Tiecelijn. Jaargang 12
(1999)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 177]
| ||||||
grafiek■ Willy Feliers
| ||||||
Rodange en zijn RenertBijna 175 jaar geleden werd Michel Rodange, auteur van de Renert, op 3 januari 1827 in Waldbillig bij Echternach geboren. Rodange kreeg een lerarenopleiding en was vanaf 1847 elf jaar als onderwijzer werkzaam in Steinsel en Fels. In deze periode schreef hij in het Hoogduits gedichten en een later uitgegeven dagboek. Het waren bescheiden pogingen want zijn gedichten publiceerde hij zelfs anoniem. Nadien kon hij een aanstelling bekomen als ‘piqueur cantonal’, opzichter bij het dagelijks onderhoud en de aanleg van vooral grote wegen, respectievelijk in Echternach, Koerich en Wiltz. Een kantonnier was verplicht in zijn ambtsgebied te wonen. Door zijn verblijf in die verschillende woonplaatsen leerde Rodange de verscheidene Luxemburgse landschappen en dialecten goed kennen. Maar nog belangrijker was dat Rodange vanuit het kleine wereldje van de schoolgemeenschap midden in het volle leven kwam te staan. Zijn dagelijkse omgang met bestuurders en wegenwerkers haalde hem uit zijn ivoren toren. Met dat veldwerk leerde Rodange hoe de wereld is. Na deze ‘Bildungs’-periode schreef Rodange in Niederwiltz zijn meesterwerk: Renert oder de Fuuss am Frack an a Maansgre'sst (letterlijk: Renert of de vos in geklede jas in een mannengestalte), het belangrijkste werk van de Luxemburgse dialectliteratuur. Rodanges Renert is een in het Letzeburgs geschreven bewerking van Goethes Reineke Fuchs. Maar de auteur-bewerker gaat zeer vrij te werk. Hij neemt de Reineke Fuchs als basistekst, maar aangepast aan Luxemburgse biotopen, landschappen, locaties en politieke gebeurtenissen. Hij heeft de Reineke Fuchs dusdanig bewerkt dat er door het schrappen van vele scènes in het originele werk en het toevoegen van nieuwe taferelen, figuren, locaties en landschappen, omzeggens een eigen werk is ontstaan. Daar waar Goethes Reineke Fuchs uit twaalf gezangen bestaat, heeft hij zijn Renert uitgebreid tot zestien gezangen. Om de belangrijke verschillen tussen de Reineke Fuchs en Rodanges Renert deels te illustreren vergelijken we Goethes Erster Gesang met Rodanges I Gesank. De ingrepen van Rodange kunnen we onder drie noemers plaatsen: inkorten, veranderen, toevoegen. Voor een voorbeeld van het inkorten moeten we niet ver zoeken. De mooie, poëtische ouverture van de Reineke Fuchs, vol geuren, tinten en | ||||||
[pagina 178]
| ||||||
vogelstemmen: ‘in duftenden Gründen’, waar velden en wouden ‘grünten und blühten’ en ‘neuermunterten Vögel übten ein fröhliches Lied’, in totaal vijf regels en 45 woorden, brengt Rodange terug tot: Et war esou ëm d'Päischten⋆,Ga naar margenoot+
't stung Alles an der Bléi⋆,Ga naar margenoot+
an d'Villercher⋆ di songenGa naar margenoot+
hir Lidder⋆ spéit a fréiGa naar margenoot+
Zo krijgt Rodanges brontekst een andere toon en creëert hij zijn eigen Renert. Rodange zet de Reineke Fuchs nog meer naar zijn hand door relatief belangrijke veranderingen in de brontekst aan te brengen. Ik vergelijk opnieuw de Erster Gesang en de I Gesank. Rodange situeert de Reineke Fuchs in zijn eigen streek, dus kan voor hem de panter die bij Goethe voorkomt niet en wordt het een reebok (‘Réibock’), een inheems dier dat hij tijdens zijn werk omzeggens dagelijks ontmoette. Verder vervangt hij de visboer door een kaashandelaar uit het land van Herve. Rodange zwakt ook de klacht van ‘Isegrem’ de wolf af, vooral wat het mishandelen van zijn kinderen betreft. Bij Goethe zijn er nog drie met urine besproeid en blind geworden, Rodange laat de wolf de kinderen alleen maar ruw wegsmijten. Kan hij zoveel kinderleed niet neerschrijven? (Zelf verloor Rodange vier kinderen, waaronder een tweeling, die in hun eerste levensjaar zijn gestorven.) De wolf zegt verder dat hij wel zes weken kan vertellen over de wandaden van Renert, even lang als over ‘De Metz vun Eech’. Bedoeld is hier Charles Metz, een legendarische figuur in het negentiende-eeuwse Luxemburg. Rond deze Charles Metz, een soort Robin Hood-advocaat, werden boeiende verhalen verteld. Zo kon hij de vrijspraak van een vrouw die beschuldigd was van gifmoord op haar man bepleiten. Na de vrijspraak zadelt hij zijn paard en rijdt, in de donkere avond door dichte boswegels, zes uur ver om de troostloze familie de goede boodschap te brengen. Daar vindt hij in een arm hutje een dozijn kinderen die de rozenkrans bidden om hun moeder terug te krijgen. Met vreugde vervuld kan Metz de kinderen het goede nieuws van de vrijspraak vertellen. Met deze verwijzingen naar mondelinge verhalen verankert Rodange zijn Renert in Luxemburg. Rodange zal dat ook intertekstueel doen. Bij Goethe heet het ons bekende hondje Courtois, Hündchen Wackerlos, in de Renert geeft Rodange de hond de naam Finnett. De naam verwijst naar de Gellertsche fabel Der Schoßhund und der Kettenhund: ‘Ein lieblich Hündchen war Finett / Fein, zierlich, weißer als der Schnee’. Finnett is in de Renert waard in een herberg (‘De Finnett leeft an d'Wirtshaus’), een verwijzing naar de explosieve groei van de ‘Wirtshäuser’ na het vrijlaten van alcoholstokerij en de groei van het alcoholisme. Dit is niet meer alleen veranderen maar ook toevoegen, wat nog meer zal gebeuren, vooral in de tweede helft van de Renert. Ik vernoemde reeds de verandering van de vishandelaar door een kaashandelaar uit Herve, in het Letzeburgs ‘Hiewerlänner’. Dit waren venters die met hun ‘Hiewerlängesche Ke's’ naar de Luxemburgse markten kwamen en die Rodange als kantonnier dikwijls zal hebben ontmoet. Zo wordt het spek uit de Roman de Renart een vis bij Willem en Goethe tot slot bij Rodange een de Luxemburgse landslieden meer aansprekende ‘Hiewerlängsche Ke's’. Rodanges toevoegingen zijn vooral schilderingen en literaire herscheppingen van het landschap, schetsen van het landelijke leven en politieke aanklachten. Zo last Rodange een volledige episode in over het voor de Luxemburgse katholieken | ||||||
[pagina 179]
| ||||||
onaanvaardbare systeem, dat in de jaren 1840 hun streek als missiegebied kerkelijk werd bestuurd vanuit vreemde bisdommen. Een beetje verwonderlijk, want Rodange was liberaal en antiklerikaal. Doorheen zijn tekst fulmineert hij soms tegen mensen die het (nu nog bestaande) katholieke dagblad Luxemburger Wort lezen. | ||||||
Rodanges taalgebruikRodanges eerste publicaties waren in het Hoogduits. Zijn belangrijkste werk, de Renert, schreef hij echter in het dialect. Rodanges motivatie voor die keuze was tweeërlei: enerzijds een engagement en anderzijds een stilistische motivatie. Vanuit zijn engagement voor de kleine man vond hij het dialectgebruik belangrijk: in het dialect is iedereen gelijk, in een algemeen beschaafde taal komt de elite boven. Maar ook stilistisch was dialectgebruik voor Rodange de ideale vorm. Hij kon veel sterker nuanceren en zijn personages meer authenticiteit geven. Rodange gebruikt het dialect zeer vrij en creatief, hij schrijft geen standaard Letzeburgs, maar laat elk personage het dialect spreken van zijn streek. Dit creatief spelen met de verschillende dialecten geeft nu wel problemen. Dit ervaart de schoolgaande jeugd van vandaag die de Renert als verplichte lectuur krijgt aangereikt. Een deel van Rodanges taal is archaïsch geworden en voor de leerlingen die naast standaard Letzeburgs als hoofdtaal Frans of Duits leren, is Rodanges Renerttaal bijna een vreemde taal geworden. Er is dan ook een enigszins aangepaste editie voor schoolgebruik op de markt beschikbaar. Stilistisch is dit spelen met de verschillende dialecten een vondst, zeker voor de fijnproevers die het Letzeburgs in al zijn schakeringen kennen. Zo spreken de ‘Kinnek’ en zijn vrouw ‘d' Kinnigin’, zoals te verwachten, het dialect van de stad Luxemburg. Dit elite Letzeburgs valt helemaal niet in de smaak van Rodange, hij heeft het meermaals afgewezen. Renert, ook de ‘Fuuß’ genoemd of ‘dee mam roude Bart’, zijn vrouw Ebel en hun kinderen Graps en Gripschen spreken Rodanges eigen dialect. Is er misschien een vereenzelviging van Rodange met de ‘Fuuß’? Verder geven we nog het streekgebonden taalgebruik van enkele andere belangrijke Renertfiguren: Isegrem en zijn vrouw Gormang spreken het Öslinger dialect. Broun ‘de Brongen’ bedient zich van het dialect van het Pratzertal. Finnett, het hondje spreekt als waard het dialect van Esch an der Alzette. Märten de aap en zijn vrouw Babel gebruiken als vertrouwelingen van de koningin het dialect van Luxemburg stad. Tiecelijn wordt bij Rodange Gakhans en mag Öslings praten. Grimpert, ook ‘Här Dachs’ genoemd, hanteert als advocaat voor zijn neef Renert het elitaire Luxemburg-stad dialect. Ten slotte is er Duckert, het konijn, dat zoals Gakhans Öslings gebruikt. Zo geeft Rodange zijn figuren een grotere individualiteit door hun taalgebruik. Er is nog meer. Volgens Harry Mulisch is kunst een spel. Door het spelen met de dialecten illustreert Rodange deze uitspraak en geeft hij op die manier een extra dimensie aan zijn Renert. | ||||||
Rodange en de Renert in beeldDe Vlaamse graficus Hedwig Pauwels is dé meester van het portretex-libris. Onlangs won hij de eerste prijs in de Gezelle-ex-libriswedstrijd uitgeschreven door de stad Brugge met een prachtig portret van de dichter. In 1996 won hij in de internationale | ||||||
[pagina 180]
| ||||||
Afb. 1
Reynaert-ex-libriswedstrijd de Prijs van de stad Sint-Niklaas met een prachtig portretex-libris van Stijn Streuvels. Over deze ets schreef de jongste dochter van Stijn Streuvels, Isa Baert-Lateur, mij in haar brief van 18 april 1997: ‘Ik moet u zeer hartelijk danken voor het toezenden v.d. prachtige ets door H. Pauwels (...) Ik behoud dit alles bij mijn schatten’. Tevoren had ze ook al in een gesprek haar grote waardering uitgedrukt voor dit portret van haar vader. Hedwig Pauwels heeft in dezelfde stijl een portretex-libris gemaakt van Michel Rodange (afb. 1). Het ex-libris is ontworpen voor de Luxemburgse verzamelaar H. Hanlet. Pauwels etste een portret vol expressie: Rodange kijkt in gedachten verzonken in de verte. Als een ets interactief was zou hij even zijn hoofd kunnen wenden en ‘dee mam roude Bart’, naast zich zien. Boven Renert, die wat angstig oogt, vliegt Gakhans (Tiecelijn) met dreigende vleugelslag. De linkervleugel van Gakhans hangt als de zwarte hand boven de vos. Renert zit in beide vleugels gevangen. Gakhans heeft ook reeds de galgkoord in de ‘Schniewlen’ (snavel). Het uiteinde van de koord vormt al een lus en hangt dreigend boven de ‘Fuuß’. Deze evenwichtige compositie met het portret van Rodange en een suggestieve uitbeelding van een belangrijke scène uit de Renert is het zoveelste hoogtepunt in Pauwels' portretex-librisreeks. De Luxemburger Armand Bohr, een gedreven verzamelaar van Renert en Reineke Fuchs, liet de Vlaamse graficus en glazenier Antoon Vermeylen twee Renertex-libris ontwerpen en als houtgravure uitwerken. Ik selecteer één van beide om even nader te bekijken. We zien hoe Renert aan Bläckert de ram de tas met de kop van Lampert de haas overhandigt (afb. 2): | ||||||
[pagina 181]
| ||||||
Afb. 2
dee stécht drop an de Ranzel
mat Spaass den Doudekapp.
Nietsvermoedend trekt de ram met de onheilstas naar het hof van de koning zijn veroordeling voor eeuwig tegemoet. De koning verdoemt Bläckert ‘A bis an d'Ewegkeet’. In 1972 vierde Luxemburg de honderdste verjaardag van de eerste uitgave van Rodanges Renert met onder andere de uitgifte van een Renertpostzegel ontworpen door Fonni Tissen. Op de ‘Jour d'Emission’, 11 september 1972, werd er door de Luxemburgse posterijen een omslag aangeboden: 100 joer ‘renert’/vum michel RODANGE, met rechts de postzegel en links een portret van Rodange (afb.3). Als we de postzegel onder de loep nemen - voor de achtergrond moeten we dit letterlijk doen - zien we een dominante vos, niet ‘mam roude Bart’, maar met een grijze baard. We gunnen de graficus deze artistieke vrijheid, want de grijze baard staat de vos wel mooi. Op de achtergrond zien we het kasteel van de Kinnek, de koning, die zelf naast de vos in openlucht troont met voor hem de klagende dieren. Allen zitten onder de dominante armen van Renert: zij zijn maar figuranten. | ||||||
Receptie van Rodanges RenertDer humoristische Ideolog, der rechtende Kämpfer stand allein gegen die Gemeinschaft, der er ihr Spiegelbild vorhielt. Bis zu seinem Tode waren nur wenige Exemplare verkauft. (p.11) | ||||||
[pagina 182]
| ||||||
Afb. 3
schrijft Joseph Tockert in zijn inleiding van de Schoul- a Volleks-Ausgab van de Renert. Rodange stond alleen: zijn Renert kreeg geen weerklank en was te hard voor een volksgemeenschap die genoot van vriendelijke fabels en vaudeville. De toenmalige kranten negeerden de Renert. De gevolgen zijn te raden: in het citaat van Tockert lezen we dat tot Rodanges dood nauwelijks enkele exemplaren waren verkocht. Meer dan 30 jaar na de eerste publicatie van de Renert - in een oplage van 1000 exemplaren - namelijk in 1904, kocht de zoon van Rodange, Albert Rodange, de laatste 687 exemplaren. Albert Rodange organiseerde voordrachtcycli over de Renert en probeerde bij die gelegenheid de restexemplaren te slijten. Maar in 1907 was er nog een behoorlijke voorraad, die uiteindelijk aan het Katholiek Leesgezelschap in Luxemburg werd overgelaten. Ironisch, maar zij ontfermden zich over (het werk van) de antiklerikaal Rodange. Is het alleen het soms harde en cynische, het liberale van de Renert dat een succes in de weg stond, of slaat een bewerking moeilijk aan? Bij critici en literatuurwetenschappers is er zeker minder waardering voor een bewerking dan voor een authentieke, creatieve tekst. Ook bij Goethes Reineke Fuchs, Streuvels' Reinaert en Boons Wapenbroeders constateren we hetzelfde fenomeen: weinig weerklank in de kritiek, zelfs als de verkoop wel vlot loopt. Als we voorbijgaan aan een feuilletonpublicatie in de Letzeburger (1896-1897) komt er van de Renert pas een tweede druk in 1909. Daarna krijgen we zo om de tien jaar een nieuwe druk. In 1927 verscheen een jubileumuitgave in gemoderniseerd Letzeburgs, met een biografie, een commentaar en een woordenlijst, in een bewerking door Joseph Tockert. In hetzelfde jaar 1927 werd in ‘Hause Schumacher’ in Niederwiltz, waar het grootste deel van de Renert werd geschreven, een gedenksteen aangebracht met de tekst: ‘An desem Haus schruw Michel Rodange de Renert’. De negende Renertdruk, die in 1941 van de pers komt, is speciaal door een ingreep van de Duitse censuur: de censor schrapt dertien ver- | ||||||
[pagina 183]
| ||||||
zen. Circa 30 jaar later lezen we op de omslag van een schooluitgave: ‘100 Jor Renert, 1. Oplo 1872, 15 Oplo 1972’. Na 100 jaar dus vijftien oplagen: wat moeilijk startte, is toch een succes geworden. In 1987 verscheen er zelfs een luxe-uitgave met vele illustraties en uitgebreide annotaties. De bewerker, Romain Hilgert, heeft naast portretten van in de Renert opgevoerde bekende Luxemburgse figuren, veel illustraties gebruikt uit Granvilles Scènes de la vie privée et publique des annimaux (1842). Voor de omslag is ook een prent van Granville gebruikt: zeer toepasselijk een vos ‘am Frack’, rechtopstaand ‘an a Maansgre' sst’. Kenneth Varty noemt de Renert: ‘one of Luxemburg's outstanding narrative poems’. De vroeg gestorven Rodange heeft van deze latere waardering en successen niet kunnen genieten. Een gunstige receptie en vlotte verkoop van de eerste uitgave van zijn Renert had de toen al zieke Michel Rodange nog enkele gelukkige jaren kunnen bezorgen. Ook materieel ware dat voor zijn gezin een verlichting geweest. In het schrijven van de Renert heeft hij zich wellicht kunnen uitleven en heeft hij zijn visie op de maatschappij naar buiten kunnen brengen. Hij kon in zijn werk zelfs harde standpunten poneren, politieke en morele opvattingen die hij vroeger enkel in zijn dagboek had kunnen neerschrijven. Op 3 juni 1857 noteert Rodange in zijn dagboek: In den großen Ständen, unter Königen, Grafen, unter Landesregierern und Geistlichen, in Klöstern und auf Schulen gibt es aufgeblasene Eier die Menge, die selbst mit hohlen Eiern spielen und das Volk unterhalten, verblenden, betrügen, indem sie ihre Schalen gegen die vollen Eier des Volkes austauschen. Behalve dat Rodanges Renert de laatste decennia wel een relatief succes kent is er niet veel veranderd. Michel Rodange zou ook nu kunnen vaststellen dat de burger en kleine man nog steeds zijn volle schalen moet ruilen tegen de lege schalen van de huidige regenten. | ||||||
Bronnen
|