| |
| |
| |
grafiek
■ Willy Feliers
De bekoring van de Reynaert en Reynaert bekoord
Bekoring is, zoals Stevenson heeft gezegd, een van de wezenlijke eigenschappen die een schrijver moet bezitten. Zonder bekoring is de rest vruchteloos.
Dit citaat van J.L. Borges vinden we in zijn opstel over Dantes Divina Commedia in De geschiedenis van de eeuwigheid en andere essays (p. 363-388, citaat p. 367). Kende Borges de Reynaert? Meer dan waarschijnlijk is het antwoord negatief, want in Borges' sprankelende essaybundel is er geen vermelding van Willems epos. Willem bezat wel - ik denk dat we hierover bij de critici en literatuurminnaars een consensus mogen veronderstellen - de door Borges voor een schrijver noodzakelijk geachte eigenschap van de bekoring. Door de kracht van de bekoring heeft hij nu nog vele lezers, Reynaerdofielen en grafici in zijn ban. In Willems werk vinden we zelfs een dubbele bekoring: vooreerst de bekoring van de lezer door dit prachtige epos, maar tevens Willems evocatie van de bekoring, de verzoeking, van Reynaert door eros. In de eerste klacht van Isegrim is het al raak. De wolf beschuldigt de vos dat hij zijn ‘wijf heeft verhoert’. Reynaert kan dus aan de bekoring van vrouwtjes niet weerstaan. De klacht is deels terecht, dat horen we in het pleidooi van Grimbeert de das. Neef Grimbeert vertelt de koning en het hof over de grote liefde tussen Reynaert en Hersinde:
Wel, heren, is dit klare taal?
Nochtans is er nog meer schandaal,
waar hij zeurt over zijn wijf,
dat heel haar leven met haar lijf
Reinaert gemind heeft, en hij haar.
Al maken zij 't niet openbaar,
ik durf u zeggen en 't is waar,
het duurt nu meer dan zeven jaar,
dat Reinaert trots is op haar trouw.
Of 't bij Hersinde, schone vrouw,
uit liefde of uit wuftheid was,
zodat zij telkens weer genas,
als Reinaert haar had aangeraakt, -
waartoe veel praat de nek gekraakt?
(Hertaling: Karel Jonckheere, p. 91)
De klacht is dus deels waar, Reynaert kon aan de lokroep van Hersinde niet weerstaan. Maar volgens Grimbeert was het geen verkrachting: het was bij Hersinde liefde, of toch minstens wuftheid. Ze mocht Reynaert wel en het gestoei was graag gedaan. Zoveel eeuwen later kunnen we de Reynaert niet lezen zoals het primair publiek dit deed. Hoe zwaar was het gewicht van een klacht over overspel toen? Volgens Grimbeert was het niet zo erg: ‘Wat clagen mach dar af wesen’. Is
| |
| |
Grimbeerts standpunt de weerspiegeling van de dertiende-eeuwse opvatting over overspel, of slechts het handige steekspel van een pleitbezorger?
In dit nummer staat de prozavertaling van de eerste branche (Le plaid) van de Roman de Renart. Als we de Roman de Renart-scène van Grimbeerts pleidooi voor oom Reynaerts onschuld naast Willems meesterproef leggen, merken we vooreerst dat ook hier het pleidooi van Grimbeert overtuigend is, maar wat vooral opvalt, is de kracht van Willems verzen: sober, gebald en fris. Vrijwel zo direct als Elsschot. De anonieme Franse auteur is boeiend, maar wil soms te veel verklaren, hij heeft meer woorden nodig. Wie was toch die Willem? Het is tegen het zere been van de close-readers schoppen, maar hoe fascinerend zou het zijn als we evenveel wisten van ‘Willem die Madoc maecte’ als van Willem die Het Dwaallicht maakte. De twee Willems hebben het Borges-schrijverswaarmerk van de bekoring. Elsschot was bovendien sterk bekoord door de Reynaert en deelde die bekoring met L.P. Boon; en uit Geniaal...maar met te korte beentjes, weten we hoe streng Boon een boek beoordeelde.
Reynaerts libido was te groot om aan Hersinde te weerstaan. Maar overspelig of niet, hij was toch een goede vader, dit kunnen we lezen in Reynaerts ontroerende afscheid van Hermelijn en de vosjes:
Hermelijn, geliefde vrouw!
'k laat mijn kindren aan uw trouw:
Zorg voor hen, dit voegt u nu.
Reinardijn, mijn oudste zoon!
't Stekelhaar staat reeds zo schoon
Aan zijn jonge baard te prijken:
'k Hoop, dat hij mij zal gelijken.
En Rosseel, die kleine dief,
Heb ik ook zó hartlijk lief, (...)
Rein omhelsde kind en wijf
En verliet zijn oud verblijf.
(Jan Frans Willems, p. 96-98)
Gemeend of niet, na dit vertrek spreekt Rein in zijn biecht tegen Grimbeert over wat hij deed met vrouw Hersinde. Hij vraagt God het hem te vergeven, maar het liefst zou hij het herbeleven. En vele grafici laten het hem plastisch herbeleven.
| |
De bekoring uitgebeeld in het ex-libris
De befaamde Russische beeldende kunstenaar Oleg Yakhnin (geboren in 1945) uit Sint-Petersburg is vooral bekend als schilder, maar heeft ook veel grafisch werk gemaakt. Tot 1998 had Yakhnin nog weinig ex-libris ontworpen. Er bestaan slechts enkele ex-libris van vóór 1998, uitsluitend gemaakt voor zijn Russische vrienden. In de internationale ex-libriswereld was hij onbekend. Het 27ste Exlibriscongres in Sint-Petersburg bracht daar verandering in. Samen met enkele andere, tot dan in de ex-libriswereld onbekende Russische kunstenaars, is hij op de voorgrond getreden en als het ware ontdekt door de Nederlandse verzamelaar Jos van Waterschoot, die een artikel over hem schreef in Exlibriswereld. Yakhnin is al meer
| |
| |
Afb. 1
dan tien jaar docent aan de gerenommeerde Kunstacademie van Sint-Petersburg. Uit de beschrijving van zijn atelier en zijn leefomgeving blijkt hoe geslaagd hij is als beeldend kunstenaar: ‘Op de zeventiende verdieping van de flat grenzend aan de zee heeft Oleg Yakhnin zijn domein. En ik zeg niet te veel wanneer ik het zijn “zevende hemel” noem. In de loop der jaren heeft hij op het plat dak van de flat zijn huisvesting behoorlijk uitgebreid. Kamers, slaapkamers, atelier, drukkerij, archief’, dit alles met uitzicht over de Finse Golf (p. 197).
| |
| |
Afb. 2
Zelf was ik geboeid door enkele in het artikel afgebeelde ex-libris. Ik schreef de kunstenaar over de Reynaert, voor hem de Reineke Lis, en vroeg hem een ex-libris over dit thema te creëren met als voorkeurscène de bekoring van Reynaert door Hersinde. Het duurde behoorlijk lang, maar begin 2000 kwam de prent (afb. 1).
Yakhnins erotische adderkluwen is op het eerste gezicht dubbelzinnig. Volgt hij de klacht van Isengrim of het pleidooi van neef Grimbeert? Als we pogen de lichaamstaal en de bekexpressie van het verstrengelde paar te lezen, kunnen we misschien tot een verklaring komen. De lange armen en vooral de rechtse soepele hand van Hersinde zeggen ‘kom maar’. Er lekt een traan uit haar oog: verrukking of toch wroeging en verdriet? Bij Reynaert denken we aan liefde, zijn hand houdt Hersinde in een tedere omknelling; dit is niet de greep van een verkrachter. Ik kies voor de vrije bekroning van de bekoring. Een sterke kant van de prent is de vermenging van het dierlijke en het antropomorfe. De kunstenaar heeft voor deze verstrengelde
| |
| |
Afb. 3
| |
| |
Afb. 4
mengvorm van mens en dier een goed compositorisch evenwicht gevonden. Yakhnin etste een prent die goed past in deze postmoderne tijd. Hij werkt vrij en los van de esthetische conventies.
Van Sint-Petersburg naar Riga is het niet zo ver. Hier ontwierp Jelena Antimonova (o1945, Riga) een CAD-col-ex-libris (Computer Aided Design, col. = ingekleurd, afb. 2) over Reynaerts bekoring. Het is een frivole prent geworden. Reynaert troont glunderend op een gewillige Hersinde, die haar ketens heeft verbroken en nog een stukje ketting symbolisch meetorst. Bovenaan hangen Reynaerts gastronomische attributen.
De Tsjechische, nu Slowaakse, artieste Katarina Vavrova (o1964, Bratislava) kwam onder de bekoring van de Reynaert en nam als thema deels de verzoeking van Reynaert en verder de bekoring in bredere betekenis. Op haar eerste prent (afb. 3), die ik nader wil bekijken (een blad uitgevoerd in een combinatietechniek van ets en
| |
| |
droge naald) zien we een vrouw op een rad van fortuin. Het rad van fortuin is onvoorspelbaar, zoals de wisselvalligheden van het leven en de erotische escapades van Reynaert. De artieste toont ons twee vossen. De vos rechts op de prent, links van vrouwe Fortuna wendt zijn kop af, maar de vos aan haar rechterkant, is vol aandacht. Hij is meer bekoord door de vrouw dan door de geheime begoocheling van het rad van fortuin, en lonkt naar wat zij kan bieden.
Op haar tweede ex-libris (afb. 4) gebruikt Vavrova Reynaert als erosmedium. Een naakte vrouw knielt naast Reynaert neer en legt haar hoofd tegen zijn hoofd. Beiden tonen een serene expressie. Zit de man van haar dromen gevangen in de lus van de vossenstaart? Deze fantastische prent zit vol parallelle symboliek. Uit de vossenstaart groeit een mannenhoofd en uit haar hoofdhaar groeit een streng haar waarin een kinderkopje is uitgebeeld. Boven Reynaerts hoofd zien we een op de originele prent rood gekleurde bloem. Uit zijn buik groeit een sereen ogende vogel, die met zijn vleugel de vrouw streelt. Een goede en bekoorlijke prent.
Een goede prent is voor ieder afzonderlijk geëtst, en kan op vele manieren worden gelezen. Dit is de bekoring die uitgaat van kwaliteitswerk, zowel van beeldende kunst als van literatuur.
| |
Bronnen
Jorge Luis Borges, De geschiedenis van de eeuwigheid en andere essays, Amsterdam, De Bezige Bij, 1999. |
Karel Jonckheere, Van den Vos Reynaerde, Brussel, Manteau, 1978. |
Jan Frans Willems, Reinaert de vos, Den Haag, 1964. |
Jos van Waterschoot, Oleg Yakhnin: veelzijdig kunstenaar uit St. Petersburg, in: Exlibriswereld, 4, (1998), p. 196-198. |
|
|