intro
vzw Reynaertgenootschap
In 1988 werd Tiecelijn. Nieuwsbrief voor Reynaerdofielen voor het eerst uitgegeven. Vijftien jaar later is de nieuwsbrief reeds lang een volwaardig literair tijdschrift en nu wordt ook de ondertitel van het omslag gebannen. In 2003 doet er zich een metamorfose in de structuur van de vzw Tiecelijn-Reynaert voor. De naam verandert in vzw Reynaertgenootschap. De Rupelmondse Orde van de Vossenstaart wordt deel van het nieuwe genootschap. De vereniging wordt geherdefinieerd in functie van de nieuwe vzw-wetgeving, er komt een nieuw rekeningnummer, een nieuwe invulling van de literaire bustochten (verschoven naar september) en een aangepaste website, dit alles in functie van een nieuw vijfjarenplan. De vereniging bevestigt de uitgave van het driemaandelijks literaire tijdschrift Tiecelijn, de ondersteuning van het grensoverschrijdende Intergemeentelijk Project Het Land van Reynaert en de organisatie van de jaarlijkse Herman Heyse-lezing. Meer aandacht zal besteed worden aan de bewaring van het literair erfgoed rond Reynaert. De nadruk wordt gelegd op het aanleggen van een eigen collectie grafiek, het bijhouden van documentatiemappen en het verzamelen van fotomateriaal. Het aanleggen van een eigen Reynaertbibliotheek is geen prioriteit omdat diverse andere instellingen dit doen. Er wordt gestreefd naar een optimale samenwerking met de Bibliotheca Wasiana te Sint-Niklaas, een van de grootste verzamelingen met Reynaertboeken en -documenten.
De literaire koers die dit tijdschrift zal varen, wordt eveneens vastgelegd. Er wordt gestreefd naar meer themanummers; in 2003 een bibliografisch nummer in september en een ‘kattenspecial’ in december. De themanummers over de wolf hebben zoveel stof opgeleverd en reacties losgeweekt, dat ook in de volgende nummers nog enkele literaire wolven worden gevangen (onder andere een bespreking van de bundel Boze wolven van Erik Spinoy). Diverse auteurs zijn gevraagd om nieuwe rubrieken vorm te geven: enkelen onderzoeken de herkomst van vossenspreekwoorden, anderen verdiepen zich in de beweegredenen van negentiendeeeuwse en vroegtwintigste-eeuwse auteurs en illustratoren om de Reynaert te bewerken of te illustreren. Ondanks de licht aangepaste lay-out en het accent op de bewaring van het literaire Reynaerterfgoed, blijft Tiecelijn bij het klassieke recept: een leesbaar tijdschrift met een smaakvolle mix van kwaliteitsvolle teksten en prachtige illustraties.
De rode draad van dit eerste nummer van jaargang zestien is de band tussen diverse plaatsen en de vos en de wolf: een tweede bezoek aan Freiburg (Jan Goossens), een verslag van een reis naar Bourgondië (Alain Debbaut) en enkele beschouwingen over de Reynaertcultus in het Zeeuws-Vlaamse Hulst, die wellicht enige reactie kunnen uitlokken (Jan de Putter). Er wordt blijvend aandacht geschonken aan de vertaling van de Oudfranse Roman de Renart. In dit en volgend nummer vertaalt Paul van Keymeulen twee teksten uit de oudste groep van Renartbranches, met name Reynaert als verver en menestreel (nr. 1) en De belegering van Malpertuis (nr. 2).
Rik van Daele