o vorst, zei Bruin, de beer,
dat God uw rechtsraad en de heer
die hem leidt beschermen moge
als zij zulk een rechtspraak gedogen.
Ik bid u, vorst, wil mij toch wreken
voor het leed door mij geleden,
toen gij, om Rein naar 't hof te noden,
mij gezonden hebt als uw bode
| |
| |
naar Malpertuis, zijn vossenburcht
waar hij niemand vreest of ducht.
Hij heeft me toen gemaltraiteerd,
mishandeld en getormenteerd
zoals ge trouwens nog kunt zien
en loochenen kan hij het niet,
want indien de vos dat zou doen
werp ik hem mijn handschoen toe.
Ik val hem aan in een tweestrijd
tot hij bekend heeft of bezwijkt.
- Gij doet maar, zei Reynaert de vos,
maar wat een duel is dit, mijn God?
Gij zijt groot en sterk als een eik
en ik helaas tenger en klein
en bovendien nog oud en grijs.
Wie u brengt tot zo'n duel,
brengt u geen eer, weet dat wel.
Ik ben niet gekomen naar dit gerecht
voor een ordale of tweegevecht,
want dan had ik voor dit duel
mij gewend tot de heer Roönel.
Ik kwam hier om mijn heer te spreken
en hem in naam van God te smeken
te aanvaarden mijn genegenheid
en mijn totale loyauteit.
- Reynaert, Reynaert, zei de koning,
wat een schand en vernedering,
toen ge beledigd hebt mijn gezanten
en bebloed, vernederd en vol schande
naar mij hebt teruggezonden,
Bruin, de beer, één en al wonden
en d'eerbiedwaardige Tybaert.
Weet dat ik geen vrijkoop aanvaard.
Zijt ge schuldig aan die misdaad
dan zult ge hangen vroeg of laat.
- Neen, geloof niet, edele Vorst,
- ik smeek het u bij de liefde Gods -
dat ik zo dwaas zou zijn of dom
of onderworpen aan de demon,
dat ik niet zou knielen op de grond
voor een bode die ge mij zondt?
Ik zal u een verklaring geven.
Het is heus waar dat Bruin, de bere,
naar mijn stulp Malpertuis is gekomen
om als uw afgezant en bode
mij te sommeren in uw naam
om te verschijnen voor uw raad.
Ik dacht dat Bruin daar stond te liegen
want hij had zegel noch missive.
Hij smeekte mij bij d'Hemelse Koning
om hem te helpen aan wat honing
of hem te brengen waar honing was.
Ik bracht hem doorheen struikgewas
tot we aan de bijenkorven kwamen
waar Bruin, de bere, zich kon laven.
Misschien staken hem daar de bijen
want op die plaats wou ik niet blijven.
- Bruin, vraagt Nobel, raakte Rein u aan?
- Neen, maar hij kende goed de plaats
waar de strik lag die me strikte.
- Verduiveld, is dat even schrikken!
Bruin, vraagt Rein, waarom dat weerleggen?
Ge zoudt beter de waarheid zeggen.
Dat God hem met schande overlade
en hem in 't hellevuur laat braden,
die zo dwaas en roekeloos leeft.
Bruin, de beer, hem als antwoord geeft:
- Bij God, gij vertelt dwaze praat
en hoopt zo uw straf te ontgaan.
Gij hebt verklaard over de boomstronk,
waarin zich de valstrik bevond
dat daar honing zat verscholen.
- Liet de vos u dat geloven?
- Er stak echt honing in de stam
en, zei Rein, Lanfroot die wist dat
en hij was u kwalijk gezind.
Ik was daar droevig om, mijn vriend,
en kon ik u houden daar vandaan,
ik had het vast en zeker gedaan,
maar om weer uw genegenheid
te winnen, vorst, en uw loyauteit,
en bij al de heiligen zweren
dat ik de dorper nooit liet weten
dat Bruin zijn honing wou opeten.
Hoezeer uw leed en smart mij treffen,
kan ik, baron, u moeilijk zeggen.
Ik betreur dat ik u die nacht
naar pachter Lanfroot heb gebracht.
Ik was voor u een slechte gids,
maar helpen zal ik u gewis
om u op Lanfroot te wreken
als ik hem kan te grazen nemen.
Dan vergaderden de raadsleden,
de voorname en ook de geringe heren,
integere mannen en loyaal,
| |
| |
die zetelden in Nobels tribunaal.
Ik zal nu uitgebreid vertellen
het vonnis dat die mannen velden.
- Bruin, zegt Frimaat, Rein heeft onbeschroomd
zijn onschuld duid'lijk aangetoond
en gij zijt volledig nu genezen,
wil de zaak dus niet ernstig nemen
daar ze zich tegen u kan keren,
want wie zich over alles wil wreken
zal nimmer rust of vrede vinden.
Zo luidt tenminste mijn bevinding.
Laat de kosten van de medicijn
deels voor rekening van Reynaert zijn.
Laten we dus een goed besluit nemen
en al zijn fouten hem vergeven.
Bruin, verlaat u op deze raad!
- Dat ik mij op uw raad verlaat!
Frimaat, zegt Bruin, ge vraagt me veel.
Als ik hem in deze klauwen kreeg
en hij zou loochenen zijn verraad,
dan had ge geen stuk hout opgeraapt
of ik had Reynaert al gekraakt.
- Bruin, zegt Frimaat, ge hebt ongelijk
van zoveel wrok te geven blijk;
ge maakt u bezorgd over een zaak
waarvan kan komen erger kwaad.
Reynaert zal moeten vrede sluiten
naar de regels die wij uiten.
Hij is niet zo dwaas noch vervaard
van uw aanklacht dat hij aanvaardt
met een gerust hart een gevecht
zonder beslissing van 't gerecht.
En ook, ge legt het slecht aan boord.
Wij hebben geen getuigen gehoord
die zagen hoe de vos Reynaert
u smaad toebracht onvervaard.
- Waarvoor zijn die getuigen goed?
Stroomde mijn bloed niet in overvloed?
Pleit mijn bloed dan niet voor mij?
Daarop Cointereau, de aap, zei:
- Bruin, 'n slechte beurt hebt gij gemaakt.
Als ge hem op deze grond daagt
dan zijt ge voor niets opgestaan.
Bij God en zijn almachtigheid!
Verbeeldt u dat ge in onmin zijt
met mij om een of andere reden
en bebloed komt gij aangetreden
- en uzelf hebt ge dat aangedaan -
gij klaagt mij voor die misdaad aan,
zou ik dan een fout goedmaken
die gij, gij alleen komt aanklagen?
Blijf bij die aanklacht toch niet staan
en pak de zaak heel anders aan.
Goed verantwoord heeft zich Reynaert
daar hij u niet heeft aangeraakt
wat gij voor de raad hebt verklaard.
Dit horend bleef de beer niet zwijgen;
hij wist dat hij zou moeten wijken
ondanks de waarheid van zijn woorden.
- Waarde barons, wilt mij aanhoren.
Vermits gij het mij vriendelijk vraagt
- en omdat men de gevolgen draagt
als men niet volgt uw goede raad
en hem verwaand in de wind slaat -
wil ik uw oordeel niet aanvechten,
noch mijn wrok hier laten berechten.
Ik leg me bij uw beslissing neer
en zal doen wat gij begeert.
- Zo is het goed, zei koning Leeuwe.
- Reynaert, als we u garanties geven
en gij ons lastig maakt het leven,
dan zult ge ervoor moeten boeten.
Ik zond Tybaert met mijn groeten
om u naar het paleis te halen,
maar uw ontvangst deed hem balen;
ge hebt hem gelaten in de val
waarin hij, de stakker, gekneld zat
en daarom is hij nog kwaad.
Nu is het Tybaert die rechtstaat.
Hij wou niet de held uithangen
want hij was van Rein nog banger
sedert de valstrik met de zak.
En nooit - zuivere waarheid is dat -
had hij het woord genomen als
de koning niet had gesproken,
want hier werd zoveel gezegd
dat naderhand weer werd weerlegd,
dat, als ik het goed begrijp,
Reynaert aan 't winnen is het pleit.
Men zweeg dan beter in elke taal.
Maar Tybaert stond recht in de zaal
en begon als volgt zijn pleitrede.
- Heer Koning, zei de kat met reden,
de vos heeft een grove fout begaan
als hij goed kende het bestaan
van de strop waarheen hij me leidde
| |
| |
en zo mijn rampspoed voorbereidde.
Domweg gleed ik in het gat
en dra in de strik gevangen zat.
Droef zou de pape achterblijven
om zich te krabben en te wrijven,
terwijl zijn wijf, die vuile hoer,
mij met haar spinrokken neersloeg.
Nadat ik met mijn scherpe tanden
tot papes wanhoop en zijn schande,
een bal van hem had afgebeten
voelde ik mij heel wat beter.
Ik wou dat al 't papengebroed
met een wijf dat draagt de broek
aldus nu werd gecorrigeerd.
Reynaert koestert een wrok voor mij
van vroeger nog en voor altijd.
De reden daarvan is de valstrik
waarin hij bijna was gestikt.
Bij toeval werd de vos gestrikt
en gaf mij de schuld, de valserik,
al kon ik er echt niets aan doen.
God hore mij, die mij behoedt,
ik vernam het pas een week later.
Laat dus, alzo sprak de kater,
d'ene fout tegen d'andere wegen,
laten wij elkanders fout vergeten.
Indien Rein aanvaardt deze schikking,
dan wil ik u, Nobel, bidden
om de vos meteen op te dragen
er zich eerlijk naar te gedragen
en dat de barons van uw raad
van hem eisen dat hij aanvaardt.
Wanneer Reynaert heeft begrepen
dat het gaat naar een halve vrede
die geheel in zijn voordeel is,
is hij verheugd en blij, gewis.
- Reynaert, gaat gij 't compromis aan
zoals Tybaert het heeft gedaan?
Dat vraagt Nobel met luide stem
en bovendien belooft hij hem
al de misdaden te vergeven
die hij beging tijdens zijn leven
tegen zijn pachters en vazallen.
De barons riepen met zijn allen:
- Aanvaarden, baron, aanvaard!
en zij lachten vrolijk in hun baard.
- Heer Koning, zegt Rein en zeer mooi
ontvouwt hij handig zijn pleidooi,
Tybaert heeft mij veel kwaad gedaan.
Maar moest het over een misdaad gaan
en gij voor de vrede zoudt kiezen,
zou ik aanvaarden te verliezen.
Nobel, ik wil zonder tegenspraak
volgen uw wens en die van uw raad.
De baronnen riepen: - Goed gedaan!
- Heren, antwoordt de vos, voortaan
wil ik ook d'oorlog bestrijden
en voor vrede blijven ijveren.
Ik aanvaard uw voorstel dus
en zal hem geven de vredeskus.
- Ja, meteen, ja, doe het meteen gerust!
Ze hebben dan elkaar gekust
en elkaar de vredeskus gegeven
voor de duur van hun verder leven.
Ook d'anderen schenke God die vrede!
Nu aanklager en pleiter mede
gesproken hebben op hun best
sloot Nobel dit deel van het proces.
- Heren, sprak hij, wil naar mij luistren,
gij die recht spreekt en moet besluiten,
ik wil het u niet moeilijk maken.
Maar begin met het eens te raken
over Rein versus Ysegrijn.
Reynaert beschuldigt naar 't mij schijnt
de wolf van woordbreuk en verraad.
Wil nu baronnen, metterdaad
voor goed berechten hun geding
tot beider akkoord en goedkeuring.
Daarna, in de zaak met Canteclaer,
beslis dat de beklaagde Reynaert
voor goed en voor altijd zal moeten
de dood van vrouw Coppe vergoeden
die vorige week werd begraven.
Ik wil daarna de raad nog vragen
met gezond verstand te bepalen
de vergoeding die Bruin kan verhalen
op de rosse vos, baron Reynaerde.
Meester Plateau en gij mijn waarde
Cointereau zullen 't vonnis vellen.
Laat Brichemer u vergezellen
en ook de das, baron Grimbaert
en bovendien nog de luipaard.
't Vonnis zij gestaafd en pertinent
conform de wetten u bekend
opdat elkeen zou zijn content.
Ik bezweer u, gedenk 't serment
afgelegd in volle loyauteit.
Heren, handel eerlijk en wijs,
| |
| |
zodat we uit het geding treden
om 't hele land te schenken vrede.
En als iemand bedrieglijk pleit
volg 't advies van de meerderheid.
De juryleden staan op tezamen
en gaan naar d'aanpalende kamer.
Had men geloofd de heer Brichemer
en zijn advies geaccepteerd
dan had hij zich weten te wreken
voor de riem uit zijn rug gesneden.
- Heren, zei het damhert, heer Plateau,
ge hebt gehoord contra en pro,
van beide partijen hun oordeel.
De koning waardeert u zoveel
dat hij zich volledig op u verlaat.
Uit eerbied voor zijn wijsheid laat
ons gebruiken verstand en brein
zodat we zijn lof waardig zijn,
want ‘wie zichzelve niet waardeert
is d'achting van andren niet weerd.’
Waar Ysegrijn eigenlijk om vraagt
is het serment van vos Reynaert.
Even nagaan: is het uw eis
- en die eis heeft rechtsgeldigheid -
dat hij in de handen van de koning
de eed zweert en zonder verdaging,
zonder verwaandheid of hoogmoed
en dat het vrede wordt voor goed?
Bruin zegt: - Uw voorstel is goed, Plateau.
Maar bezwaren had Cointereau
die zei: - Dit besluit komt onverwacht.
Wat zoudt ge denken van de klacht
van Reynaert tegen Ysegrijn?
Volgens de wet, naar het mij schijnt,
moet de wolf zijn onschuld tonen
en zweren bij d'heiligen van Gods trone,
tegenover de vos Reynaert
daar meineed een zaak bezwaart,
want wie zich aan meineed waagt
is gevaarlijk en onversaagd.
- Bij mijn oogappel, zei de luipaard,
die mening lijkt me zeer bruikbaar
en ik ga er volledig mee akkoord.
Grimbeert nam toen het woord
en zei: - Ik ook! Drie van de vijf
gingen akkoord, twee hielden 't been stijf.
Dan zei het hert: - Laten we zien
- onze Heer geve dat ik hier nu niet
zou verzwijgen wat mijn mening is -,
laten we zonder idee-fixe
zien wat vos Reynaert voor boete
aan Canteclaer zou betalen moeten
voor het hem berokkende leed.
Grimbeert vraagt dan: - Geef advies, heer!
Dat is trouwens uw taak en plicht.
- Goed, dan wordt door mij bevestigd
dat naar de wetten van dit land
men Reynaert aan de galge hangt,
zonder uitstel, nog deze dag,
daar hij pleegde moord en manslag.
Aan de galg hij daarom hangen moet
of men hakke af zijn rechtervoet,
omdat hij zijn misdaad heeft bekend
hier, voor vorst Nobels parlement.
Me dunkt, hij heeft zichzelf veroordeeld
omdat hij driest geschonden heeft
de vrede die Nobel heeft gezworen.
De aap steekt zijn tong uit van voren
en toont lachend zijn achterwerk.
Dan interpelleert hij Brichemer:
- Heer, luidt als volgt uw advies?
- Ja, Cointereau, en heel precies.
En hoe luidt dan uw bescheid?
- Het dunkt me dat ge dronken zijt.
Al schonk men mij tweeduizend pond
en als ik voor de koning stond,
dan gaf ik nog niet zulke raad,
want, ik geloof dat het misstaat
om te veroordelen tot de strop
zo'n baron als een vuile schoft,
en vooral, heren, als het gaat
om een officier van de staat.
De man die hem zo'n raad zal geven
zal niet als vriend des konings leven.
Hoorde ik niet dat Reynaert het deed
omdat men hem beledigd heeft
toen hij optrad in naam van de koning?
Ge moet dan ook dit rechtsgeding
behandelen met meer overleg.
Hetgeen de vos deed voor Nobel
lijkt mij rechtvaardig en zijn plicht
daar hij 't voor Nobel heeft verricht.
Deed de vos een groter misdaad
die hem zou brengen voor de raad
dan komt het toe aan de koning
om hem te brengen voor 't geding.
| |
| |
Beslis dus niets over deze daad
en het liever aan Nobel laat.
Maar het mij toch rechtvaardig schijnt,
beschouwende dit groot onheil
en de achtbaarheid van Canteclaer,
dat de godsvrede wordt bewaard
en Rein hem moet geven goed en wel
't hommagium als eerherstel.
Dit advies heeft dus mijn voorkeur.
Baron Plateau zei op zijn beurt:
- Meester Cointereau, uw advies
benadert haast de perfectie.
Maar ik kan volstrekt niet approuveren
en van 's konings bode accepteren
boosaardige en gemene streken,
die om zich gewoon te wreken
en te doden in 's konings naam
wie niet gereed stond en paraat
om presto naar het hof te gaan.
te kort schiet jegens de koning
dan doet hij aan de vorst melding.
Dan zal, zoals eerder is gebleken,
de koning zelf zich op hem wreken
voor die euveldaad naar goeddunken.
Dat lijkt mij rechtvaardig, dunkt me.
Grimbert, die had genoten goede lering,
spotte lachend met die bewering.
Hij heeft hem vrank het woord ontnomen
en heeft brutaal het woord genomen.
- Hé, hé, zegt hij, baron Plateau,
laat ons ook eens aan het woord
en herhaal niet om de haverklap
dat men niemand doden mag.
‘'s Meesters vriendschap is onstandvastig,’
zegt men, maar ook - wees het indachtig -
‘wie mij eert, ere ook mijn hond.
Dus, bij al d'heiligen van Rome
zij door ons nu eens aangenomen,
dat ik zou zijn van een rijk man
de dienaar met taak en opdracht
over zijn bezittingen te waken
en dat ik zou nemen wrake
als er een misdaad werd begaan.
Stel dat iemand mij komt te na,
die geen duit om mijn vriendschap geeft
en mij en mijn heer beledigd heeft
en mij geringschat en zelfs haat.
Kan ik me wreken voor die smaad
of laat ik mijn meester het oordeel?
Maar dan beteken ik niet veel
en ben niet geschikt voor het beheer
van het landgoed van mijn heer
en om hem te doen respecteren.
Wie mij honen zal en kleineren
beledigt terzelfder tijd mijn here.
Canteclaer nu zei in zijn pleit
dat de boer uit trouweloosheid
en ook Coppe, door gebrek aan waardering,
toonden misprijzen voor de koning.
Brichemer zegt: - Ik merk het wel,
hier wil iedereen redden zijn vel.
Een vorst volgt alleen zijn eigen wil,
zelfs voor een vazal in een geschil,
- Ik moet me daar bij neerleggen,
zegt Grimbeert, want vaak hoort men zeggen:
‘de zeug begaat dikwijls wandaden
waarvoor de biggen 't gelag betalen.’
God, als ik het voor 't zeggen had,
dan kreeg vandaag geen galg of rad
een officier van 's konings hof
welke oneer hem ook trof.
En 's konings wrok is niet zo groot
dat hij verlangen zou zijn dood.
Hij die hem altijd heeft gediend
heeft waarlijk niet zo'n lot verdiend,
daarvoor zijn meer wandaden nodig.
De raad zal zoeken zeer omzichtig
voor Reynaert een andere straf
dan de verhanging of het rad!
- Heren, zegt de luipaard, heren,
laten we voorzichtig interpreteren
en goed gebruiken ons verstand.
Ik heb gehoord hoe overhand
gij hebt getwist met veel lawijt
daardoor tonend uw onenigheid.
Wat mij betreft, ik aarzel even
om Reynaert de vrijheid te geven
te veroordelen een officier.
En voor de manslag, die ik vreze
een schending was van de godsvrede
durf ik Rein niet laten gaan.
Wat kan door ons worden gedaan?
Ik geef u, heren, deze raad:
belast de koning met deze zaak.
| |
| |
Dat Nobel het vonnis uitvoere,
zo ontsnappen we aan zijn woede.
Wat nu Bruin de beer aangaat
en zijn klacht tegen Reynaert,
we zagen hoe grauw hij was en bleek.
Hij verwijt hem dat hij hem heeft
verraden met de eikenstronk
waarin hij van de honing dronk,
toen Reynaert hem op sleeptouw nam.
Maar daar zijn geen getuigen van!
Laat Reynaert voor de relikwieën
de eed zweren op zijn beide knieën,
en laat beiden, van hun wrok genezen,
als vroeger weer goede vrienden wezen!
Dat zou dan, naar het mij toeschijnt,
d'allerbeste oplossing zijn.
Zult gij mij volgen op deze weg?
Brichemer staat weer op en zegt:
- Heer, we geven u ons akkoord.
We vinden geen beter antwoord.
Nu dan, monseigneur luipaard,
deel aan de vorst mede deze uitspraak.
Ze zijn teruggekeerd naar het hof
waar rechtspraak hield Nobel de vorst.
In het midden van de hoofdzaal
deed dan de luipaard zijn verhaal.
- Koning Nobel, leen mij uw oor
en als ge wilt lees ik u voor
de vonnissen door ons genomen
om de godsvrede te bekomen.
- Ik wil, zo antwoordde de lioen
niet alleen dat ge het zoudt doen
maar ik gebied en beveel het u
ze mee te delen hier en nu.
- Wij besloten, o vorst, naar waarheid
dat Reynaert op eis van Ysegrijn
zou zweren, wat al diende gedaan
toen Roönel voor borg wou staan.
Maar om de positie van u, koning,
te versterken, is het nodig
dat de wolf zweert dat hij nooit beging
noch kennis had van een schending
waarvoor de vos kreeg de vergelding.
Al trachten ze elkaar te vinden,
wij willen dat ze worden vrienden.
En wat nu betreft de aanklacht
die Bruin naar voren heeft gebracht,
dat was voorzeker geen verraad.
De vos moet zweren metterdaad
op de relieken een ware eed
dat hij niets beraamde en niets weet
van wat hoger werd gezegd
en hem weer ten laste wordt gelegd.
Zo zal verder zonder pleiten
vrede heersen tussen hen beiden.
Wat nu de haan Canteclaer betreft,
heer Koning, hiervan dient gezegd
dat wij niet klaar zien in die zaak
en niet goed weten wat gedaan.
Reynaert verwijzen naar de galg
voor de moord en de doodslag
lijkt ons niet rechtvaardig en wijs
daar 't gaat om uw autoriteit.
We pleiten hem echter ook niet vrij
daar hij de godsvrede heeft ontwijd
door u te vrijwaren t'allen prijze.
Daarom zullen wij erover zwijgen.
U handelt, heer, naar uw inzicht
in dit ingewikkelde gericht.
- Wij, verklaart Nobel, proclameren:
zo hoofs zij here Canteclere
dat hij niet zal overdrijven
en binnen 't redelijke blijven.
Weet ook, dat in niemands voordeel
ik verraden zal mijn oordeel
om de godsvrede te bewaren.
Ik reken daarvoor op Canteclare.
Laat hij dan in dit rechtsgeding
rechter zijn maar wel verstandig
en dat hij rechtvaardig handelt
zo dat iedereen hem zal danken.
Naar waarheid ik hem hier verklaar
strikt uit te voeren zijn uitspraak.
Hij beslisse dus welke boete
vos Reynaert zal betalen moeten.
Laten wij nu de relieken brengen;
dat zij die er belang bij hebben
gereed staan om de eed te zweren
zoals men hen heeft aangegeven.
Toen hij de koning had gehoord
dankte de haan en boog het hoofd.
Hij roept vrouwe Pinte bij hem
en bovendien mevrouw Bruinhen.
Hij neemt ze mee achter een hage
om daar met hen te beraadslagen.
Men brengt ook de relieken aan
en de baronnen gaan rechtstaan
en zij hebben vrede gesloten
| |
| |
zoals de raad hen had bevolen.
Canteclaer beraadslaagt intussen
en toont zich woelig en onrustig.
- Pinte, vraagt hij geagiteerd,
verklaar mij wat gij suggereert.
Zeg mij wat gij als losgeld vraagt
voor de manslag van vos Reynaert.
Zuster Coppe ligt nu in de kist,
haar dood kan niet worden uitgewist.
Vergeef aan Reynaert zijn misdaad
en wat Coppes ziel aangaat
dat God ze beschermt en behoedt.
- Wat, roept Pinte, hoor ik u goed?
Zoudt gij de moord op onze zus
vergeven en vergeten dus?
Wilt ge mij nog erger doen lijden
en van rouw mij doen verscheiden?
- Pinte, zegt Bruinhen, luister naar mij,
vel een goed oordeel in dit pleit.
Gezien de vorst ons goed is gezind
krijgt Rein de straf die hij verdient.
Laten we zijn twee ogen uitsteken
en twee van zijn poten breken,
zodat hij aan elk hof wordt onteerd
als hij ooit pleit of procedeert.
Daarop antwoordt dan weer Pinte:
- Bruinhen, ge spreekt van rare dingen
als ge ons zegt Rein te verminken.
Dat zal hij ons nooit vergeven
en zolang hij blijft in leven
zal hij ons naar 't leven staan,
want hij is sluw en tot veel bekwaam.
Alleen zijn dood brengt ons redding.
Hij is zo sluw en zo behendig
dat hij meteen wraak zal nemen.
Bij ons Heer, zo luidt mijn mening:
hij heeft beslist wanbof gehad
door te vallen in onze macht
en we moeten dan ook niet dralen
om 't strop over zijn nek te halen
voor hem kwijtschelding wordt verleend.
Bij de Heer die in de hemel leeft,
als dat niet is naar uw zin
blijf ik niet langer uw vriendin
en hebt ge mij voor 't laatst gezien.
Canteclaer heeft nu ingezien
dat zij Reynaert nooit zal vergeven
het diepe leed haar aangedaan
en dat zolang de vos blijft bestaan
zij zich weigeren zal voortaan.
Het is dan beter dat Reynaert sterft
vermits zijn vriendin dat eist en wenst,
of hij zal de komende dagen
vergeefs bij haar om liefde vragen.
De vrouw heeft de troeven in handen.
Al geeft gij hen wat ze verlangen
toch blijft ge in haar macht gevangen.
Hierop eindigt hun beraadslaging.
De balans in Reynaerts nadeel hing.
Hij die hoopte op een goede vrede
heeft om te juichen nu geen reden.
Het pluimvee keerde naar de zaal
en ging voor koning Nobel staan.
Het hoofd gebogen hield Canteclaer
en hij wekte meelijden voorwaar.
Tranen vloeiden over zijn wangen
of bleven aan zijn wimpers hangen.
Hij knielde voor Nobels voeten neer
en deelde hem hun besluit mee
omdat het zo geschieden moet.
- Heer, zegt hij, dat God u behoedt,
gij hebt mij zoveel eer geschonken.
De smart die Pintes hart verwondde
bracht haar in zo'n groot doodsgevaar
dat zij eist bloedwraak van de raad
en wil dat Rein aan de galg gaat.
We hebben al te lang gewacht
om hem te hangen aan de galg.
De vos heeft Coppe de dood gegeven
dat men ze ook aan Reynaert geve.
De vos beeft als een espenblad
en meer nog als men spreekt van 't rad.
Geen mens zal in deze situatie
de vorst smeken om zijn gratie,
want de koning heeft gezworen
in te volgen hun rekwisitore.
Nobel is bruusk recht gaan staan
en is woedend te keer gegaan:
- Canteclaer, ge hebt mij boos gemaakt
en ge hebt tegen de vos Reynaert,
die mij zoveel diensten heeft bewezen,
een erg deloyale daad bedreven.
Hoe ondankbaar zou ik mij tonen
door hem met de strop te belonen!
Ik zal mijn eed niet verloochenen
die 'k te lichtvaardig heb gezworen,
daar ik u voor zachtmoedig aanzag.
Ge doet dus wat ge nodig acht.
| |
| |
Ik, Nobel, doe mijn eed gestand
en lever u over uw vijand.
De koning roept dan Reynaert op
en legt rond zijn nek de strop.
Reynaert ziet zich in doodsgevaar
en weet dat losgeld of gijzelaar
hem niet redden van galg of rad
als hij niet vlug beraamt een plan.
Een krijgslist heeft hij toen bedacht
en voor ieders aandacht gebracht.
Kan het hem dienen, dan is 't goed,
hij toont de raad zijn vranke snoet.
- Koning, zegt hij, wil mij aanhoren.
In naam van God in 't hemelhoge,
spreek tot uw dienaar en uw vriend
die u zo vlijtig heeft gediend
zonder bedrog of eigenbelang.
Ik zocht altijd, heer, uw belang.
Lang reeds had ik willen doodgaan
als zo eindigen moet mijn bestaan.
Ik leefde al een te lange tijd,
mijn pels is al te zeer vergrijsd
om tot dit einde hier te komen.
Kon ik maar in schoonheid omkomen
het gaf mij zielentroost en vrede.
Niets kan me meer aanstoot geven
dan vals te worden aangeklaagd
en vals gevonnist door uw raad.
Had ik nog wat tijd om te leven
ik zou u de edelste bruid geven.
Ach waarom toch dit smartelijk lijden.
Maar, heer koning, aleer te verscheiden,
wil ik nog aan u openbaren
wat vorst Ivorijn u wou verklaren,
hij die heerst over veel staten
en over tienmaal meer gebied
dat men u veroveren liet.
Hij heeft een dochter lief en jent
die tot uw bruid werd voorbestemd.
Hij heeft geen andere erfgenaam
zodat gij erven zult zijn land.
De vraag is nu wat gij doen gaat.
Ik ben evenwel nog in staat
om te vertellen en te verklaren:
er is geen mooier vrouw op aarde.
En er werd nooit een dier geboren
waarvan zij niet het voorkomen
of de gedaante kan aannemen.
Zij kan zich volstrekt transformeren
om zich zo te dissimuleren.
Heer koning, ik raad het u aan,
laat die schat niet verloren gaan.
Grijp deze gelegenheid, o heer,
want zo'n kans krijgt ge niet meer.
Als ge niets anders zoudt verwachten
dan het genot van dolle nachten,
dan is het, vorst, de moeite waard
dat ge die bruid naar uw hof haalt.
'k Verheug me al in uw praal en pracht,
zelfs al word ik weldra omgebracht.
Zend een gezant met een opdracht.
Als ik morgen nog in leven ben,
begeef ik mij graag voor u op weg,
maar gij hebt helaas gezworen ...
en gij kunt u niet veroorloven
uw eed te breken voor uw drift,
want wat zegt ons de Heilige Schrift:
‘men doet kwaad bang voor erger zonde,’
en ‘door 't goede is zelfs de wet gebonden’.
En we lezen naar het mij schijnt,
dat koning David, Gods paladijn,
zwoor in zijn razernij en woede
dat hij met de dood zou laten boeten
een man, misprezen en gehaat.
Maar God liet zijn dienaar verstaan
dat een manslag nooit mag geschieden
tenzij na de raad van wijze lieden.
En David luisterde naar Gods woord
en beging zodoende geen moord.
Wat God, die hemel en aarde regeert,
aan een sterveling toont en leert
dient gevolgd door elk individu.
In die toestand zijn we dus nu
en als u nodig is mijn leven
wil mij uitstel van vonnis geven.
Als meineed is een grote zonde,
nog groter is dodelijk verwonden.
Weet dat de koning van dit land
mijn gegevens vond zeer interessant.
Alleen reeds bij het horen ervan
was hij blij en verdween zijn gram.
Hij zal dan ook als gij het vraagt
de raad toespreken op gevaar
heel wat raadslieden te misnoegen
en anderen weer te vergenoegen?
- Barons, zei Nobel de koning,
| |
| |
de rede wil en de rechtspleging
dat zowel de grote als de kleine heren
steeds bereid staan om mij te eren.
Het is precies daarover dat het gaat
in deze moeilijke rechtszaak
en over wat net zei Reynaert
als ik 't volbrengen kan dit jaar.
Als ik niet volg zijn raadgeving
houd ik mijn eer voor zeer gering.
Rein weet dat hij niet lang zal leven
daar 'k mijn gelofte niet zal breken.
Wie van u zal mijn bode zijn
voor mijn aanzoek aan Ivorijn?
Wie zal naar hem mijn aanzoek dragen
en hem de hand van zijn dochter vragen?
Wee hem die zich opgeeft als gezant
want geen kent Ivorijn zijn land.
Ik weet niet hoe zij 't weten zouden
en wie het hen heeft voorgehouden.
Zelfs vos Reynaert wist het niet,
hij die hier de koning had misleid
en hem die zaak deed geloven
die onwaar was en sterk gelogen,
omdat hij Nobel zou misleiden
om zich naderhand vrij te pleiten.
- Heren, sprak Nobel, wil mij aanhoren,
ik vroeg u om te zijn mijn bode,
maar geen van u is opgestaan
om naar vorst Ivorijn te gaan.
Wat hebt gij in het openbaar
hier te zeggen, heer Canteclaer?
Als ge Rein brengt aan de strop
op wie zal ik dan hopen om
mijn brief te brengen naar Ivorijn?
- Bij God, gij drijft de spot met mij.
Ik heb altijd geïgnoreerd
waar vorst Ivorijn resideert.
Trouwens Reynaert, die niet dom is,
spiegelt u wat voor met een list
zoals het zijn gewoonte is.
Weerlegd werd Reins geschiedenis.
Hij had nu wel kunnen zwijgen,
maar hij was niet klein te krijgen
en liet zich niet ringeloren.
- Nobel, zei hij, gij kunt geloven
wat ik u zonet heb verklaard,
want ik zal u onbetwistbaar
maken tot koning van het land
aan de zee, aan beider kant.
En gij zult, Nobel, zijn getrouwd
met een zo wondermooie vrouw
wier schoonheid tot in Siciliën
in geen land ooit werd gezien.
Doe ik mijn gelofte niet gestand
en ben ik nog in leven, dan
laat ik mij zonder enige dwang
ophangen aan de hoogste galg
en dat zonder vorm van proces.
Ik doe een eed op wat ik zeg.
Grimbeert gaf zijn goedkeuring:
- Dit voorstel, dat rechtvaardig is,
moogt ge, Nobel, niet refuseren
maar volmondig accepteren.
Mijnerzijds stel ik mij garant
voor de slimste baron van 't land.
Als hij in zijn opdracht niet slaagt,
dan is het, koning, godgeklaagd,
dan laat ge mij zelfs geen korst brood
of een stuk land een morgen groot.
Wil mij verantwoordelijk achten
mocht Reynaert niet zijn bij machte
om zijn belofte waar te maken.
Neem op u al zijn misdaden.
Wat heeft het trouwens voor belang
als men u aan meineed vangt,
ge zult trouwens niemand vinden
om aan de kat de bel te binden.
waarin de koning zich bevond
schonk Grimbert de gelegenheid
't ontsnappen aan een slecht vonnis.
- Canteclaer, zei Nobel wat bits,
als mijn leenman en vazal
te vergeven aan baron Reynaert
Coppes dood en haar hemelvaart,
tot ik de scepter draag en de kroon van
't koninkrijk dat ik beoog.
Nochtans, de vos vergete niet
dat, als hij 't minste weerstand biedt,
Gods immense engelenscharen
zijn leven niet zullen bewaren.
Canteclaer vernam het bevel
en weet niet hoe hij aan Nobel
zou kunnen ongehoorzaam zijn
want 't eerherstel gevraagd aan Rein
| |
| |
is zeer belangrijk en niet klein.
Nu de koning het wil en eist
en hij betalen moet de prijs,
legt Canteclaer er zich bij neer
met wrok weliswaar en met hartzeer.
Blij waren Reynaert en evenzo
de gekke aap baron Cointereau.
Maar Pinte toonde veel verdriet
en Ysegrijn hief aan een treurlied.
De koning nu dankte de haan
voor wat hij hem heeft verklaard.
- Ik ben, zei de koning, Canteclaer,
u voor wat ge hebt gezegd dankbaar.
Reynaert het is gerechtigheid,
nu ge vrij zijt en vrijgepleit,
dat ge aan uw verplichtingen voldoet
en uw garant van zijn borg ontdoet
door te vervullen uw opdracht.
- Dat is, zei Rein, ook mijn gedacht,
maar een brief van uw zegel voorzien,
zou mij bewijzen grote dienst,
want van mijn taak zal me afleiden
geen geld, mag ik in leven blijven.
De koning liet op velijn schrijven
al wat Reynaert goed mocht schijnen
en de brief verzegelen met zijn ring.
Na een laatste aanbeveling,
staat Reynaert al vertrekkensklaar.
Hij zou al weg zijn wist hij maar
welke richting hij moest inslaan
daar hij nu vrijuit kan gaan.
Hij is een vrij man, maar aan het hof
zal hij komen, maar alleen nog
als hij de toestand meester is
en weer met sluwheid en met list
zijn vijanden opnieuw kan schaden
en aan het hof monddood maken.
Tot groot genoegen van de koning
het hele hof toen uiteen ging.
Reynaert, vrijgesproken door 't gerecht,
vertrok dan ook en ging op weg.
Hij is gegaan naar Malpertuis
om aan zijn vrouw, veilig thuis,
goede raad en hulp te vragen
om uit d'impasse te geraken.
Toen zijn bezorgde vrouw hem zag
was ze dol van vreugde en blijdschap,
maar haar vreugde was van korte duur
toen hij verhaalde zijn avontuur
en zich toonde ten einde raad.
Hij heeft aan zijn vrouw verklaard:
- Ik zal nimmer veilig zijn zolang
ik niet verlaten heb dit land.
Hermelinde was met hem begaan
en raadde hem na een poos aan
te gaan studeren necromantie,
Begeef u naar het land van Spanje
en volg in Toledo de leergangen.
Wie daar geleerd heeft, die verstaat
al de kunsten van goed en kwaad,
kan met woorden van betovering
veranderen elke sterveling.
Hebt ge de toverspreuken geleerd,
dan kunt ge, eenmaal weergekeerd,
koning Nobel zijn wens vervullen
met uw magische formules.
- Vrouw, zei Rein, ge staat steeds paraat
om mij te geven goede raad.
Gij wenst, al laat ik u alleen,
dat ik die tocht toch onderneem.
Zorg dan goed voor ons huisgezin
en sla voldoende voedsel in;
onderhoud goed onze landerijen,
ik zal wellicht langer wegblijven
dan wij nu denken en voorzien
daar ik wondere dingen zal zien.
Dan maakt Reynaert de vos zich klaar;
hij kust zijn vrouw en omhelst haar
wijl hij ze in zijn armen sluit
en zij om zijn vertrek jankt en huilt.
En zij bidt de Heer en zijne Moeder
dat zij hem op zijn reis behoeden.
Reynaert vertrekt en stapt flink door
zoals het een reiziger hoort.
Hij trekt over bergen en door valleien
door bossen en wouden, grote en kleine,
langs bergengten en langs bergpassen
en ook langs bloeiende gewassen.
Omdat hij wijs is en doordacht
gaat hij veelal 's nachts op jacht,
want hij wou dat men hem niet zag.
Zo reisde Reynaert dag na dag
tot hij Spanje heeft betreden.
Hij heft zijn poot en maakt het kruisteken
op zijn voorhoofd en hij vraagt God
hem te leiden naar Toledo,
waar hij karrensporen volgend
| |
| |
aankomt op een goede morgen.
Naar de stad klimt hij omhoog
langsheen huizen groot en hoog
die haast op elkaar geplakt staan.
Hij blijft vaak staan en loopt langzaam
en is op zijn hoede elke stonde
want hij vreest dat losse honden
of andere dieren hem aanranden.
Van honger gaat zijn maag aan 't branden.
Hij zoekt de keukens en berghokken
want hij wil graag een kip opslokken
voor zijn middag- of avondeten.
Hij weet hoe hij moet openbreken
de hokken en de kippenrennen
of schuilgaan achter haag of hegge.
Nu is hij in een huis geslopen
waar het slecht met hem zal aflopen.
Het is het huis van een tovenaar
die geen argwaan had voor Reynaert
en zich Henricus liet noemen.
Nu zaten zijn vette kapoenen
naast de schouw in een grote kooi.
Nooit kreeg Reynaert een kans zo mooi.
Hij had van hen reeds lucht gekregen
en was nu aan de drempel bezig
te krabben om een gat te graven
waardoor hij erin zou moeten slagen
binnen te dringen in de woning
waar hem wachtte een beloning.
Hij heeft nu al een gat gemaakt
en is er met moeite door geraakt.
Hij zit nu in het huis en zijn vraatzucht
laat hem geen ogenblik met rust.
Geen gebed hij tot Maria zegt
want zijn reukzin wijst hem de weg.
Voor de kooi is hij nu gekomen
en met zijn tanden heeft hij gebroken
een der spijlen van het hok
en hij steekt er doorheen zijn kop.
Hij is geheel in 't hok gekropen,
maar 't zal niet gemakkelijk lopen
daar grote onkans en wanbof
hem te wachten staan in het hof.
Hij grijpt een kapoen bij de kele
en deze begint zo te kelen
dat al de knechten van het huis
wakker schoten van dit gedruis.
Dan hebben ze vos Reynaert gezet
in een zeer gevaarlijk parket,
want hun meester roept: - Erop los,
bij Gods heiligen, daar is een vos.
Hoerenzonen, ren naar de deur
en dicht de door hem gemaakte gleuf.
Ik zag er hem zich doorwringen
dankzij mijn betoveringen.
Schande als hij ons ontsnapt.
Zelf is hij uit zijn bed gestapt
om de vossenjacht mee te maken
en te zien hoe zij de vos raken
die te laat de kooi heeft verlaten.
Daar ze overal licht aansteken
kan de vos zich niet wegsteken.
Reynaert geraakt in grote nood
daar zijn avontuur slecht verloopt.
Elke knecht droeg stok of piek
en Reynaert zweette van de schrik,
want iedereen sloeg hem om beurte.
Wat gaat, denkt Rein, met mij gebeuren?
Is dat nu de Spaanse manier
Wat krijg ik al voor penitentie,
men heeft mij nog geen les gegeven
en ik heb al veel lijfstraf gekregen.
Wat dient er hier aan toegevoegd?
Dat iedereen de vos zo sloeg
dat hij voor dood lag op de grond
glarieogend en met open mond.
Maar hij heeft iedereen beet gehad
daar hij niet als dood daar lag,
maar alleen op zijn hoede was.
Hij wou van hen vernemen wat
ze dachten te doen met hem.
- Laten we afstropen meteen zijn vel,
zei er één, ik vil hem met dit mes.
- We hebben ongelijk gehad,
want het ware beter geweest dat
we hem hielden tot in de winter
dan is veel witter en veel dichter
zijn pels en hoger de verkoopprijs.
Kwam hij nu maar weer tot bewustzijn!
God moge hier mijn getuige zijn,
wij zouden hem hebben laten leven
en de zomer lang te eten geven.
Dat zei tot zijn knechts de tovenaar.
Toen gehoord had de vos Reynaert
dat hij in zulke omstandigheden
een seizoenlang zou kunnen leven,
| |
| |
rustig en van geen mens gestoord,
vond hij dat mooi en ongehoord
zodat hij dichter bij de haard gleed
en liet een langgerekte geeuw.
De meester zei: - Heilige Geest,
die vos is nog niet dood geweest.
Vooruit, help hem, geef hem te eten.
Zij laten hem meteen slikken vele
grote teugen zeer lauwe melk.
Zo werd Rein weer tot leven gewekt.
Dan legden ze hem aan een keten.
De meester gaf dan zijn bevelen:
- Men zal hem voldoende eten geven
tot hij volledig is genezen.
Zij deden wat hen bevolen was
tot Reynaert beter werd en genas.
Rebels noch timide leefde Rein
in dit huis maar wel naïef en wijs.
Hij kreeg zo de gelegenheid
om magie te leren en toverij
want men behandelde hem loyaal.
Hij leefde in het klaslokaal
en luisterde naar wat de meester zei
vol aandacht en heel toegewijd.
Hij liet zijn oren niet maar hangen,
maar hij luisterde zeer gespannen
en was zeer verbouwereerd
van al wat hij daar heeft geleerd.
Zo ontwikkeld was nu zijn geest
dat men hem niet zag als een beest
maar als een dier, getemd en tam
dat overal in de woning kwam.
Zijn meester hem op een donkere nacht
naar een gewelfde kelder bracht,
waar in een grote holle schedel
in koper gesmolten naar model
de Spaanse meester tovenaar
zijn magie en zijn wijsheid haalt.
Uit die schedel, zo zal schijnen,
putte de meester al zijn geheimen:
- Geef mij het antwoord, edele heer.
Ik heb hier vrienden hooggeleerd
die in uw kunst gevorderd zijn
en zoeken naar het groot geheim,
maar dat brengt hen geen oortje op
daar zij telkens weer stoten op
een probleem boven hun kracht en macht
en tot wanhoop worden gebracht.
De schedel hem dan repliceert:
- Meester, ge hebt goed gestudeerd
dagen lang en misschien nog meer,
maar alleen kunt ge het niet aan
om dit te begrijpen en te verstaan
waarom ze in hun kunst niet slagen.
Om nu t'antwoorden op uw vragen,
wil ik 't u onomwonden zeggen
en de rituelen uitleggen.
Ik zal u verklaren dat al wie
wil slagen in zwarte magie
zich moet buigen vroeg of laat
over 't gat van een privaat.
Hij vermijde daar het kruisteken,
Ja, om zelfs het woord uit te spreken.
Hij zal offeren, zoals het moet,
een zwarte kat of een meerkoet.
En als hij er geen kan aanschaffen
moet hij er maar eentje gappen.
Dan zal hij roepen simpelweg:
‘Duivels uit 't diepste van de hel,
die ik uitvoer tot uw glorie.’
Dan gooit hij in het donker gat
het offerdier, meerkoet of kat.
Hij kan dan het privaat verlaten
en een verder gebed best nalaten.
Voortaan kan hij zijn toverkracht
gebruiken en tonen zijn almacht.
Na een laatste magisch teken
hield de schedel op met spreken.
Reynaert de vos, de sluwe baron,
onthield wat hij onthouden kon.
De meester ging de kelder uit
en keerde terug naar zijn huis.
Reynaert ging wat opzij staan
tot de tovenaar was weggegaan
want hij wou hem niet tegenkomen.
Dan zal Rein zijn slecht gedrag tonen.
Hij greep meteen de huishaan vast,
het enig pluimvee dat daar was.
Ermee naar de latrines ging
en deed daar ritueel zijn ding
naar de duidelijke aanwijzing
die van het koperhoofd uitging.
Daarna, zonder afscheid te nemen,
nam Reynaert de vos de benen.
Hij sprak de magische formules
| |
| |
deed de duivelse bezwering
en zei tenslotte de dankzegging.
Dan vertrok hij blij gezind
en gedragen door de oostenwind
was hij in één uur weer thuis
in zijn veilige Malpertuis,
waar hij zijn vrouw heeft weergevonden
wenend omdat zij had gezonden
naar een ver afgelegen land
haar man die erg was in de war.
Maar hij kon zijn vrouw opbeuren
en vertelde in geuren en kleuren
d'avonturen door hem beleefd
en de tegenslagen overleefd.
En hij beloofde en verzekerde haar
dat hij zou krijgen wat of waar
hetgeen zijn hart wenst en begeert
met de magie door hem geleerd.
Dat dus oppast wie hij haat
daar hij tot alles is in staat.
Gefeest hebben zij de hele nacht
tot Eoos door de wolken lacht.
Rein neemt van zijn vrouw afscheid
zou vertrekken naar het hof
om aan zijn koning en zijn vorst
uit te brengen het verslag
van zijn missie en zijn opdracht.
Hij liep naar 't hof langs aardewegen,
langsheen bospaden en steenwegen
tot hij bij de koning belandde
in het woud van Broceliande,
die wachtte op de komst van Rein
omdat hij vreesde de dupe te zijn.
Reynaert verschijnt voor iedereen
om te tonen zijn terugkeer
en te verblijden dwaas en wijs
met het verhaal van zijn lange reis.
Aan de blije en verheugde koning
toont Rein zijn goede opvoeding:
- Koning, ik wens u een lang leven.
Voor u heb ik ontberingen geleden.
Door veel landen ging mijn tocht
om te vinden hetgeen ik zocht.
Daar mijn opdracht volledig slaagde
bewees ik daardoor mijn grote waarde.
Rein, vol leugens en listigheden,
serveert de vorst spitsvondigheden.
- Hij is koning van Arcadia
en meester van Calcedonia,
veel rijke heren betalen hem cijns
en hij regeert tot aan de grenslijn
tot waar koning Arthur is gegaan.
Zijn bezittingen al te gaar
biedt hij u met zijn dochter aan
en zo wordt gij zijn erfgenaam.
Hij is stokoud en kan niet meer
't bevel voeren over zijn groot heer.
Hij geeft u zijn dochter tot vrouw.
- Rein, vraagt de vorst, waar is die vrouw?
- Heer, zij komt met een escorte aan
die luxueus is en voornaam.
Uw bruid heeft mij vooruit doen snellen
om, Nobel, u alles te vertellen.
Laat nu al uw vazallen roepen
om haar 't ontvangen en te groeten
zoals van een koning wordt verwacht
en geef, heer, ook de opdracht
om klaar te maken een festijn
met veel kunde en zorg bereid,
tot onze eer en ons profijt.
- Goed! Zo mag ik het horen, Rein.
Keer terug naar de koninklijke stoet
en breng hem naar hier met mijn groet.
Wat mij betreft, binnen drie dagen
laat ik al mijn leenmannen dagen
en samenkomen aan het hof.
De vos hernam de terugtocht,
de koning maakte preparatieven
en stuurde rond een massa brieven.
Nobel vroeg aan zijn vazallen,
aan groot en klein, aan allen,
om meteen naar 't paleis te komen
en hem hun eerbied te betonen.
Allen kwamen ze toegesneld
doorheen 't struikgewas, over 't veld,
zonder te zoeken de goede wegen
om Reynaerts wonderen te vernemen.
Met zovelen kwamen ze aangezet
dat 't hof compleet was en volzet.
Gedurende wel zeven dagen
kwamen ze van overal opdagen
en menig muildier, menig paard
werd afgebeuld en niet gespaard.
Nobel liet maken aan het hof
voorbereidselen voor zijn bruiloft
die hij groots wou en koninklijk.
| |
| |
Wild en pluimvee werd rijkelijk
aangevoerd. Ik kan in detail treden
en iedereen noemen en citeren,
maar ik wil met bekwame spoed
een einde maken aan dit boek.
Nobel gaf zijn barons hun taken.
Roönel zou in de keuken waken
en zou zijn werk niet eerder staken
tot hem vervangen kwam de kater,
want Bruin, de beer, had laten zeggen
dat hij zeer goed sauzen kon mengen
en Tybaert deed wat men gebood.
Plateau zou instaan voor het brood
en het bedelen met veel gulheid.
Brichemer, borg staand voor de wijn,
bleek een goed wijnschenker te zijn.
Bruin nu zou letten op de gangen
en bij de vele tafels rondhangen.
Gij zult het vlees snijden, Ysegrin,
Ysegrijn gehoorzaamde aan de koning
en maakte een diepe hoofdbuiging.
Zo werden de taken verdeeld
en Reynaert heeft het geobserveerd
en vond voor zijn vermaak veel stof
Maar nu moest hij zich klaarmaken.
Hij begon met zijn invocaties
en offerde dan een kat aan de goden
van het kwaad, opdat zij gedogen
dat slagen zou zijn toverij.
Rein toverde dan te voorschijn
talloze zonderlinge figuren,
waangestalten in dwaze posturen,
met twintig koppen en zelfs meer,
wezens die Onze-Lieve-Heer
nooit had geschapen en gecreëerd,
van vormen erg gediversifieerd,
sommige zonder kop of staart.
Betoverd heeft ze dan Reynaert.
Ze braakten vuur en vlammen uit
door hun neus en door hun snuit
met zoveel kracht en razernij
dat 't wereldeinde scheen nabij,
maar als hij 't wou maakte hij het uit
en dan bleven ze stil zonder geluid.
Met veel lawaai en feestgedruis
deed Rein zijn intrede in Nobels huis,
want beesten met zovele koppen
waren in 't brullen niet te kloppen.
Hun geroep was zo onvervaard
want onder het bevel van Reynaert
gingen zij spelen onverlet
op hun horen en hun trompet.
Zij die het hoorden en vernamen
dachten dat het demonen waren,
zodat panische angst hen beving.
Reynaert bracht toen bij de koning
zijn bruid in de vorm van een leeuwin.
Nobel trad Reynaert tegemoet:
- Welkom, zei hij, ontvang mijn groet.
Al werden grijzer al mijn haren,
doch ken ik niemand van uw jaren
die mij meer is toegewijd
en mij dient met zoveel vlijt.
Komt daar mijn bruid niet aangetreden
voor wie ge zoveel pijn hebt geleden.
- Ja, heer koning, zij is het gewis
en met haar vaders erfenis.
- Wees daarvoor bedankt, Reynaert.
De koning dan omhelsde haar
en op zijn knuppel lei haar staart.
- Dame, zei hij, wees hier welkom.
Reynaert echter, de nobele baron,
had haar verboden om te spreken,
maar zij boog, op zijn teken,
diep voorover voor de koning
die haar liefkoosde opdringerig.
Ten overstaan van 't hele paleis
kwam Nobel likkebaardend overeind
en met veel moeite hield hij zich in
om niet te bespringen zijn leeuwin,
want hij was zo geil en opgewonden
toen ze voor elkaar daar stonden.
Vos Reynaert, expert op dat gebied,
ze naar de feestzaal brengen liet
en vroeg om stilte te bewaren
tot al de gasten aan tafel waren.
Nu gaat ge horen een mooi verhaal.
De dienaars, jong en oud, allemaal,
kweten zich keurig van hun taak.
De bruid zat aan de eretafel neer
naast koning Nobel, de gastheer.
Wat nu betreft heer Ysegrijn,
hij sneed het vlees in hun bijzijn
en maakte de gerechten klaar
voor het koninklijke paar.
| |
| |
Baron Ysegrijn was vroeger
eens van zijn kop tot aan zijn voeten
gevild op bevel van koning Nobel
om hem te genezen met zijn vel.
Teruggegroeid was wel zijn huid,
maar hij zag er nog niet goed uit,
want jong en kort nog was zijn haar,
al waren zijn poten al behaard.
Zijn kop echter bleef wit en schraal
want nog bedekt met vroeger haar.
Als nu vos Reynaert dat ontdekt
Vreest hij dat de vos zijn nek
ontdoen zal van die oude pels
en wellicht ook van zijn leven,
want daar schijnt Rein niet om te geven.
Die duivel, die zijn aartsvijand is
en hem alleen geeft ergernis,
zit al een snood plan te bedenken
om hem te schaden en te krenken.
Daar hij geen uren wachten wou
en hij meteen wraaknemen wou
liet hij de leeuwin huilen en treuren
en aannemen andere kleuren
en plots ophouden met te eten.
De koning zag het en liet het weten
aan Reynaert die naar hem toeging:
- Reynaert, vroeg hem zacht de koning,
wat is er met de koninginne
die geen beet meer krijgt naar binnen?
Dat de vuren van de helleoven
verbrande wie mij met een logen
zou weigeren haar wens te voldoen
zodat ze weer eet van 't venizoen.
Zo wist Reynaert dat de lioen
dra zou ingaan op zijn verzoek
en hij speelt al met de gedachte
dat hij wolf Ysegrijn zou trachten
te vonnissen volgens zijn recht
dat uiterst krom is en niet recht.
Maar hij kan hem alleen verwijten
dat hij hem aan 't hof deed pleiten
de affaire met zijn afgewezen vrouw.
De wolf handelde toen zeer boud,
daar hij zich bij de raad bekloeg.
- Heer, zei Reynaert, ik ben bedroefd,
omdat uw bruid, zo edel en zo hoofs,
nu zo bleek en triestig oogt.
Zou iemand van haar tafelgenoten,
haar, eregast, zijn tekort geschoten?
Reynaert verzocht dan de dame
de vorst te zeggen wie met name
haar uit haar humeur had gebracht.
Al kende Reynaert haar gedacht
hij wou ontwijken de blamage
om d'oorzaak ervan aan te dragen.
- Dame, verklaar mij wat gij verlangt,
wees niet bedeesd, wees niet bang,
want het is niet meer dan billijk
dat uw wens wordt ingewilligd.
Zwijgen kon ze toen niet meer
want Reynaert had haar gesommeerd
en de vorst geïnterpelleerd.
Zij hief het hoofd op en hooghartig
klonk haar woord en openhartig.
- Vos Reynaert, gij verraadt iedereen.
Toen ge mij hebt gebracht hierheen,
toen wist ik niet dat hier een dier
om mij niet geven zou een zier
mij schromelijk te kort zou doen,
zoals de baron die opdient, doet
met zijn arrogante snoet.
Tijdens het maal, op geen moment
was ik de dupe van die vent.
Hij had voor mij en zijn eigen vorst
niet moeten opzetten zo'n hoge borst,
maar vriendelijk en met respect
ons aanreiken eten en bestek.
Hij handelde onbeleefd en onhoofs.
Hij hield zijn hoedje op zijn hoofd
en heeft het geen stond afgelegd.
Verdoemd hij die hem heeft verwekt.
Was dat in mijn land gebeurd
hij had zijn hoofdkap lang verbeurd,
want niemand zou zulk een gedrag
langer verdragen dan een dag.
'k Vermoed dat hij aan hoofdpijn lijdt
daar hij zo stuurs en zo nors kijkt.
Ik zie in zijn houding nog een fout
waarvan ik helemaal niet houd.
'k Zie dat hij al de hele tijd
voor ons vlees en venizoen snijdt
en hij draagt daarvoor aan zijn handen
een paar handschoenen of wanten
waarin hij vaak zijn neus snuit
en even vaak zijn mond afkuist.
Ook raakt hij meer aan dan zijn snoet
als hij zijn grote boodschap doet.
| |
| |
Geen ogenblik heeft hij ze uitgedaan
en daarom keerde om mijn maag.
Heer vorst, dit zal de reden blijken
waarom ge nooit aan mijne zijde
zult liggen, als niet voor mijn ogen
hem hoed en wanten worden ontnomen.
Ysegrijn, de grimmige rebel,
wou antwoorden nijdig en fel
als hij kreeg de gelegenheid.
Maar hij had gezien, net op tijd,
dat Nobels blik al stak vol haat
en leek tot alles nu in staat.
Vrezend dat het alleen slechter kon
zweeg wijselijk wolf de baron
en hij deed een stap achteruit.
Nobel had vernomen het besluit
van zijn bruid, die niet zou verdragen
dat hij met haar gemeenschap had
en kreeg zo een razemijaanval
dat hij brulde tot de arme wolf
die vlug een goede schuilplaats zocht.
- Heer Ysegrijn, geef die hoed hier,
of zijt ge soms een Schot, een ler?
Of denkt ge soms gekroond te zijn
of lijdt ge aan schurft, Ysegrijn?
Dan heeft de wolf zijn hoofd geheven
en sprak tot de vorst al bevend:
- Heer, laat mij dat niet beleven
want ik zou lijden zo'n helse pijn
dat ik hier voor allen val in zwijm.
Ge moet mij geen verwijten doen,
want ik draag wanten noch hoed.
Het zijn restanten van mijn vel
dat u diende tot bontpels
in de tijd dat de vos Reynaert
voor u zijn kruiden maakte klaar.
Rein hoorde die rechtvaardiging
maar hij zat er niets mee in.
Tussen zijn tanden heeft hij bezworen
de koningin, die zich liet horen:
- Mooi praten kan die imbeciel!
Bij mijn geloof in mijn moeders ziel,
als wij ons bevonden aan het hof
van mijn vader, dan kreeg de wolf
geen tijd om zich te verweren
of zelfs niet om zich t'excuseren,
want goed- of kwaadschiks om 't even
had hij reeds zijn wanten afgegeven.
Wat zijt gij toch voor een staatshoofd
als men u niet vreest of looft.
De koning was zeer aangedaan,
vooral toen hij ze zag opstaan
en haar de tafel zag verlaten
om hem bedroefd achter te laten.
- Vrouwe, riep hij, wil toch kalmeren,
we gaan ze hem meteen ontnemen.
Denkend dat hij kon ontkomen
heeft de wolf een sprong genomen,
maar de zaal was ver van lege.
De koning riep: - Hou hem tegen!
Aleer hij de poort kon bereiken
kon men Ysegrijn al grijpen.
Reynaert is zo blij als een kind
als hij de wolf neergeveld vindt.
Zij hem hoofd en poten afstropen
en hebben hem zijn hoed ontnomen.
Hij heeft een hoge prijs betaald
voor 't koninklijke bruiloftsmaal.
Dan daalde hij af de trappen
en ze lieten hem ontsnappen
omdat hij zijn werk had gedaan.
De jeugd laat hem niet zo maar gaan
want zij bleef hem luidkeels belagen
met hun spot en dwaze vragen.
Reynaert met twee plagerijen
bestookte de arme Ysegrijne:
- Compeer, werdt gij getonsureerd?
Als uw vrouw ter kerke keert,
kunt ge voor haar en haar vriendinnen
de psalmen van de kerkdienst zingen?
Uw hoed is rood heer Ysegrijn!
Denkt ge soms al keizer te zijn?
Wolf Ysegrijn was zeer beducht
en sloeg zonder afscheid op de vlucht.
Van het feest had hij het begin
meegemaakt zeer tegen zijn zin.
Aan d'eretafel zat de koning
met naast zich de koningin.
Heerlijk was de drank en fijn de spijs,
maar de dieren, wegens toverij,
leken niet bepaald tevreden.
Duivels geven niet om eten.
Toen hun dorst en honger was gestild
vroeg koning Nobel om wat stilte.
Hij riep Reynaert aan zijn zij
en vroeg waar zijn beloften zijn.
- Baron, ge hebt u sterk gemaakt
en het mij ook vaak herhaald,
| |
| |
dat mijn vrouw van al de dieren
kon aannemen uitzicht en manieren.
Geef daarvan meteen het bewijs
hier en nu in dit paleis.
- Vorst Nobel, gij zegt de waarheid,
uw bruid is veel talenten rijk.
Vraag het haar en het gebeurt;
zij stelt haar gemaal niet teleur.
In stilte betoverde hij de koningin
die als volgt het spreken begint
en zij voert zo goed het woord
dat Rein vindt dat het zo hoort.
Voor de koning en zijn baronnen
is zij met een excuus begonnen.
- Baron Reynaert, wil plaats nemen,
want van u wil ik vernemen
welke van mijn minnestrelen
gij meebracht naar deze streken.
Gij hebt, heer Reynaert, inderdaad
bij uw bezoek aan mij verklaard
dat al de dieren uit uw land
uitblinken in muziek en zang
en dat zij bovendien ook waren
goede worstelaars en acrobaten,
grootmeesters in het hoepelspringen
en om minneliederen te zingen;
in één woord dat op deze aarde
geen van mijn dienaars hen evenaarde.
Laat nu de waarheid aan 't licht komen,
laat uw artiesten zich nu tonen
en met de mijne voor de palm strijden.
Als de uwe in het zand bijten,
dat ze dan nederig zwijgen.
Wat betreft mijn meesterschap,
ik doe daar een demonstratie van
die men nooit overtreffen kan.
Reynaert dan tot Nobel sprak:
- Vorst, dit voorstel lijkt me goed,
zodat ge het aanvaarden moet.
Laat uw artiesten naar hier komen
en laat ze ons hun kunsten tonen
zonder enig respijt te laten
aan de koningin haar acrobaten.
Verslaan zullen wij ze zonder twijfel,
geen mens, vorst, die daaraan twijfelt.
- Reynaert, zei daarop de lioen,
wat ge aanraadt gaan we doen.
zult gij, baron, aansprakelijk zijn.
Nu gij deze spelen organiseert,
maak dat bewaard blijft 's konings eer.
Organiseer de spelen naar uw zin
en maak dat goedschiks of kwaadschiks
men zich schikt naar uw besluit.
De zaak ging de goede kant uit,
zoals dat wou de sluwe vos
die er wellustig gaat op los.
Hij laat afmeten in de zaal
lang en breed een kampplaats
waarrond de dieren gingen zitten
om van het schouwspel te genieten.
Rein liet roepen Bruin, de bere,
omdat hij het lichtste scheen te wegen.
- Bruin, gebood hij, kom naar voren.
Op Nobels verzoek zult gij ons tonen
een buiteling voor- en achterwaarts
waarin ge ooit zo bedreven waart.
Bruin begreep dat hij 't moest uitvoeren
want hij kon geen excuus inroepen
om zijn nummer niet op te voeren.
Hij plaatste zich op zijn vier voeten
in 't midden en maakte zich klaar,
hij streek vakkundig door zijn haar
en vroeg om aandacht in de ring
voor zijn dubbele buiteling.
De beer boog zijn hoofd naar de grond,
bracht de beweging naar zijn kont
en sprong, maar hij viel zo log neder
dat zijn anus werd veel breder
en openging als een achterpoort.
Zijn ingewanden, erg gestoord,
dreigden het af te laten weten
omdat ze staken zo vol met eten
dat na zijn mislukte buiteling
Bruin zich voor 't hof te buiten ging
en liet een zo vervaarlijke wind
dat hij weerklonk in heel de zaal
en schateren deed hij allemaal ...
Spottend zei de bruid tot de koning,
een mooie buiteling is dit
die bij d'uitvoering door de aars
zo luid als door een trompet blaast.
Zij kwam zelf dan op de proppen
met een dier van twintig koppen
dat brengen zou een capriool.
Het dier streek zijn kostuum schoon,
nam plaats op een open plek
en het buitelde met succes,
| |
| |
want zeer lenig was 't en licht.
Het ging zitten buiten het gezicht
en men ging aan 't applaudisseren
daar verslagen was Bruin, de bere.
Maar vos Reynaert, 't rosse beest,
die geen kwaad of vijand vreest,
liet vier hoepelringen prepareren:
twee smalle hoepels en twee brede
waarvan één smaller dan de drie,
hetgeen heel duidelijk was te zien.
Hij maakte ze vast in het strijdperk
op één rij, solide en sterk.
Hij was zo zeker dat ze op de grond
niet zouden vallen bij de sprong.
De acrobaat die er één rateert
Reynaert laat heer Brichemer halen
en vraagt hem om zich klaar te maken.
Voor deze oefening koos hij de hond
omdat er geen leniger dier bestond
en geen het dus beter kon doen.
Hij zal optreden voor vorst Lioen.
Zonder zich te haasten maakt de hond
zich klaar voor zijn magistrale sprong
al had hij in 't geheel geen trek.
Hij stak vooruit zijn lange nek
en - zijn staart tegen zijn rug geplakt -
liep hij op de hoepels af.
Hij nam de eerste twee met gemak,
maar de derde viel hem zeer hard.
In de vierde hoepel zat hij klem
al stierf hij, zo snakte hij naar adem.
Hij trok wanhopig zijn buik in
waardoor zijn aarsgat openging.
Wijl Reynaert die achter hem stond
hem aanmoedigde en zich opwond,
schoot de smurrie uit zijn darm
die gezwollen was en warm,
recht in Reynaert zijn gelaat.
Brichemer had het heel kwaad
toen hij zich door de hoepel wrong.
Reynaert zat onder de stront
tot zijn schande en tot jolijt
die schaterde met groot lawijt.
De bruid liet een ander dier komen
om 't zelfde nummer te tonen
maar zonder één fout of misstap.
Het sprong lenig en met gemak
door al de vier hoepelringen.
Allen begonnen te roepen en te zingen:
- Dit dier heeft het beter gedaan.
- Roep Cointereau, gebood Reynaert
en zadel Roönel als een paard
en dat hij hier een charge uitvoert;
de zaal is daarvoor groot genoeg.
Men bracht een teugel en een zadel
versierd met goud lijk voor de adel.
en de aap trots in 't zadel zat,
zei Rein: - Baron Cointereau, toon mij
wat ge kunt en wreek mij op die geit!
Geef Roönel de sporen dan
zodat hij het goed voelen kan.
De aap maakte zich zorgvuldig klaar
en Rein gaf hem een sporenpaar
van goed staal en van punten voorzien;
de aap deed er een aan elke hiel.
Hij hing daarna zijn leeuwenschild
links aan zijn borst zoals men 't wilt.
De aap springt op zijn statiepaard
zonder de teugel uiteraard.
Dan omgordt hij zijn zwaard
en met geheven lans galoppeert
hij door de zaal en hij chargeert.
Roönel kan het spel niet waarderen
want de aap blijft hem de sporen geven.
Zozeer geeft Cointereau hem de sporen
dat hij stromen bloed heeft verloren.
De hond had zoveel binnengeschrokt
dat zijn buik op barsten stond,
precies alsof hij zwanger was.
Van Cointereau kreeg hij zoveel last
dat hij zou barsten deze keer
want hij vloeide rectaal leeg.
De ruiter sloeg op zijn rug en kop,
en toen hij woest aan de teugel trok
rukte hij een stuk van zijn snuit af,
ofschoon de hond er geen schuld aan had.
Cointereau met gestrekte lans
leidde nu als een woesteling de dans.
Hij zwaaide zijn lans met zoveel geweld
dat hij haast lag neergeveld.
Hij brak zijn wapen, keerde weer
en chargeerde keer op keer.
Hij gaf Roönel zo de sporen
dat hij ervan droeg de sporen,
want uit wel vierentwintig gaten
| |
| |
kwam het bloed bij dunne stralen.
Toen hij zijn nummer had geklaard
steeg baron Cointereau van zijn paard.
- De ruiter is prima, riep men luid,
maar zijn paard heeft een dikke buik.
Twee dieren die betoverd zijn
springen met zwier en onverwijld
op andere van eendre origine
en wachten niet om te beginnen
met een luidruchtig steekspel.
Zij streden goed, zij deden 't wel,
zodat ze braken elk twee lansen.
Zij keerden terug naar hun plaatsen
en gingen zitten. Dan zei Nobel:
- Hoe mooi was toch hun steekspel.
Hier konden wij geen enkel punt scoren.
Rein, is ons eergevoel nu verloren?
- Heer, naar uw wil zal het geschieden.
Reynaert alsdan de zaal verliet en
daalde de staatsietrappen af
en zich naar een houten hut begaf.
Daar vlocht hij een lang tovertouw,
dat een boer met moeite torsen zou,
en droeg het moeiteloos naar de zaal.
Tot de kat zei hij: - Kom hier Tybaert.
Gij zijt in staat tot heldendaden.
(Hoor hoe men de kat zal bepraten!)
Gij hebt zovele kwaliteiten
dat gij u van deze taak gaat kwijten.
Draag dit touw nù meteen naar boven
en maak het vast tussen de twee bogen.
Nu had men Tybaert kunnen bedreigen
hem te verzuipen in een vijver
of te hangen aan 't galgenhout,
hij was niet in staat om dit touw
ook maar een vadem ver te dragen.
Reynaert gaat het er dan op wagen
om hem te helpen en zo de regels
van het reglement te breken.
Ze hebben samen aan twee balken
het tovertouw dus opgehangen.
Reynaert baron Tybaert gebood
te lopen over de zwarte koord
van 't een tot aan het andere eind
om verlost te zijn van de karwei.
Tybaert is zeker dat hij 't redt
- hij was een meester in dit spel
en hij zou erin zijn geslaagd
was het touw geweest normaal
en niet door de magie betoverd.
Hij klimt naar de balk en erover
als iemand die 't klimmen is gewend,
springt dan, maar heeft zich misrekend
en valt ongelukkig naar beneden
en ploft neer op zijn aars en gat
met een verschrikkelijke smak.
't Scheelde niet veel of uit zijn buik
puilden de meeste darmen uit.
Tybaert lag in 't midden van de zaal
in zwijm en in zeer slechte staat.
Een beest door vos Reynaert geschapen
en volmaakt van ledematen
is op de dwarsbalk nu geklommen
en vandaar op 't touw gesprongen
en loopt daar feilloos heen en weer.
Dat voelde Roussel als oneer
toen hij daarboven de danser zag
terwijl de kater daarbeneden lag.
- Baron, Reynaert, zei dan d'eekhoorn,
laat mij gaan dansen op die koord.
- Zwijg, snauwt hem toe baron Reynaert,
ge weet niet wat ge mij daar vraagt.
Roussel zweeg en hield zijn mond
wijl koning Nobel zich opwond.
Humeurig riep hij de vos Reynaert
en hij zwoer hem bij hart en staart:
- Baron, zei de vorst vol verachting,
zij voldoen niet aan mijn verwachting
die spelen door u uitgedacht.
Luister nu goed wat ik verwacht.
Ik wil dat gij een nummer opvoert
dat mij en iedereen ontroert.
Reynaert de vos begreep heel goed
dat hij aan de toestand iets moest doen.
Hij zei dat hij zou doen wat moet
om aan zijn wensen te voldoen.
Hij is op de nok van het dak geklommen
en heeft daar een lelijke streek verzonnen.
Hij ging zitten op de dakzadel
en iedereen verliet de zale
om Reynaert aan het werk te zien.
Hij prevelde formules vol magie
en hij deed dat woord voor woord,
maar geen hoveling die het hoort:
hij riep zijn baarlijke duivels aan
en vroeg hen om hem bij te staan
| |
| |
zodat hij geen pijn zou voelen.
Dan richtte hij zich op zijn voeten
en hij liet een kort gefluit horen.
Toen een zwart beest kwam aangevlogen
wist Reynaert dat hij slagen zou
in 't wonder dat hij daar doen wou.
Hij liet zich naar beneden vallen
en ging met luide stem aan 't brallen:
‘Salto mortale, salto mortale!’
Grimbert stortte hete tranen,
want de das, Reins volle neve,
vreest dat hij 't niet zal overleven,
maar Reynaert had zeer goed gevlogen
en was op zijn poten terechtgekomen,
dankzij Satan, zonder iets te breken.
Zij maakten allen het kruisteken.
Reynaert ging naar de koningin
en sprak haar toe in deze zin.
- Dame, uw beurt voor deze toer.
- Rein, 't is niet aan mij om het te doen,
want ik wil mijn mensen niet dood.
De leeuwin verhief trots het hoofd
en werd meteen een ander dier.
Hoe het vertellen? Er is hier
geen bekend beest of dier waarin
niet veranderde de koningin.
Daarna werd ze weer een leeuwin.
Nobel was vol belangstelling.
Reynaert zei hem: - Heer koning,
dunkt het u dat ik quitus ben
met wat ik u voorgespiegeld heb?
Nobel zei: - Ze is zeer minzaam,
maar één detail staat me niet aan.
Als dat kon worden weggewerkt
dan was zij vast een meesterwerk.
Baron, denk daar eens over na.
- Zeg mij, vorst, waarover 't gaat.
De koning nam zijn baron apart.
- Ik zal het u zeggen, vriend Reynaert.
Gij kunt mij helpen als geen ander.
Mijn bruid heeft zich vaak veranderd
en telkens hoopte ik op een beest
dat zo gebouwd zou zijn geweest,
dat zijn kut zou zijn gelegen
ver van de aars en er niet tegen.
Maar ik heb er geen gezien
en dat precies bezorgt mij verdriet.
d'Aars is een stinkende opening
en de kut een toch zo lieflijk ding,
zo heerlijk geurend als een roos
dat men ze zo gaarne liefkoost.
Hun buurtschap is niet acceptabel.
Een wijs man die is capabel
om beide van elkaar te scheiden
zou menig sterveling verblijden.
Reynaert denkt na een lang moment
over die koninklijke wenk.
Daar hij van nature trouwloos is,
verzint hij een magistrale list
en aanvaardt hij Nobels bevel.
- Een dergelijke opdracht, vorst Nobel,
kan niet goed worden volbracht,
tenzij met moeite en met macht,
tenzij met grote inspanningen
en na herhaalde pogingen.
Maar ik denk, vorst, te kunnen slagen,
als het de Schepper zou behagen,
en als het uw hoogheid wou behagen
mij te geven wat nodig is
voor een dergelijke besnijdenis.
- Rein, vraagt Nobel, zegt gij waarheid?
- Heer koning, gij hebt ongelijk,
mij, uw baron, niet te geloven.
Ge zult het zien met eigen ogen
als ik het nodige kan krijgen.
- Baron, als het is te verkrijgen,
ik zweer het bij mijn beide ogen,
zult gij 't probleemloos kunnen kopen
en gij zult, zei Nobel tot Rein,
voor altijd mijn vertrouweling zijn.
Rein die elke gek met dwaasheid voedt,
weet nu wat hij weten moet.
- Heer koning, het moge u behagen,
geef mij respijt van zeven dagen
en viert feest met de koningin.
Ik ga opzoeken mijn Hermelin
die op de hoogte is van die zaken.
Zij zal mij helpen en mij raden,
want in al wat de kut betreft
is ervaren mijn wederhelft.
De vorst antwoordt: - Haast u dan
en kom terug zo vlug als 't kan.
Reynaert heeft afscheid genomen,
is langs een sluippoort weggekomen,
zodat geen levend dier hem zag.
Zo verliet hij de vorst met hoongelach.
En om hem nog meer te vernederen,
laat hij hem wachten zonder redenen,
| |
| |
maar met groot geldelijk verlies.
Aleer hij de vos zou weerzien
ontgon Rein eerst een groot stuk bos
en zaaide daar ook tarwe op.
Daardoor maakte hij menigeen
diep ongelukkig met veel geween.
Dat verhaal ook kunt gij horen
als ge luistert met bei uw oren.
| |
Naschrift
Het slot van de branche Renart magicien (XXIV in de nummering van Strubel; bij Martin is dit branche XXIII, bij Harano/Fukumoto 24) getuigt van haast en spoed. In nauwelijks enkele verzen wordt deze erg lange branche van 2080 verzen, die alleen in ms. M voorkomt, afgemaald. Ook het scabreuze slot is verrassend. Of toch niet? Nadat de afzonderlijke hofdieren afgegaan zijn als mislukte kunstjesmakers die hun kunsten beëindigen in het domein van het scatologische (winden en stront; denken we aan de wind van de vos als symbool van het ‘onhoofse’ nadat hij de arme Julocke bij haar verminkte echtgenoot hoort weeklagen in de Middelnederlandse Reynaert I), vraagt de opperste heerser nu om aars en kut bij zijn nieuwe vlam verder van elkaar te scheiden.
Zoals ook in Van den vos Reynaerde het geval is, gaat dit stuk meer over de koning dan over de vos. Nobel is in deze epigone branche (wellicht geschreven tussen 1205 en 1250) niet de onkreukbare vorst die hij eigenlijk wil zijn of voorhoudt te zijn. Ook deze Oudfranse branche gaat over schijn en werkelijkheid. Hoewel de procesgang op het eerste gezicht volgens woord en wederwoord gaat, volgens de regels van de kunst, toont de leeuw zich als een slappe vorst die zijn gezag niet aan zijn rechtvaardigheid en autoriteit ontleent, maar aan schrik en macht.
In deze branche XXIV wordt de verbondenheid tussen de matière renardienne en de matière de Bretagne zichtbaar in enkele sprekende scènes. De vorst woont in het woud van Broceliande. Er wordt een queeste ondernomen naar de dochter van de schatrijke en machtige koning Ivorijn (Yvoris). Het wonder wordt nog versterkt door het feit dat de koningsdochter zich in allerlei gedaanten zou kunnen veranderen. De vos manipuleert deze keer niet alleen via zijn almachtig woord, maar als een duivelse Merlijn manipuleert hij ook de zichtbare wereld. Toverformules brouwend, brullend en brakend brengt hij in het hof van de zwakke Nobel een reeks onhoofse wezens binnen die op een ontluisterende manier de Nobelwereld letterlijk te kakken zetten. Deze scènes dragen bij tot het komische in het verhaal. De fijne glimlach zit in de vossenlist en vossenspot, bijvoorbeeld in de sarcastische spot bij de gevilde wolf. Deze ‘vilscène’ is een typisch voorbeeld van de fameuze ‘récriture’ van de ‘matière renardienne’. De auteur heeft vele bekende verhalen (het proces, het zweren op de relieken, het villen van de wolf) in een nieuwe vertelling van de middeleeuwse Renart-soap verwerkt die vol verwijzingen naar en varianten van vorige vertellingen zit. Mogelijkerwijze was in de visie van de auteur van branche XXIV het talige meesterschap van de vos niet voldoende om de hofgemeenschap te ontluisteren. In zijn interpretatie spiegelt de vos niet alleen in zijn Reynaerdie (Reynaerts listige en ongeëvenaarde taalsuprematie) een omgekeerde, onhoofse wereld, maar installeert hij door zinsbegoochelingen, magie en zwarte kunsten deze wereld ‘zichtbaar’ binnen de Nobelwereld. Ook in deze branche kunnen wij met de beste wil van de wereld geen positieve Reynaertfiguur zien.
Rik van Daele |
|