intro
Vijftig keer Tiecelijn
Op de scharnier tussen twee jaren, twee eeuwen, twee millennia, wil de Tiecelijnredactie heel even halt houden. Om de medewerkers, lezers, sponsoren en betoelagende instellingen te danken voor hun steun en geloof in dit tijdschrift. Dertien jaargangen zijn voorbij. We willen even stilstaan omdat het nummer dat voorligt het vijftigste nummer van Tiecelijn is. Een rare speling van het lot - wij noemden het toen een vossenstreek - zorgde ervoor dat de eerste jaargang bestond uit slechts twee nummers. Onze abonnementenadministratie heeft dit geweten. Nog dit jaar kregen wij vragen naar de onvolledige eerste jaargang. Wees er zeker van, indien u de nu volledig uitgeputte nummers 1 en 2 in uw collectie heeft (of een herdruk van nummer 1), dan bezit u de volledige reeks. Die reeks was dit jaar voor het eerst volledig antiquarisch te verkrijgen. Het eerste nummer werd op een voorhistorische pc met een eigenzinnig lettertype ingetypt en pover gekopieerd. Het telde zestien bladzijden.
50 nummers verder kunnen we met blijdschap constateren dat Tiecelijn in 2000 sterker is dan ooit. Van elk nummer worden 500 exemplaren gedrukt. De redactie is, ondanks het zware verlies van Herman Heyse, verdubbeld in getal. Het aantal abonnees schommelt reeds jaren rond 320. Meer dan één op vier abonnees is zelfs steunabonnee en ontvangt hiervoor jaarlijks een premie met variërende waarde.
Bij 50 dient men zichzelf ook een kritisch te bevragen. Dit heeft de redactie gedaan en zal ze nog doen. Ze gaat voorlopig niet in op de suggestie van het Vlaams Fonds der Letteren, dat de startsubsidie die dit tijdschrift van de Vlaamse Regering in 1999 kreeg, in 2000 herhaalde, om Tiecelijn om te vormen tot een jaarboek (zoals dit recent gebeurde bij het Uilenspiegeltijdschrift). De vzw Tiecelijn-Reynaert heeft in 1998 een beleidsplan (vijfjarenplan) opgesteld waarin uitdrukkelijk gestipuleerd staat dat het tijdschrift tot 2002 in zijn huidige vorm zal blijven verschijnen. Als verjaardagscadeau voor dit vijftigste nummer opteert de vzw Tiecelijn-Reynaert ervoor het abonnementsgeld voor Tiecelijn voor 2001 niet te verhogen en op 400 frank / 22 gulden / 9,91 euro te houden. Hopelijk kunnen wij het Fonds en zijn commissieleden ervan overtuigen dat dit tijdschrift met zijn meer dan 80 buitenlandse abonnees en in de voorbije jaargang bijdragen over Julius de Geyter, Guido Gezelle, Jeroen Bosch, Joris Minne en nieuwe vertalingen uit het Frans, zijn rol speelt in het Vlaamse literaire landschap.
In dit nummer verschijnt een tweede vertaling van de Roman de Renart, met name de bijzonder felle branche XVIII (XVII in de telling Martin), La Mort de Renart. Na de prozavertaling van Le Plaid (I) door J.J. Reynaerts, die speciaal op onze vraag zijn rijmversie herschiep in een prozaversie om zo getrouw mogelijk de wijzigingen ten opzichte van de Reynaert I te illustreren, is het nu een rijmende (vrije) vertaling.
Het nummer wordt geopend met een voorpublicatie van een tekst van Rik van Daele. Ze zal medio februari verschijnen in het boek Reinaerts streken, dat de auteur samen met Jozef Janssens bij het Davidsfonds publiceert. Het boek begeleidt de tentoonstelling met dezelfde naam die vanaf half februari op een tocht doorheen de provincies Oost- en West-Vlaanderen en Zeeland reist. De redactie dankt het Davidsfonds voor deze toestemming tot voorpublicatie en hoopt dat de tekst de interesse voor boek en tentoonstelling zal aanwakkeren.