| |
| |
| |
artikel
■ Rik van Daele
De schone en het beest
Twee Reynaertanimatiefilms uit het interbellum
De verre neef: Robin Hood
De vos speelt in de animatiefilm een bescheiden, maar niet onbelangrijke rol. Op de onvolledige en niet helemaal correcte lijst van de webstek www.vickifox.com staan dertien animatiefilms met vossen, waarbij onder andere Animals of Farthing Wood (in het Nederlands vertaald als Beestenbos is boos) en Pinocchio, waarin de duivelse vos J. Worthington Foulfellow een van de belagers van de ongehoorzame houten pop is. De meest bekende film uit het rijtje met een vos in de hoofdrol is ongetwijfeld de Walt Disneyfilm Robin Hood uit 1973. In deze film wordt het klassieke verhaal van Robin Hood of Nottingham verteld aan de hand van sprekende dierenfiguren. Een sprekende haan leidt het verhaal in. Prins Jan en koning Richard Leeuwenhart zijn een luie, bedrieglijke en een ridderlijke, genereuze leeuw, Father Jan een goedlachse beer, Friar Tuck een das (eerst dacht Disney aan een zwijn, maar men vreesde kerkelijke kritiek), Robin Hood en zijn geliefde Marianne zijn (sympathieke) vossen. De vos is de glorieuze held die het tegen de tiran en het onrecht opneemt. Deze moderne Robin Hood is tekenend voor de metamorfose die de hedendaagse vos heeft ondergaan (van schurk naar schelm). Dit vrij positieve vossenbeeld is ook typisch voor de vos in de moderne tekenfilm. De Disneystudio's maakten later nog een bekende tekenfilm met een vos in de hoofdrol: The Fox and the Hound (in het Nederlands Frank en Frey, 1981). In deze film wordt kameraadschap boven beestachtige wreedheid en de jacht der soorten gesteld. Positieve vossen vinden we verder nog in Waterschapsheuvel, David de kabouter (naar de boeken van Rien Poortvliet) en vele andere animatiefilms. Een stoute, maar toch grappige vos ten slotte vinden we in Fox Busters.
Dat Disney echter een aantal vossen op het voorplan zet (of op het achterplan zoals in de getekende stukken van Mary Poppins uit 1958, waarin ook een vosje optreedt), hoeft ons niet te verbazen. Walt Disney dacht er in de late jaren '30 zelfs aan om een animatiefilm te maken rond het thema van Reynaert de vos en de middeleeuwse Reynaertverhalen. Zijn bezwaar was echter dat hij dan een crimineel als hoofdpersonage zou moeten creëren. Na jaren van ontwikkeling en preproductie werden alle ideeën en schetsen verwerkt in Robin Hood. Zo zijn affiniteit voor de zichzelf steeds weer vermommende vos of de diefstal van de juwelen van koning Jan door een kus typisch Reynaerdiaans. Waar Robin Hood op zijn slechtst is, raakt hij Reynaert de vos. De film Robin Hood zou best aan een Reynaerdiaanse analyse kunnen onderworpen worden, zoals Joan B. Williamson (USA) dit reeds deed.
Walt Disney wilde oorspronkelijk iets met kippen doen en dit vanuit Chantecler van Edmund Rostand, de auteur van Cyrano de Bergerac. Deze satirische komedie over een hoogmoedige kleine haan uit 1910 schetst een beeld van de Franse maatschappij voor de Eerste Wereldoorlog. Het toneelstuk kende een ongemeen groot succes. Disney wilde na het voltooien van Sneeuwwitje in 1937 onder de titel
| |
| |
Chanticleer een langspeler maken over een vos en de kippen op een boerenerf. Twee van zijn topmensen, Ted Sears en Al Perkins, kregen de opdracht het scenario te schrijven. De Franse satire werd door hen te ‘highbrow’ geacht voor het Amerikaanse publiek. Ze slaagden er maar niet in de haan in een positief karakter te veranderen. Daarop stortte Disney zich op Reynaert de vos als de vijand van de haan. Ondanks de vele goede gags konden de karakters zich te weinig onderscheiden en waren ze te weinig uitgesproken sympathiek. Het project belandde ondanks de geslaagde gags en prima schetsen in de lade. Maar nog gaf Disney niet op en er volgden met diverse medewerkers nieuwe pogingen in 1941, 1945 en 1947. Vele van de tekeningen werden uiteindelijk in de Robin Hood-film opgenomen. Toch ondernam Disney nog één serieuze poging. Ken Anderson en Marc Davis hadden in het begin van de jaren 1960 net de erg succesrijke en vooruitstrevende film 101 Dalmatiërs voltooid. Zij waren op zoek naar het equivalent van een grote Broadway-musical met sterke songs en kleurrijke personages. Zij vonden weinig bruikbaar materiaal in de lopende projecten, maar kregen wel inspiratie door het zien van de oude kleurrijke tekeningen over Reynaert en de kippen. Los van Rostands Chantecler zagen zij een totaal nieuw te schrijven vossenverhaal wel zitten. In dit verhaal speelde de naïeve Chanticleer de hoofdrol: goedmenend en dom, maar uiterst geliefd bij alle dorpelingen. Hij wordt tot burgemeester verkozen. Reynaert is zijn gladde, kwade tegenspeler: hij zorgt voor verwarring in de kippenren, waardoor de kippen geen eieren meer leggen. Reynaert stelt zich tegen de haan op als kandidaat-burgemeester. De haan raakt betrokken in een gevecht en realiseert zich plots dat de zon ook opgaat zonder zijn gekraai. Hij corrigeert daarom zijn gedrag.
De plot was niet groots, maar de tekeningen waren volgens intimi verbluffend. Walts oudere broer Roy zou het project gekelderd hebben. Men wilde aan een tweede Amerikaans Disneypark en 3D-films werken. Volgens insiders ligt er nog steeds prachtig materiaal in de kasten van de Disneystudio's. Alle hoop lijkt nog niet verloren...
Wat misschien minder bekend is, is dat er buiten de Walt Disneystudio's twee moderne animatiefilms op basis van de ons bekende Reynaertverhalen zijn gemaakt. Ze kwamen quasi gelijktijdig op de markt (in de jaren '40), verdwenen nadien van het toneel, om er 50 jaar later weer op te verschijnen, de ene bejubeld, de andere benaderd met heel veel reserves. Hoewel deze films interessante parallellen hebben, zijn ze ook (en vooral) elkaars tegenpolen. De ene is in zwart-wit, hoofdzakelijk met poppen gemaakt, de andere in kleur gerealiseerd en volledig getekend. De ene werd volledig bewaard en gerestaureerd en in de jaren 1990 op dvd uitgebracht, de andere werd fragmentarisch overgeleverd, onder embargo geplaatst en bestudeerd door de staatsveiligheid. Het betreft enerzijds de Roman de Renard van de Russisch-Pools-Franse cineasten Ladislas en Irène Starevitch (‘de schone’) en anderzijds Van den vos Reynaerde van de Nederlandse filmmaker Egbert van Putten (‘het beest’). De vergelijking van deze beide films is op vele terreinen boeiend. Cinematografen zullen er belangrijke verschuivingen en veranderingen in kunnen ontdekken. Als literair-historicus voel ik me meer aangesproken tot een verkenning van de poëtische aspecten en de bronnenstudie. Wij concentreren ons vooral op de minder bekende en in het Nederlandse taalgebied nooit onderzochte film van Starevitch.
| |
| |
| |
Het beest: Van den vos Reynaerde, een antisemitische tekenfilm van Egbert van Putten (1943)
Voor ‘het beest’ moeten we naar het Nederland in het begin van de jaren '40. Tijdens de Tweede Wereldoorlog, in 1943, werd een fascistische antisemitische Reynaertbewerking gemaakt waarin de neushoorn Jodocus (jodo is in het Nederlands een anagram van jood) een weinig benijdenswaardige hoofdrol speelde.
Van de film is slechts een fragment overgeleverd, waarvan ik ooit slechts vier minuten op video heb gezien door de bemiddeling van de Stichting Nederlands Filmmuseum. De film werd in het begin van de jaren '90 toevallig ontdekt bij het inventariseren van de archieven van het Nederlands Filmmuseum in Amsterdam. Het fragment lag daarvoor in het Bundesarchiv te Berlijn, waar de geluidsnegatieven en het tweede deel van de beeldnegatieven zich misschien nog steeds bevinden. Het kleine fragment is nu te bekijken op de permanente tentoonstelling Reinaerts streken in Huis Thuysbaert (deel van het Stedelijk Museum) te Lokeren.
Om meer over de film te weten te komen, dienen we eigenlijk bij de brontekst (die we perfect kennen) te starten. Bij deze film leidde het succes van een boek naar een verfilming. De film had echter weinig zuiver esthetische draaimotieven.
De bron van deze Reynaertfilmbewerking is de prozabewerking Van den vos Reynaerde, Ruwaard Boudewijn en Jodocus van Robert van Genechten, een boek dat in maart 1941 verscheen bij de Amsterdamsche Keurkamer van dichter, prozaïst en uitgever George Wilhelm Kettmann, en er snel twee drukken kende, samen goed voor 10.000 exemplaren. Dezelfde uitgeverij had in 1939 Hitlers Mijn Kamp uitgegeven en was dé verspreider van het nationaal-socialistische ideeëngoed in Nederland. Over dit boek werd o.a. reeds onderzoek verricht door Frits van Oostrom en Wim Gielen.
De bedoeling van het boek was volgens theatercriticus Lode Monteyne:
een beeld te geven van de ontaarding en de verwildering, die kenmerkend was voor de Westersche landen in de jaren welke de katastrophe van 1940 voorafgingen. Als de voornaamste oorzaak van dezen toestand beschouwt de auteur den invloed van het steeds machtiger wordend jodendom, dat de raszuiverheid bedreigt, en zoowel de sociale als de moreele ontbinding in de hand werkt. (De Dag van 9-10 november 1941)
De nieuwe prozatekst staat erg ver van het middeleeuwse origineel en kent diverse nieuwe personages en een sterk gewijzigde structuur. De oude koning Nobel is dood. De jonge leeuw en troonopvolger Lionel verlaat het land. Boudewijn de ezel bestuurt de onderdanen. Van deze zwakte in het staatsbestel profiteert de lelijke Jodocus, een diklippige woekeraar, wiens ras, de neushoorn, over heel de wereld verspreid is. Deze nergens aardende intrigant heeft elders verwildering en rassenvermenging in de hand gewerkt. Doordat hij de dieren aanmoedigt zich te vermengen, ontstaan minderwaardige en vreemdsoortige rassen. Geen enkel dier houdt zich aan de ‘regels van zijn geslacht’. De dieren kennen zichzelf niet meer en vreten zelfs hun eigen kinderen op. ‘Rein-(van-)aert’ bewerkstelligt de ondergang van de eeuwig wandelende jood. Leeuwenkoning Lionel is ondertussen volwassen
| |
| |
geworden en komt dichter naar het land van zijn vader. Door een list haalt Reynaert Jodocus over mee naar het hof terug te keren. Daar vindt een duel plaats tussen Boudewijn en Jodocus, dat echter onderbroken wordt door de komst van Lionel. Jodocus wordt door Firapeel de luipaard gedood.
De vos Reinaert is in de bewerking naar het achterplan verdrongen. Hij is de bondgenoot van het leeuwenjong, waarin we zonder veel moeite de Führer zelf herkennen. De vos is gedegradeerd tot een pion die dient om het Duitse militaire ingrijpen en de politiek van het uitroeien van de joden te rechtvaardigen. Door zijn list zal Reynaert ervoor zorgen dat hoofdrolspeler Jodocus ten onder gaat.
Auteur Robert van Genechten (o1895), een Antwerpenaar die na de Eerste Wereldoorlog wegens zijn pro-Duitse sympathieën naar Nederland vluchtte, was in 1934 lid geworden van de NSB, de Nederlandse Nationaal-Socialistische Beweging. Toen zijn Reinaert in 1941 in twee drukken op 10.000 exemplaren werd gepubliceerd, was hij procureur-generaal bij het Haagse gerechtshof, een instelling die het verzet moest uitroeien, en docent aan de Leidse universiteit. Omdat hij eerder vanuit volksnationale en niet vanuit fascistische motieven handelde, weigerde hij in 1942 de eedaflegging van de Nederlandse SS bij te wonen. Hij vertikte het als Nederlander de eed af te leggen voor een vreemde mogendheid. Als gevolg van deze weigering werd hij weggepromoveerd, verdween hij langzamerhand van het toneel en stortte hij geestelijk in. Na de bevrijding werd hij veroordeeld tot de doodstraf. Terwijl de beroepsprocedure aan de gang was, hing hij zich in december 1945 in zijn cel te Scheveningen op.
De 10.000 gedrukte exemplaren van Van Genechtens Reynaert bewijzen het succes van dit propagandastuk. Een ander populariteitsbewijs was de bewerking als radiohoorspel, die op 10 april 1941 door de Vlaamse omroep Zender Brussel werd uitgezonden. Vanwege het succes van dit dierenverhaal met een bruikbare ideologie gaf het departement van Volksvoorlichting en Kunsten aan de Nederlander Egbert van Putten de opdracht het boek te verfilmen. Van Putten, de Berlijnse kringleider van de NSB, had in 1941 de missie gekregen om in Nederland een bedrijf voor teken- en cultuurfilms op te richten, het in Den Haag gevestigde Nederland Film. Het contract voorzag een film van circa tien minuten met een budget van 30.000 gulden. De film zou uiteindelijk dubbel zo lang worden en veel meer kosten dan begroot was. De zwarte silhouettekeningen van Maarten Meuldijk die de brontekst van Van Genechten illustreerden, waren totaal niet geschikt voor een film. Daarom moesten alle figuurtjes opnieuw ontworpen worden. Om talentrijke tekenaars te vinden werd in Haarlem een tekenwedstrijd uitgeschreven, waaruit 30 laureaten werden gekozen. Er werd nieuwe muziek gecomponeerd en een nieuw scenario geschreven dat het verhaal grotendeels volgt. Toch gaf het eindresultaat enkele opvallende afwijkingen te zien. Lionel komt in de tekenfilm niet voor. Vooral de rol van Reynaert verschilt in boek en film. Bij Van Genechten speelt de vos een tweederangsrol, in de tekenfilmversie is hij de fascistische held. De meer intellectuele boekversie had minder behoefte aan een duidelijke held dan de meer op propaganda gerichte tekenfilm.
Men kan zich afvragen waarom de Duitsers het vossenverhaal lieten verfilmen. Gaf een dierenverhaal mogelijkheid tot geschikte propaganda? Beschouwden ze de stof als eigen, of als geschikt om in Nederland (en Vlaanderen?) de nationaal-socialistische ideeën uit te dragen? Waren de functie en de figuur van Van Genechten bepalend om het succesrijke boek te bewerken tot een filmscenario?
| |
| |
In april 1943 was de film klaar en werd hij in een Haagse bioscoop in voorpremière eenmalig getoond aan de medewerkers en de financiers. Van Genechten en diverse NSB-boegbeelden zaten in de zaal. De auteur had zich al tijdens het creatieproces enthousiast over de verfilming uitgelaten. De Propagandaraad van het departement van Volksvoorlichting en Kunsten was blijkbaar toch ontevreden, wellicht vanwege de interpretatie van de vos vanuit het nationaal-socialistisch oogpunt. Sinds de voorpremière ontbreekt voorlopig elk verder spoor van de dure propagandafilm. Hij werd nooit meer in de bioscoop vertoond, ondanks de lovende kritieken over de technische kwaliteiten van de film. Naar de redenen waarom de film nooit werd vertoond, is het gissen. Kon de vosseninterpretatie niet meer door de beugel? Was de film ideologisch zwakker of onpreciezer dan het boek? Was Van Genechten persona non grata geworden? Was de tijd niet gunstig voor antisemitische propaganda?
Bij het bekijken van het gevonden fragment valt 60 jaar na de productie de goede technische kwaliteit nog steeds op. Op technisch vlak hoeft deze animatiefilm niet onder te doen voor de Disneyfilms uit dezelfde periode. De tekeningen zijn vaardig, de bewegingen vloeiend, de kleuren fel. De eerste minuten (die ik kon bekijken) zijn ontwapenend en tonen de hoofdrolspelers in een idyllisch landschap. De nodige humor ontbreekt niet.
| |
De schone: Le Roman de Renard, Ladislas & Irène Starevitch (1941)
Idylle en humor zijn ongetwijfeld ook belangrijke bestanddelen van Le Roman de Renard van de Russisch-Pools-Franse cineast Ladislas Starevitch. De film werd in 1929 en 1930 opgenomen en op 10 april 1941 in Parijs in roulatie gebracht. De eerste ‘extraits’ werden in november 1929 en vervolgens in 1930 vertoond aan de Sorbonne. Louis Nalpas was verantwoordelijk voor de productie, maar hij slaagde er niet in de sonorisatie tot een goed einde te brengen. De grote tussentijd tussen de draaitijd en de uiteindelijke release werd veroorzaakt door geluidsproblemen. Uiteindelijk werden twee versies op de markt gebracht. In 1937 een Duitse versie (Reinicke Fuchs) door UFA met muziek van Julius Kopsch en in 1941 de Franse versie, geproduceerd door Roger Richebé, met muziek van Vincent Scotto en dialogen van Jean Nohain en Antoinette Nordmann. In 1992, na meer dan 50 jaar vergetelheid, werd de film gerestaureerd. Over zijn recente Franse carrière zijn ons geen gegevens bekend (alleen vermeldt Maurice Genevoix, Le Roman de Renard, Presses Pocket, 1991 in zijn filmografie dat de film in 1990 een tweede première in Parijs zou hebben beleefd (De Vreese, 1995, 31)), wel over de Belgische. In februari 1995 was de film voor het eerst te zien in het Centre Culturel le Botanique te Brussel op het Festival du Dessin animé et du film d'animation. Tijdens de festivaldagen werden de poppen en de decors van de film tentoongesteld in de Brusselse Passage 44. De film is daarna nog een zeldzaam aantal malen voor een beperkt publiek in besloten kring gedraaid. De laatste keer tijdens de opvoeringen van de Beverse musical Reynaert, de Vosical (2002) en op het congres van de Reynaerdisten in Louvain-la-Neuve (2003).
Ladislas Starevitch werd geboren op 8 augustus 1882 in Moskou uit een familie van Poolse oorsprong uit Litouwen. Na de dood van zijn moeder - hij is dan pas vier - groeit hij op bij zijn grootmoeder. Hij is een rebels kind, wordt van school gestuurd,
| |
| |
volgt dan kunstcursussen, zonder de indruk te krijgen dat hij iets leert. Hij houdt van tekenen, beeldhouwen, maakt ‘lanternes magiques’ en specialiseert zich in de fotografie, terwijl hij de entomologie (de leer van de optica) bestudeert. Hij trouwt in 1906 met Anna Zimmermann. In 1907 wordt Irène geboren en in 1913 Jeanne, de filmactrice Nina Star.
Starevitch maakt zijn eerste animatiefilms vanaf 1909. Wanneer de Eerste Wereldoorlog uitbarst, heeft hij al twintig films gedraaid, waaronder diverse langspeelfilms over klassieke Russische stofcomplexen met echte Russische topacteurs en een aantal films waarin hij acteurs combineert met geanimeerde poppen, zoals dat ook later te zien was in Disney's Mary Poppins (1958). Omdat marionetten volgzamer zijn, zou hij zich in de animatiefilm gespecialiseerd hebben...
Zijn eerste animatiefilm, Lucanus Cervus (1910), realiseert hij met dode insecten. Hij krijgt vrij snel internationaal succes. In 1919 - na de Russische Revolutie - vertrekt hij. Hij verhuist via Odessa en Yalta en verder via Italië naar Fontenay-sous-Bois in de omgeving van Parijs. Eens in Frankrijk zou hij definitief voor de animatiefilm kiezen. Hij werkt er in zijn eigen studio, produceert en realiseert zijn eigen films en laat ze door anderen distribueren. In de jaren twintig zal hij dertien korte animatiefilms opnemen. Hij realiseert met Le Roman de Renard in 1929-1930 zijn eerste avondvullende lange animatiefilm (maar de film zou pas - zoals gezegd - in 1941 gesonoriseerd worden).
De gesonoriseerde Roman de Renard van Starevitch betekende een mijlpaal in de (animatie-) filmgeschiedenis. Bij sommige films werd hij geholpen door zijn oudste dochter Irène. Bij Le Roman de Renard schreef zij het scenario en hielp ze bij de animatie en de beeldregie. Moeder Anna zorgde voor de aankleding van de poppen. Er was geen hulp van buitenaf. Eigenlijk ging het om een klein familiebedrijfje.
Na deze revolutionaire film, die een van de hoogtepunten in Starevitchs carrière
Starevitch en zijn echtgenote Anna in 1926
| |
| |
vormde, loopt het minder met zijn carrière. In de jaren 30 zullen eerst de kleurenfilm en later de klank het filmwereldje op zijn kop zetten. De eenzame artiest kan in zijn privé-studio niet meer concurreren met de grote studio's. Het financieren van zijn films lukt steeds slechter. Ook de Tweede Wereldoorlog doet zijn carrière weinig goeds. Na 1945 vindt Starevitch echter opnieuw zijn draai en zal hij nog diverse (bekroonde) films maken.
Starevitch sterft op 26 februari 1965 tijdens het opnemen van de film Comme chien et chat. Er zijn van hem 50 kort- en langspeelfims bewaard.
Men heeft Starevitch omschreven als een tovenaar. Hij was ideeënman, animator, schrijver, filmtechnicus, lichttechnicus en illustrator. De taken die hij niet op zich nam, gaf hij aan de andere gezinsleden. Zo decoreerde zijn vrouw de poppen. Starevitchs poppen zijn tot 80 centimeter groot en bestaan uit metalen gewrichten en houten skeletten, overtrokken met gemsleer, waardoor de illusie van dierenhuid ontstaat. Dit leer is plooibaar, zodat de gezichten enige expressie kunnen krijgen. De ogen zijn van glas zoals dat door de opzetters van dieren wordt gebruikt. Oren, tong en oogleden zijn van gemsleer, zodat ze sierlijk kunnen bewegen. Een mooi voorbeeld hiervan vinden we in de verleidingsscène van de beer, wiens neusvleugels trillen van genot. Het fraaist is de vervoerd ademende koningin, die zich maar al te graag door de vos laat verleiden. De dieren zijn opgevuld met mousse, katoen en stro. De poppen waren zeer ingenieus gemaakt, maar toch niet altijd zo efficiënt bij het manipuleren. Sommige poppen werden in diverse films meermaals gebruikt, wat tijd spaarde. Daar stond tegenover dat Starevitch van hetzelfde personage diverse exemplaren in verschillende groottes diende te maken.
De meeste poppen zijn geconserveerd en worden nu gekoesterd door Le Fonds Starevitch. Ze zijn bewaard in hun laatste kostuum. Zo is de Renard gekleed in de plunje uit Fleur de fougère uit 1949, een film die in de prijzen viel op het filmfestival van Venetië. In de lente van 1988 stond Irène, de oudste dochter het archief van haar vader af: tientallen marionetten en decors, manuscripten, contracten, persknipsels en diverse filmnegatieven, waaronder Le Roman de Renard.
Irène stierf in 1992, het jaar waarin de restauratie van de Renard door de ‘archives françaises du film’ voltooid werd en op dvd verscheen.
Hoe lang Starevitch aan zijn films werkte, is alleen van zijn best gedocumenteerde film, Le Roman de Renard, bekend. Aan deze film van 65 minuten (wellicht duurde de eerste versie er 75) werkte hij 18 draaimaanden en dit zonder de geluidsopnames. Het schijnt dat voor een dergelijke filmduur 93.600 beelden nodig zijn. De Renard telt 2100 meter film...
We kunnen ons de vraag stellen waarom Starevitch precies Le Roman de Renard heeft gedraaid. Er zijn een aantal mogelijke redenen te bedenken. De belangrijkste is te vinden in het oeuvre van Starevitch zelf. Hij was ongetwijfeld geobsedeerd door dieren, de bijna evidente hoofdrolspelers in (de meeste) van zijn animatiefilms. In de beginjaren 1909-1911 draaide Starevitch onder andere La Vie de la libellule, Les Scarabées, La Lutte des cerfs-volants, La Guerre sanglante entres les cornus et les moustachus en Le Noël des insectes. In 1932 realiseerde hij Deux fables de La Fontaine en Le Lion devenu vieux, films waarin hij (wellicht) ook zijn Renard-poppen kon gebruiken. Het leverde hem later de ere-titel ‘de moderne Aesopus’ op (Marie Seton in World Film News).
| |
| |
De tweede reden is evident: dieren begiftigd met verstand en spraak zeggen nu eenmaal veel over de mens zelf. Dit is de essentie van de animatiefilm zelf. En de essentie van onze Reynaertverhalen! ‘Parce que les animaux en eux-mêmes sont comme des ébauches préliminaires de l'homme et ne sont sujets à aucune des inhibitions qui affligent l'humanité, les marionettes d'animaux ou les dessins révèlent les excentricités des humains bien plus librements que n'importe quelle représentation humaine.’ (Marie Seton). Met dit verhaal produceert Starevitch een fantastische satire op mens en maatschappij. Die satire werd ook gevoeld, want volgens zijn kleindochter werd de film eerst gecensureerd vanwege de kritiek op de kerk, o.a. in de verafgoding van een olifant en de paradijsscène waarin de hemel wordt getekend als een voorraadkast van worsten en varkens, melk en honing.
De derde reden is Starevitchs bekendheid met de ‘matière renardienne’ en zeker met het grafische Reynaertwerk van Wilhelm von Kaulbach die sinds 1846 vele Goethe-edities van de Reineke Fuchs (origineel uit 1794) illustreerde. De directe bron kon een Duitse tekst zijn, maar ook een van de vele herdrukken van de met Kaulbachprenten geïllustreerde Franse vertaling van Edouard Grenier (eerste editie uit 1867). Of misschien kende Starevitch uit zijn jeugd de fraaie Russische druk met de Goethe-vertaling van L.S. Lichatsjov, die in 1901 in Sint-Petersburg werd gepubliceerd (Gielen, 1994, 64)? In 1929, het jaar waarin hij aan de Renard begon, werd in Parijs een Franse vertaling van de Goethe-Renard gepubliceerd, met name Le Roman de Renard, Paris, A l'enseigne du Pot cassé, 1929, petit in-8, broché, couverture illustrée, 218 p.
Met Goethe en vooral Kaulbach hebben wij Starevitchs belangrijkste bronnen genoemd. Dat het Goethe betreft en primair geen Franse Renard-traditie, bewijst de plot van het verhaal. De zingende haas komt in de Franse traditie niet voor. Toch is
| |
| |
Goethe niet Starevitchs enige bron. Het begin van de Renard, de episodes van de vos en de raaf en de vos en de wolf op het ijs, komen bij Goethe niet voor, net als de uitgebreide beschrijving van de bestorming van Malpertuis.
Kaulbach is onder andere onmiskenbaar terug te vinden in de fysionomie van het koningspaar en de hofkapelaan, de huiselijke scènes in Malpertuis, het vossenjong met luier, de zingende haas, de in een kerker gevangen samenzweerders en - heel speciaal - de lachende korenaren, die Starevitch transformeert tot korenaren met zingende kikkers.
Starevitch gebruikte een Goethe-tekst met Kaulbach-illustraties (zeker), La Fontaine en een of meer edities van de Roman de Renart. Voorzichtigheid is hier wel de boodschap. Misschien vond de cineast deze elementen wel gecombineerd in een en dezelfde uitgave, zoals dat bijvoorbeeld vast te stellen was in de studie van de bronnen van Louis Paul Boons Wapenbroeders (1955). Een van Boons voornaamste bronnen was een editie van de Roman de Renart van Frappier-Boyon, een schooleditie in de reeks Classiques Larousse, waarin teksten uit de Ysengrimus, de Reinhart Fuchs en de Roman de Renart zijn samengebracht. Of misschien lag er wel een kinderboekenversie aan de basis van zowel Boons als Starevitchs meesterwerk.
Het verhaal van Starevitch is zowel cinematografisch als episch bijzonder knap. De grootste kwaliteiten zijn het technische vakmanschap, de schijnbare eenvoud (diverse scènes worden gedraaid tegen een natuurlijke achtergrond of tegen foto's (bijvoorbeeld Malpertuis), de leuke vondsten en vooral het sterk poëtische karakter. Voor ons filmkijkers uit de eenentwintigste eeuw, komt daar ook de afstand in de tijd bij: die van de digitale technologie tegenover de beginjaren van de animatiefilm, met associaties van oorspronkelijkheid, bewuste creativiteit (bijvoorbeeld wanneer de natuurelementen in het spel zijn zoals stromend water en bevroren ijs) en aandoenlijkheid (en soms houterigheid). Maar het gaat in het geval van Starevitchs Le Roman de Renard in elk geval om een meesterwerk, vol flashbacks en flashforwards (toekomstdromen), knappe, elkaar snel opvolgende scènes zonder dode momenten, spirituele dialogen, uitstekende muzikale fragmenten, knappe humor en de nodige anachronismen, zoals de aanwezigheid van een fotograaf en een commentator met microfoon in het tweegevecht, een pendant van een moderne bokswedstrijd. De film is doorspekt met een vleugje erotiek zoals bij de uitdagende, ontblote dij van de door haar echtgenoot afgewezen koningin in de richting van de vos en enkele hijgende boezems. Ook de serenade van de verliefde Tibert voor de ijdele leeuwin (die als een echte modepop wordt getoond) hoort in dit rijtje thuis. Seks, castratie en verkrachting komen in dit jaren 30-verhaal niet voor. Populair zijn de klassieke animatiefilmscènes zoals knok- en valpartijen, vlucht- en achtervolgingsscènes. Starevitch kan er bij de bestorming van Malpertuis maar niet genoeg van krijgen (het enige moment waar de film langdradig dreigt te worden). Willy Devreeses vergelijking tussen deze animatiefilm en de huidige homevideo's (naar effect toe, niet naar kwaliteit) is correct: ‘Hoe harder de klap, hoe leuker de
grap’. Ook kinderen zien het zo.
De grootste kwaliteit van Le Roman de Renard is in de humor te vinden. Een mooi voorbeeld is de driehoeksrelatie tussen de koningin, Tibert en Renard. De amoureuze kater, don juan en verleider, vrijt de koningin op. Omdat hij zo met het hart van de koningin dolt, wordt hij door haar jaloerse echtgenoot uitgezonden naar het gevaarlijke Malpertuis. Veel humor is ook te vinden in de uitbeelding van de aasvo- | |
| |
| |
| |
gels met mes en vork boven de veroordeelde vos, van de scène in de hemel, waar varkens en worsten in overvloed zijn, van de scène waar Renard in het begin van de film een dorpeling wakker klopt, van de vos die haast niet kan wachten om Chantecler op te vreten en bij de beschrijving van de kleding van de koningin bij het begin van de bokswedstrijd, die de vos zal winnen nadat hij de wolf zand in de ogen strooit.
Deze film verdient verder onderzoek. Voor de cinefielen zijn er vragen genoeg zoals: hoe verhoudt deze film zich tot de Diseneyfilms? Voor de literatuurspecialisten is de vraag naar de bronnen interessant. Natuurlijk is er voor de Tiecelijnlezer na deze lectuur hopelijk de vraag naar het bekijken van de film zelf. Dit is mogelijk, want Starevitchs Roman de Renard verscheen op dvd. Een zoekactie op het Internet levert de geïnteresseerde de nodige gegevens op. Ik wens de uitverkoren lezers veel kijkplezier met de Roman de Renard. Toch is het geen echt toegankelijke film omdat onze wereld ver van die van Starevitch staat. Reeds in 1936 schreef Marie Seton: ‘L'oeuvre de Starevitch est, dans l'ensemble, d'un style trop curieux et étrange pour toucher le grand public... il n'est susceptible de plaire qu'à un public restreint.’
Ter introductie van de film besluiten we met een becommentarieerde samenvatting. Het verhaal begint met een bekend gegeven (dat wij ook bij Van Putten en in menige Disneyfilm, o.a. Sneeuwwitje uit 1937 en Robin Hood uit 1973 vinden): het boek met het verhaal wordt geopend. Hierna stappen de diverse hoofdrolspelers uit het boek, wat de mogelijkheid geeft ze een voor een voor te stellen. Hier zijn Le Roman de Renard en Robin Hood opvallend gelijklopend. Parallellen zijn er ook tussen de oude Mickey-tekenfilms en Le Roman de Renard in de vechtscènes, waar bij hevige klappen een shot gevuld met sterretjes wordt getoond.
| |
| |
Le Roman de Renard handelt over het hof van koning Nobel en dame Fière, waar vele onderdanen klachten hebben over de schurkenstreken van de vos. Nobel wil hieraan een eind maken door een universele vrede uit te roepen. Dit is voor de vos echter gewoon een nieuwe aanleiding om zijn negatief gedrag te continueren. De vos wordt veroordeeld tot de galg. Hij vraagt het woord... Een typisch Renartverhaal. De opeenvolging van de diverse scènes toont het eigen gevoel voor compositie van vader en dochter Starevitch.
Het verhaal begint met fluitende vogeltjes (Natureingang). De vos is op zoek naar eten. Hij ontmoet als eerste de raaf met een stuk kaas tussen de bek, dat wordt ontfutseld. Vervolgens kijken we binnen in het wolvenhol. Hersinde wil vis. Op zijn zoektocht ontmoet de wolf de vos die vis aan het bakken is. Hierna toont Starevitch het verhaal van de miraculeuze visvangst op het ijs met de vastgevroren staart, gevolgd door een primitief in beeld gebrachte, maar zeer vermakelijke achtervolgingsscène. Ook de diefstal van de hammen komt aan bod. Hierna houdt koning Nobel hofdag, waarop de klachten tegen de vos worden geformuleerd. Grimbert verdedigt zijn neef en beschrijft de zich dood houdende vos op de wagen van de visverkopers terwijl de wolf de van de kar afgeworpen vissen binnen schrokt. De moordpoging op de haas heeft een hoog Kaulbach-gehalte. Ondertussen toont de vos zich ten huize Malpertuis een voorbeeldige vader.
De koning is de klachten beu en verkondigt een algemene, universele vrede: er wordt geen vlees meer gegeten, alleen nog vruchten. De vredige toestand inspireert de zingende kater tot een lange muzikale verleidingsserenade voor de koningin. Het dierenrijk reageert uitbundig op de vrede. Wij zijn getuige van muzikale vredestaferelen die Starevitch wellicht al in scène had gezet voor andere films met diverse insecten- en kikkerconcerten. Reynaert neemt kennis van het koningsbesluit. Hij respecteert het besluit allerminst, getuige het avontuur in de put, waarna de wolf afgeranseld wordt en de moord op een kip. De vos heeft de vrede geschonden en moet gedaagd worden. De beer gaat naar Malpertuis, waarna hij in het dorp in een boomstam gevangen wordt. De kater wordt na zijn aandoenlijke verleidingsscène door de koning (als revanche) als tweede bode uitgestuurd. Zijn lot is een strop in de schuur. Grimbert wordt als derde bode uitgestuurd. Hij overtuigt de vos van de sereniteit van de koning. Tijdens de nacht heeft Renard een droom over een tweegevecht met de wolf dat de vos wint. Renard besluit naar het hof te gaan. Aangekomen wordt hij veroordeeld en bij de galg gebracht. Hij vraagt een laatste biecht en vertelt over de schat en de samenzwering tegen de koning. De samenzweerders worden in een gevangeniskerker opgesloten. De koning graaft op de aangegeven plaats, maar meer dan een leeg sardienenblikje vindt men niet. Hierna besluit de koning de vossenburcht te belegeren. Zowat alle gevechtstechnieken en militaire instrumenten (hoge, lange ladders, een valbrug, een katapult, houten torens) worden aangebracht. De scène barst van kolder en slapstick, zeker een (soms wat langdradig) hoogtepunt, met een zeer hoog Disney-gehalte. Starevitch gebruikt voor deze scène ruim 50 personages. Uiteindelijk vangt een van de vossenjongen Chantecler en bemachtigt de koninklijke hoorn. Het blazen van de hoorn bezegelt het lot van het koningsleger. Het leger
druipt af. De razende vorst is verslagen. Renard wordt in ere hersteld als minister van de koning. De aap, typische spiegel van menselijk gedrag, sluit af.
| |
| |
| |
Geraadpleegde literatuur
Over Robin Hood (1973) van Walt Disney
Over de verhouding tot de matière renardienne werd onderzoek verricht door Joan B. Williamson (USA), die in 1993 tijdens het colloquium van de International Reynard Society voor de vertoning van de Robin Hood-video een inleidende lezing gaf over The ‘Roman de Renart’ and Walt Disney's ‘Robin Hood’. Een samenvatting verscheen in Reinardus, vol. 7, 1994, p. 229. De volledige tekst werd gepubliceerd in: Ventures in Research: Lectures by the Faculty to C.W. Post Center of Long Island University, uitg. S. McKenna, Long Island, 1997, p. 57-72. Info over Disney op www.jimhillmedia.com/articles/archive.0012-3.1.htm.
Over Reynaert de Vos (1943) van Egbert van Putten
De meeste ideeën werden door ons samengebracht in J.D. Janssens en R. van Daele, Reinaerts streken. Van 2000 voor tot 2000 na Christus, Leuven, Davidsfonds/Literair, 2001, p. 251-259. Daar is verdere lectuur te vinden, o.a. L. Monteyne, De Reinaert-sage in den strijd der ideeën, in: De Dag, 9-10 november 1941; F.P. van Oostrom, Reinaert bij de NSB, in: Literatuur, 1, (1984), p. 28-33; W. Gielen, Distels... Een vossenstreek na Van Genechten, in: Tiecelijn, 11 (1996), 1, p. 9-22; G. Groeneveld & E. Barten, Reynaert en het jodenbeest, in: de Volkskrant, 25 mei 1991.
R. van Daele, The Flemish Reynaert as an Ideological Weapon, in: K. Varty (red.), Reynard the Fox: Cultural Metamorphoses and Social Engagement in the Beast Epic, (Berghahn Books), Oxford/Providence, p. 105-112.
Over Le Roman de Renard (1941) van L. & I. Starevitch
www.perso.wanadoo.fr/ls/fquestio.htm en... Is/biograph.htm
W. Devreese, Le Roman de Renard geprojecteerd in de Botanique te Brussel, in: Tiecelijn, 8 (1995), p. 30-31.
L. Béatrice & F. Martin, Ladislas Starewitch. Filmographie illustrée et commentée, Annecy, JICA Diffusion, 1991. Met de bijdrage van M. Seton (Trick Film Makers: Starewitch, Reiniger, Bartosch) uit: World Film News (Londen, 1936).
F. Martin, Le Fonds Starewitch, in: Revue de l'A.F.R.H.C. (Association Française de Recherche sur l'historie du Cinéma, nr. 13, 1993, dec., p. 91-95. Zie ook www.perso.wanadoo.fr/ls/la_renaissance.htm |
|