bibliothecaris Bertram Haller duikt, na zijn welkomstwoord, plotseling onder de katheder en komt even later weer net zo plotseling boven met Reynaert, een handpop, die namens hem de gasten, waaronder de crème de la crème van het Reynaertonderzoek, welkom heet. ‘Reynaert’ is verheugd dat de gasten afkomstig uit alle delen van de wereld (België, Canada, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Italië, Japan, Nederland, Spanje en Tsjechië) naar het Münsterland zijn getogen. Ook vermeldt Reynaert, niet zonder gepast chauvinisme, dat het Dyckse handschrift (bekend onder het sigle F) zich sinds 1991 in de Universitäts- und Landesbibliothek in Münster bevindt. Dit handschrift bevat niet alleen het volledig overgeleverde verhaal Van den vos Reynaerde maar ook Jacob van Maerlants Der naturen bloeme. Amand Berteloot krijgt hierna het woord en licht de tentoonstelling toe. De tentoonstelling is ingericht in drie afdelingen. In de eerste afdeling bevinden zich rond Der naturen bloeme fabels, jachtboeken en afbeeldingen van dieren in middeleeuwse religieuze handschriften. De tweede afdeling concentreert zich rond Van den vos Reynaerde en bevat de vroege Latijnse teksten, de Franse, Nederduitse, Hoogduitse, Nederlandse en Engelse teksten tot circa 1800. De derde afdeling is samengesteld rond Goethes Reineke Fuchs en eindigt met werken tot in de twintigste eeuw (met grafisch werk van Gerard Gaudaen). Deze tentoonstelling kwam tot stand in nauwe samenwerking met de universiteit van Osnabrück. Rita Schlusemann rondt de plechtigheid af met de overhandiging van het eerste exemplaar van de in ‘neuhochdeuts’ vertaalde Reynaerts historie aan Jan Goossens. De bezorgers van het boek, Rita Schlusemann en Paul Wackers, hebben de oorspronkelijk tekst van Reynaerts historie
(B) geplaatst naast de vertaalde tekst.
Ter gelegenheid van de tentoonstelling is een catalogus uitgegeven waarin Amand Berteloot en W. Günter Rohr in de inleiding een uitgebreid overzicht geven van de stamboom van Reynaert. Niet alleen de talrijke bronnen in de Reynaerttraditie worden beschreven en toegelicht maar ook zijn verre voorvaders in de fabels van onder andere Esopus, de bestiaria en teksten als de Ecbasis Captivi, Ysengrimus en natuurlijk de Roman de Renart. Een waar en toepasselijk naslagwerk waarmee de deelnemers aan het colloquium hun geheugen kunnen opfrissen.
De volgende ochtend om precies klokslag negen uur, niks geen Leids kwartiertje, begroet de conrector van de Westfaalse Wilhelms Universiteit professor doctor Ulrich Müller-Funk de deelnemers. Amand Berteloot, de organisator van het colloquium, stelt het consortium vulpis (wat volgens hem, zo vertrouwde hij mij later die week toe, ‘de onbetrouwbare volgelingen van de vos’ zou betekenen) voor aan zijn twee medeorganisatoren, W. Günter Rohr en Beatrix Zumbült, en de drie studentmedewerkers die hem deze week met raad en daad zullen bijstaan. Hierna opent Noboru Harano, president van de IRS, het colloquium en somt hij alle vijftien voorafgaande colloquia op waaronder Tokio, Düsseldorf, Turijn, Poitiers, Hull en Louvain-la-Neuve. Drie sprekers volgen nu: Keith Busby, Adrian Tudor en Paul Wackers. Zij gedenken de door alle aanwezigen betreurde en op 10 augustus 2004 plotseling overleden Brian Levy, die samen met Paul Wackers de initiatiefnemer was van het in 1987 opgerichte jaarboek Reinardus. Persoonlijk heb ik Brian Levy niet gekend - het is mijn eerste colloquium van de IRS -, maar hij moet, getuige de vele anekdotes, een opzienbarende verschijning zijn geweest. Adrian Tudor beschrijft hem als een man met een aanstekelijk gevoel voor humor waarbij men zich snel op zijn gemak voelde. Eén van de meest opmerkelijke anekdotes is dat Brian Levy tijdens het geven van een college een niet te stelpen bloedneus kreeg en hij, performer als hij was, een pijpje krijt in zijn neus stopte en 45 minuten lang