kardinaal-aartsbisschop Von Gaalen, destijds een van de belangrijkste tegenstanders van de nationaal-socialistische beweging en het dito regime.
De universiteit heeft buiten de Nederlandstalige landen de grootste afdeling Nederlands. Op het ogenblik volgen er zo 'n 500 jongeren Nederlandse taal- en letterkunde, ook Middelnederlands. De beide volledige handschriften van Van den vos Reynaerde bevinden zich in Duitsland. Het Dyckse handschrift (hs. F) bevond zich tot 1991 in het slot Dyck in de nabijheid van Neuss. Daar ontdekte Hermann Degering dit manuscript in 1907. Tussen juni en november 1991 hebben Duitse overheden en twee verzekeringsmaatschappijen onderhandeld en het benodigde kapitaal bijeengebracht om deze kostbaarheid te kunnen aankopen en zo voor het Duitse patrimonium voor de toekomst veilig te stellen. Er was een kleine groep mensen in Westfalen die de autoriteiten ervan wist te overtuigen dat de enige gerechtvaardigde bewaarplaats de Wilhelms-universiteit van Münster was. Een van die mensen was de, ook in het Leuvense bekende, hoogleraar Jan Goossens, die indertijd de afdeling Middelnederlands te Münster leidde. Hij deed verslag van deze niet-geruchtmakende transactie in Tiecelijn, 1992, p. 6-10.
De tentoonstelling, die in Münster werd ingericht ter gelegenheid van het feit dat 500 jaar eerder de eerste Nederduitse uitgave van Reynaerts historie te Lübeck werd gedrukt, was opengesteld van 28 oktober tot 24 november 1998. Vol verwachting klopte menig vossenjagershart in de hoop dat handschrift F getoond zou worden. Dat bleek een misrekening, maar pittige goedmaker was de presentatie van een van de drie nog overgebleven exemplaren van de genoemde eerste, Lübeckse, uitgave van Reynke de Vos.
Gelukkig was het Dyckse handschrift al in 1995 te zien geweest in Düsseldorf, waar het elfde internationale colloquium Beast Epic, Fable and Fabliau werd gehouden.
De in Münster getoonde Reynke de Vos-uitgave wordt bewaard in Bremen en is niet helemaal volledig. (Een tweede, ook onvolledig, exemplaar behoort tot het rijke bezit van de Stadtbibliothek Preussischer Kulturbesitz in Berlijn, terwijl het enig complete te vinden is in de Herzog-August-Bibliothek in Wolfenbüttel). Van de Bremense variant, die zich in een goede conditie bevindt, zijn de houtgravures ingekleurd. Op de tentoonstelling was het alleen tussen 10 en 17 uur te bewonderen; de rest van de dag werd het in een kluis opgeborgen.
In dezelfde vitrine lag een Reyncke Vosz de olde, uitgegeven door Stephan Möllemann te Rostock in 1592. De Lübecker Ausgabe is er een met katholieke glossen, terwijl die uit Rostock, voor het eerst in 1539 gedrukt, protestante moralisaties bevat. De strijdlustige protestante glossen zijn heel wat uitvoeriger dan de, nog zonder godsdienstoorlogszuchtigheid, gecomponeerde katholieke versie van 1498.
De tentoonstelling werd begeleid door een informatief boekje van de hand van professor Hubertus Menke uit Kiel, die uit zijn privé-verzameling substantieel heeft bijgedragen tot de expositie. Het is voor het eerst in dit boekje dat ik heb gelezen dat de glossen in de Rostocker uitgaven protestants-humanistisch zijn (p. 33). Waarom de schrijver de eerste druk te Rostock anoniem noemt, is niet duidelijk, omdat hij op dezelfde pagina de drukker/uitgever, Ludwig Dietz, noemt. Op de titelpagina schroomt deze niet zijn naam af te drukken. Dan is de Lübeckse uitgave veel eerder anoniem te noemen, omdat die slechts, op de laatste bladzijde van het boek, vijf logo's geeft, waarvan één een wapentje is waarop drie papaverbollen (Mohnköpfe) staan afgebeeld. Die zouden staan voor de Mohnkopfdruckerei.