en de toekomst van de Reynaerdofilie of Reynaerdo-(fil)ologie in kaart te brengen. Er wordt nagedacht over de toekomstprojecten, er wordt gezocht naar nieuwe uitdagingen, en vooral naar nieuwe en jonge medewerkers. Er wordt nagedacht over de continuering van Tiecelijn als (driemaandelijks of halfjaarlijks) tijdschrift of als jaarboek. Ook de literaire pinksterbustocht, de medewerking aan de Orde van de Vossenstaart en tal van andere initiatieven worden geëvalueerd of herbekeken.
Er dient gezocht te worden naar nieuwe samenwerkingsverbanden en naar meer functioneel en efficiënt samenwerken tussen bestaande organisaties en instellingen. Samenwerking betekent schaalvergroting en efficiëntie. Zo is naast het bestaande boeket van Reynaertverengingen (de Orde van de Vossenstaart, de vzw Tiecelijn-Reynaert, het Intergemeentelijk Project Het Land van Reynaert, de Reynaertstichting en de Orde van de Reynaert) recent ook de Stichting Reynaertland bv opgericht. Dit terwijl ook de Bibliotheca Wasiana te Sint-Niklaas, het Huis Thuysbaert te Lokeren en de gemeente Kruibeke (Rupelmonde) gezonde Reynaertambities koesteren. En ook op universitair (digitaliseringsprojecten) en internationaal vlak (International Reynard Society, centra als Münster en Utrecht) is er beweging en interesse en worden interessante projecten voorbereid. Verschraling kan geenszins de bedoeling zijn, samenwerking wel.
Samenwerking moet ook in een groter kader - zoals bijvoorbeeld in de Tijdschriftenkiosk - mogelijk zijn. Hoewel wij ervan uitgaan dat Tiecelijn een plaats heeft binnen het brede panorama van de literaire tijdschriften, leunt deze niet in hokjes te vangen vos ook dicht aan bij genootschappen die één enkele figuur of een werk centraal stellen. Zoals Tiecelijn zich verwant voelt met de literaire tijdschriften, zo voelt het zich ook verwant met Uilenspieghels Kring, het Louis Paul Boongenootschap, het Willem Elsschotgenootschap, het Stijn Streuvelsgenootschap, het Felix Timmermansgenootschap en vele andere literaire genootschappen en verenigingen in Vlaanderen (rond Guido Gezelle, Gerard Walschap en Anton van Wilderode om enkel maar een aantal namen die banden hebben met de Reynaertstof te vernoemen) en Nederland. Via een gemeenschappelijk forum zou men kunnen ijveren voor een gemeenschappelijk promotieapparaat (folder, website, gezamenlijke krantenadvertenties, boekenbeurspromotie, enzovoort) en een gemeenschappelijke belangenvereniging. Mogen wij een visje werpen? Misschien kan gedacht worden aan een gemeenschappelijk initiatief zoals een studiedag of een kennismakingsmarkt?
In dit tweede nummer van de veertiende jaargang dat verschijnt in de late pinksterdagen van 2001, wordt het accent gelegd op kleinere, soms uitdagende bijdragen (over Madocke en de structuur van het Reynaertverhaal), geschreven door gepassioneerde amateurs. De beide bijdragen van Ivan Bernage en Frits Booy vertrekken van een aantrekkelijke hypothese, die kort wordt toegelicht. Wellicht roepen ze enige reactie op van de vakspecialisten, maar dit kan alleen maar positief zijn. Eveneens kort is de vertaling van branche XXII van de Roman de Renart door een van onze huisvertalers, Paul van Keymeulen.
In functie van de zomer komen enkele luchtigere bijdragen aan bod en informatie rond een aantal projecten die tijdens de zomermaanden te bezoeken zijn. Reizen kan naar tentoonstellingen in Vinderhoute en Hulst, naar het Hulsterse Reynaertland of langs een van de Reynaertauto, -fiets- of wandelroutes. De internationale Reynaertspecialisten reizen in augustus naar het Britse Hull. Regenachtige dagen kunnen voorbehouden worden voor de vele Reynaertpublicaties die de laatste maanden verschenen. Een satirische knipoog komt ook aan bod,