intro
Uilenspiegel in Duitsland
Tiecelijn flirt met de subsidies van het Vlaams Fonds voor de Letteren. Na een ‘startsubsidie’ van 250.000 frank in 1999 en 2000, is het voor 2001 als literair tijdschrift terug naar af. Tiecelijn voldoet volgens de beoordelingscommissie Literaire Tijdschriften niet aan de definitie van een ‘literair tijdschrift’. Tijdschriften over literatuur zijn dus niet altijd ‘literaire tijdschriften’. Toch gaat het nog steeds goed met Tiecelijn. Er werd niet op het verzoek van de deskundigencommissie ingegaan om over te schakelen naar een jaarboek. Tiecelijn volgt zijn vijfjarenplan en bereidt een feestelijke vijftiende jaargang voor als driemaandelijkse publicatie. De abonnementsprijs van Tiecelijn blijft in 2002 gelijk: 400 frank of 22 gulden worden 10 euro, ook zonder subsidies en mét stijgende kosten. Dit is een deel van ons verjaardagsgeschenk aan onze lezers. De buitenlandse abonnees blijven genieten van een voorkeursbehandeling (ruim 60% van hun bijdrage verdwijnt in postzegels) omdat Tiecelijn zich blijvend internationaal wil profileren. De financiële toestand is nog steeds gezond dankzij de vele steunende leden en de vele mecenassen. En de hoop blijft dat het Fonds voor de Letteren de vzw Tiecelijn-Reynaert als literaire vereniging of genootschap zal erkennen en steunen. Ondertussen willen wij de Vlaamse regering en het Vlaams Fonds voor de Letteren danken voor de subsidies die wij in het verleden ontvingen. Hiermee legde de redactie een basis voor de toekomstige werking, die vanaf 2003 een grondige facelift zal ondergaan.
Dat Tiecelijn met zijn blijvende aandacht voor cultuurtoerisme en een brede werking op een goed spoor zit, werd de voorbije maanden bewezen door navolging vanuit de Duitse Uilenspiegelwereld. In het Duitse Schöppenstedt diende het Till Eulenspiegelmuseum een groots project in bij het Bundesgebiet Niedersachsen met een subsidie-aanvraag van 2.000.000 DM (ca. 1.000.000 euro) met als doel tentoonstellingen en congressen te organiseren, kunstwerken te plaatsen en een netwerk van toeristische routes voor wandelaars, fietsers en automobilisten te ontwikkelen en op die manier de Uilenspiegelfiguur en het cultuurtoerisme in een zeer grote regio te promoten. Het is de bedoeling om de bezoekers niet alleen naar het museum te brengen, maar hen ook te verleiden om via routes en brochures Kneitlingen (de geboorteplaats van Tijl), Ampleben (de doopplaats) en Braunschweig te bezoeken. Nota bene, het Uilenspiegelmuseum is een aanrader.
In dit nummer verschijnen twee diepgaande artikels naar aanleiding van recente publicaties. Yvan de Maesschalck belicht Reinaerts streken. De bijdrage van Jozef Janssens over Pade crom ende menichfoude groeide uit tot een stellingname in een van de interessantste Reynaertdiscussiepunten van het moment: de vraag of de middeleeuwse Reynaert nu een schurk of een schelm is en of het verhaal positief of negatief te interpreteren is. Deze vragen kenden tot in de jaren 80 eenzelfde antwoord: Reynaert werd veelal gepercipieerd als een schelm en een positieve held. Nadien werd bijna twintig jaar lang een diametraal ander standpunt ingenomen: Reynaert als de verpersoonlijking van het Kwaad. Thans wordt deze stelling opnieuw ter discussie gesteld. In dit opzicht is de vertaling van het Dit de la queue de Renart boeiend. Voorstanders van een negatief middeleeuws Reynaertbeeld zullen deze korte lyrische tekst in hun pleidooi kunnen gebruiken. Literaire discussies hoeven lang niet alleen over hedendaagse literatuur te handelen.
Rik van Daele