| |
| |
| |
artikel
■ Alexander Schwarz
Alleen maar de vos?
Op een dag verzamelen de dieren van het oerwoud zich onder de palaverboom om het jongste dier aan te wijzen. Oom Gaïndé de leeuw zit de zitting voor.
Zij die denken de jongste te zijn, steken de hand op en zeggen hun geboortedatum.
‘Ik ben in het jaar van de grote droogte geboren, drie jaar geleden,’ zegt de hinde.
‘Ik, ik ben drie nachten geleden geboren’, roept de jakhals terwijl hij de oren spitst.
‘Ik’, zegt de aap al krabbend, ‘ik ben juist geboren.’
Iedereen applaudisseert. De aap meent al gewonnen te hebben, wanneer een luide stem uit de boom klinkt. ‘Let op, ik zal geboren gaan worden. Geef me wat plaats om me te ontvangen.’ En Leuk de haas laat de tak los waarop hij zit en laat zich tussen de verbaasde dieren vallen.
Oom Gaïndé de leeuw zet zich recht en spreekt tot de haas. ‘Ik roep jou uit tot de intelligentste. Misschien ben je niet echt de jongste, maar je bent wel de slimste.’
(Vrij naar L. Senghor & A. Sadji, 1953, p. 6-7.)
Reynaert de vos kan vanuit talrijke deelaspecten bekeken worden. Elke bijdrage van deze bundel is daar het resultaat van. In deze bijdrage vragen wij ons af of de vos het enige ‘reynaerdachtige’ beest of - nog algemener - de enige ‘reynaertachtige’ figuur is. Reynaert is onder andere de verpersoonlijking van de list en het intellect. Dit aspect van zijn karakter maakt het mogelijk om hem met andere populaire figuren te confronteren en ons af te vragen of er in andere culturen in populaire verhalen soortgelijke dierlijke (en menselijke) figuren bekend zijn. De vraag luidt: Is de vos het enige sluwe dier?
In alle werelddelen vinden wij mondeling en schriftelijk overgeleverde dierenverhalen. Hoewel bepaalde eigenschappen door diverse dieren worden ingevuld, vinden we telkens één dier dat dominant een hoofdrol speelt. In Afrika en Amerika zijn in dit genre de haas en de spin de populairste figuren, bij de oorspronkelijke Noord-Amerikaanse bewoners ook de raaf en de coyote (prairiewolf), in Indonesië en Maleisië het dwerghert, in China de apenkoning en in Europa de vos. Als men deze dieren wat aandachtiger bekijkt, dan ziet men dat ze allemaal een karaktertrek met elkaar gemeen hebben: ze zijn sluw. We kunnen hun sluwheid nog preciezer definiëren. Dankzij hun sluwheid zijn zij allemaal in staat in schijnbaar verloren situaties altijd nog een uitweg te vinden. Reynaert is een uitstekend voorbeeld: hij staat - bij wijze van spreken - reeds onder de galg met zijn hoofd in de strop.
| |
| |
Koning leeuw zou gerust kunnen zijn, tot de vos met een schat op de proppen komt, die de leeuw natuurlijk alleen dan kan bemachtigen als hij Reynaert gratie verleent.
Deze vorm van sluwheid in een noodsituatie noemt men listigheid. De listige dieren zijn vermoedelijk zo populair omdat ze aan de zwakken tonen dat je zelfs tegen de sterkste, de rijkste of de machtigste een kans hebt, als je maar een beetje gezond verstand hebt. Daarom zijn de dieren die we hier reeds vernoemden ook kleine dieren, wiens lichamelijke snelheid ook hun listigheid uitdrukt. De sympathie voor hen en de vreugde om hun succes vermengt zich daarom ook met leedvermaak over de mislukking van de grotere dieren. Misschien is er ook een stiekem gevoel van vreugde en bewondering omdat deze helden niet altijd de waarheid zeggen, en dat ze zich helemaal niet zo gedragen, als het normaal gezien hoort.
Niet alle populaire listfiguren zijn echter dieren. Onder de menselijke listige figuren kennen we Odysseus in Griekenland, Nasreddin Hodscha in Turkije en Tijl Uilenspiegel in Vlaanderen, Duitsland en Oost-Europa. Over Tijl hebben we het verderop, vanwege zijn geografische band met Reynaert.
Dat veel listige figuren dieren zijn, bewijst hoe oud dit genre is. In vele mythen zijn de dieren vóór de mensen op de wereld gekomen. Dat kunnen we ook in de bijbel lezen. In vele culturen komt het tot een gevecht tussen de oudere dieren en de jongere mens. Wellicht vinden we ook hiervan een spoor in het boek Genesis, wanneer de oude slang de eerste nieuwe mensen bedriegt. Het christendom heeft in dit gevecht de kant van de mens gekozen en het als het gevecht tussen het goede en het kwade gepresenteerd om de natuurgodsdiensten en het sjamanisme (het contact opnemen met de geesten door bemiddeling van dieren) de wind uit de zeilen te nemen. Ondertussen begonnen de oude Grieken dieren in verhalen als eenvoudige metaforen voor menselijke karaktertrekken te gebruiken. Zo zijn fabels ontstaan (zoals de fabels van Aesopus), die zeker ook verhalen zoals Van den vos Reynaerde en onze manier om ze te lezen beïnvloed hebben. Evenzo behoren de dieren in de vossenverhalen tot de traditie van de gemengde of hybride wezens, die van de oeroude sfinxen, via de weerwolven tot de huidige ‘animorphs’ op Internet leidt. Hartmut Kokott heeft aangetoond op welke complexe en verscheiden manier bijvoorbeeld de apen of de beer in Reynke de Vos gedeeltelijk dieren, gedeeltelijk mensen zijn. Het is misschien geen toeval dat een verhaal over listigheid gebruik maakt van wezens die zowel beesten als mensen zijn en dus toegang hebben tot twee werelden. In het mythe-onderzoek worden zulke figuren ‘tricksters’ genoemd. Sluwheid is hun voornaamste karaktertrek.
Het probleem voor ons onderzoek is dat list(igheid) in de Europese cultuurgeschiedenis aanmerkelijk minder geliefd is dan eerlijkheid en wijsheid. We hebben daarom moeilijkheden om systematiserend en classificerend over de list te kunnen spreken. We wenden ons daarom tot een cultuur waar er wél concepten bestaan om de list te kunnen kwalificeren. In China ziet de situatie er heel anders uit dan bij ons. De Zwitserse sinoloog Harro von Senger heeft als eerste dit cultuurverschil opgemerkt. Hij merkte op dat het Chinese taalgebruik veel meer varianten bezat om over de list te spreken dan ons westerse denken en daarenboven viel het hem op dat in het Chinese taalgebruik werd verwezen naar 36 zogenaamde strategemen. Niemand wist echter waar dit lexicon zijn oorsprong vond. Dus trok Von Senger op onderzoek en belandde bij de bron: het oudste traktaat over strategemen uit de zestiende eeuw, de Sanshiliu Ji Miben Bingfa. Von Senger vertaalde het
| |
| |
traktaat en gaf het in het Westen uit. Het woord ‘strategeme’ is afkomstig uit het Grieks. Het is verwant met het bekende woord strategie en betekent oorspronkelijk ‘krijgslist’. Vandaag gebruikt men het woord strategeme voor alle listige en sluwe technieken. Wanneer men het woord op de Renartverhalen betrekt - met name branche II die begint met de mededeling dat het verhaal zal gaan over de verschrikkelijke, lange en hardnekkige oorlog tussen Renart en Isengrin die men als een privé-oorlog kan beschouwen - dan krijgt het woord strategeme in deze context weer een betekenis in de oud-Chinese zin van krijgslist. Ook met de kater, de beer en de leeuw vecht de vos in andere verhalen een hardnekkige strijd uit.
Een snelle blik op de lijst van de 36 geïnventariseerde en geclassificeerde strategemen laat zien dat ze beschreven worden in de vorm van spreekwoorden of verkorte versies van listige verhalen, die gedeeltelijk doorzichtig zijn (zoals de nummers 2, 6, 18, 28 en 36) en gedeeltelijk onbegrijpelijk (zoals 9, 12 en 32). Met de hulp van de verklaringen en de voorbeelden die Senger geeft, zullen wij trachten de listen en de verhalen van Reynaert de vos en de andere listige figuren te toetsen om zo te onderzoeken of we onze westerse (en de andere besproken) listverhalen kunnen inventariseren met dit uitgebreide listschema. Meteen zou ook een instrument ontstaan om westerse listverhalen te onderzoeken. De lijst die Senger distilleerde uit het traktaat bevat de volgende 36 strategemen:
1. | De Keizer misleiden en de zee oversteken. (De keizer ertoe brengen de zee over te steken door hem in een huis aan zee uit te nodigen dat eigenlijk een gecamoufleerd schip is.) |
2. | (De stad) Wei belegeren om Zhao te redden. |
3. | Met het mes van een ander doden. |
4. | Uitgerust de uitgeputte vijand opwachten. |
5. | Een grote brand benutten voor een roof. |
6. | In het oosten lawaai maken, in het westen toeslaan. |
7. | Iets voortbrengen uit het niets. |
8. | Duidelijk zichtbaar de houten bruggen herstellen, in het geheim naar Chencang marcheren. |
9. | Het vuur op de andere oever gadeslaan. |
10. | Achter de glimlach de dolk verbergen. |
11. | De pruimenboom verdort in plaats van de perzikboom. |
12. | Met zachte hand het schaap meenemen. |
13. | Op het gras slaan om de slang te doen schrikken. |
14. | Voor de terugkeer van de ziel een lijk lenen. |
15. | De tijger van de berg naar de vlakte lokken. |
16. | Om iets te vangen moet men het eerst laten lopen. |
17. | Een baksteen opgooien om een jadesteen te verkrijgen. |
18. | Om een roversbende onschadelijk te maken, moet men eerst zijn aanvoerder vangen. |
19. | Stiekem het brandhout onder de ketel van een ander weghalen. |
20. | Het water troebel maken om de vissen te pakken. |
21. | De krekel legt zijn goudglanzende huid af. |
22. | De deuren op slot doen en de dief vangen. |
23. | Met de verre vijand een verbond sluiten om eerst de nabije vijand aan te vallen. |
24. | Doen alsof men de staat Guo alleen voor de doortocht wil gebruiken en hem toch bezetten. |
| |
| |
25. | De balken stelen en er rotte steunen voor in de plaats zetten. |
26. | De acacia uitschelden en daarbij wijzen op de moerbeiboom. |
27. | Doen alsof men gek is, zonder daarbij het evenwicht te verliezen. |
28. | Op het dak lokken en daarna de ladder weghalen. |
29. | Dorre bomen met namaakbloesems opsieren. |
30. | De rol van de gast veranderen in die van de gastheer. |
31. | De strategeme van de mooie vrouw. |
32. | De strategeme van de open stadspoorten. |
33. | De strategeme van het tweedrachtzaaien. |
34. | De strategeme van de zelfverminking. |
35. | De verstrengeling van strategemen. |
36. | Weglopen is in een uitzichtloze situatie het beste (van de 36 strategemen). |
Ik ga uit van de hypothese dat deze lijst een brede interpreteerbaarheid en algemeengeldigheid heeft en dat we de 36 oosterse ‘krijgslisten’ kunnen gebruiken om de list in Van den vos Reynaerde te beschrijven. Een voorbeeld is de scène waarin de kater Reynaert naar het hof moet brengen. Reynaert is absoluut niet van plan om mee te komen en stelt Tibeert voor eerst uitgebreid te eten. Muizen bijvoorbeeld, die in de schuur van de pastoor zitten. Nochtans is het enige dat daar te vinden is een valstrik waarmee Martinet en zijn vader de vos willen vangen wanneer hij nog een keer inbreekt. Zo wordt de kater gevangen, en door de pastoor onzalig behandeld. Dit is de perfecte combinatie van de zevende strategeme - iets (namelijk vette muizen) voortbrengen uit het niets - en de derde strategeme - met het mes van een ander (namelijk de pastoorsfamilie) doden. Uit dit ene voorbeeld is hopelijk duidelijk geworden dat men met Chinese concepten over de Nederlandse vos kan spreken. Dit wil echter niet zeggen dat listigheid in andere culturen niet verschillend gebruikt wordt. Om hier meer zicht op te krijgen bekijken we enkele andere listige dieren en hun belevenissen en we vergelijken deze met Reynaerts avonturen. Beginnen we direct in het land van de strategemen.
| |
Sun Wukong, de Chinese Koning Aap
De roman De pelgrimsreis naar het westen van Wu Cheng'en uit de zestiende eeuw vertelt hoe de monnik Tripitaka naar Indië reist om de boeddhistische geschriften naar China te halen. Koning Aap Sun Wukong, die van zijn bovennatuurlijke krachten op een kwade manier gebruik gemaakt had, moet hem als straf in de rol van bodyguard begeleiden. Tripitaka drinkt water uit een rivier en krijgt vreselijke buikpijn. Hij is zwanger geworden van het water. Daartegen is slechts één remedie: het drinken van de bron die wordt bewaakt door een taoïstische monnik, de Ware Onsterfelijke Volgzame, die veel geld verlangt als iemand van dit water wil drinken. Tripitaka is een bedelmonnik en heeft dus geen geld. Wanneer Sun Wukong toch water wil, valt de Ware Onsterfelijke Volgzame hem met een houweel aan. Ze vechten. Al is Sun Wukong overwinnaar, hij slaagt er niet in water uit de bron te scheppen. Hij keert naar Tripitaka terug om een andere van zijn begeleiders, de monnik Sha, als helper op te halen. Deze monnik moet zich met een kruik bij de ingang van de grot verstoppen.
Nu ging Sun Wukong, zwaaiend met zijn ijzeren staaf, naar de poort en riep: ‘Doe open, doe open!’ De Ware Onsterfelijke
| |
| |
Volgzame kwam naar buiten. Weer weigerde hij water te geven. Daarop begon Koning Aap met zijn staaf op hem in te slaan. Er volgde een nieuw gevecht. Daarbij lokte Sun Wukong zijn tegenstander geleidelijk aan langs de berghelling naar beneden. De monnik Sha maakte van deze gelegenheid gebruik om snel met de kruik het reddende water te halen. Vervolgens sprong hij op een wolk en riep Koning Aap toe dat hij de opdracht had uitgevoerd. Koning Aap hield op met vechten en schreeuwde: ‘Toen ik de eerste keer hier naar toe kwam, ben je erin geslaagd mij van het water weg te houden. Dit keer heb ik de strategeme “de tijger van zijn berg lokken” gebruikt. Ik heb je daarbij tot een gevecht uitgedaagd om mijn metgezel de kans te geven de grot in te klimmen en het water te halen.’ (Senger, p. 277)
Sun Wukong, als goede Chinees, geeft zelf de analyse van zijn list: nummer 15 van de zestiende-eeuwse lijst, De tijger van de berg naar de vlakte lokken. Ook Reynaert kent deze strategeme, bijvoorbeeld wanneer hij de haas Cuwaert van het veilige hof naar het kwade Malpertuus lokt, waar de vos Cuwaert ongestoord kan doden.
| |
Kantjil, het Maleise dwerghert
In 1912 verscheen in het Zwitserse Frauenfeld een boekje met de titel Der malaiische Reineke Fuchs. De uitgever, Conrad Kläsi, verzamelde erin verhalen over een dwerghert. Dit type verzameling wordt vandaag nog steeds uitgegeven in bonte kinderboeken in Indonesië en Maleisië. Maar hoe is Kläsi tot de zeldzame titel van zijn boek gekomen? Een eerste reden was dat het Duitstalige publiek Reineke de vos kende. Van de diersoort dwerghert of van het in Maleisië populaire dwerghert Kantjil had het Zwitserse doelpubliek nog nooit iets gehoord. Het zou daarom nauwelijks bereid zijn een boek met een dergelijke titel te kopen. Bovendien had de uitgever nog een andere overweging, gebaseerd op de populariteit van het hoofdpersonage. Kantjil is net zoals Reineke in het Duitse taalgebied, Renart in het Franse, Reynaert in het Nederlandse, in het Maleise taalgebied het populairste dier. Nochtans kan er op de motivatie en de keuze van de uitgever terechte kritiek geleverd worden. Ze getuigt van een eurocentrische instelling en van een gebrek aan gelijkberechtiging van de Maleise verhalenschat en cultuur. Immers, voor het Zwitserse publiek krijgt Kantjil enkel en alleen door het Europese dier zijn definitie en zijn bestaansreden. De vos is immers niet het enige dier dat de list verpersoonlijkt of gebruikt. Integendeel, Kantjil en Reynaert worden op een andere manier door de list gedefinieerd.
De verhalen van het dwerghert vertellen hoe hij, ondanks zijn kleine gestalte, de koning van het oerwoud wordt. Een belangrijke stap naar het koningschap is zijn overwinning op het monster Grak Gempa, dat alles verslindt wat voor zijn ogen komt. Kantjil doet de dieren verbaasd opkijken, want hij wil het opnemen tegen het angstaanjagend wezen. Hij begeeft zich naar de plek waar het monster leeft.
Hij ging in het midden van de weg staan en begon een put te graven. Op dat moment was er net een zwaar onweer op komst
| |
| |
en de wolken sloten al gauw het hele hemelgewelf af. Het duurde niet lang vooraleer een geruis en een gekraak weerklonk door het ganse oerwoud, veroorzaakt door het naderen van Grak Gempa. Toen het dwerghert dit hoorde begon het te jammeren: ‘Oh mijn liefste kinderen, oh mijn dierbaarste vrouw! Kom snel hierheen, zodat ik jullie kan verstoppen onder de beschuttende aarde. Een heilige vriend van Allah heeft mij verteld dat de Verrijzenis en het Laatste Oordeel naderen, en de hemel zal neerstorten op de aarde, dus red jullie snel, en glip snel in deze put die ik voor jullie graaf!’
Inmiddels was Grak Gempra, gelokt door nieuwsgierigheid, uit het struikgewas tevoorschijn gekomen. Het dwerghert deed alsof het niets gezien had, groef verder aan zijn put, en vervolgde zijn geklaag, terwijl hij af en toe verdrietig weende.
Grak Gempra kon zijn nieuwsgierigheid niet langer bedwingen, en voorzichtig naderend vroeg hij: ‘Hé, oud dwerghert, wat voor een put graaf jij daar? En wat voor een spektakel voer jij op voor je vrouw en je kinderen, dat zij zich in deze put moeten verstoppen?’ Het dwerghert deed alsof hij verschrikt en verrast was. ‘De reden waarom ik deze put graaf,’ antwoordde hij, zonder zijn werk te onderbreken, ‘is een voorspelling van een heilige vriend van Allah.’ Hij vertelde mij: ‘Mijn zoon, weldra gaat de aarde zijn ondergang tegemoet’, en dat hij de waarheid sprak, heb ik afgeleid uit het draaien en keren van de hemel, dat zonet begonnen is. ‘Kijk zelf maar eens naar boven en overtuig jezelf er maar van!’
Grak Gempra keek omhoog. Reeds draaiden de wolken rond door de storm aan de hemel, alsof er een windhoos op komst was.
Grak Gempra werd aangegrepen door angst. ‘Meneer Dwerghert, zo hoort toch! Zou u mij ook in uw put kunnen verstoppen?’ - ‘Hoe is dat nu mogelijk,’ sprak de schalk, ‘jij kan hier toch onmogelijk plaats vinden met jouw groot lijf? Ik zal het gat echter nog vergroten omdat mijn meester zei: “Vandaag zal er een reus tot jou komen, genaamd Grak Gempra; voor hem moet je ook plaats voorzien, opdat de zegen van je gebeden ook hem zal beschermen.”’
Daarop dacht het monster: ‘Dat wat het dwerghert van de heilige vriend van Allah vertelde, moet waar zijn; hoe zou hij anders kunnen weten dat ik Grak Gempra heet?’ En ijverig hielp monster de schalk om zijn put te vergroten.
Toen hij helemaal in de put verdwenen was, riep het dwerghert: ‘Kom snel hierheen kameraden, sla hem en vertrappel hem en bezoedel de kop van dat angstaanjagend wezen!’ Toen het monster zag dat hij in de val gelokt was, schreeuwde hij woedend: ‘Waarom, oh vervloekt dwerghert, behandel jij mij zo, terwijl ik jou toch gespaard heb?’
Het dwerghert antwoordde hierop: ‘Jij hebt jezelf in de hoogste graad bij Allah, de Verhevene, bezondigd. Want hij heeft gezien hoe jij zijn schepping hebt bedorven en opgevreten. Hoe had ik je
| |
| |
zonder list te pakken gekregen? Allah heeft jou de beloning teruggezonden!’
(Kläsi, p. 23-24.)
De list van het dwerghert vinden we terug in het eerste strategeme: De keizer misleiden en het meer oversteken: Grak Gempra schakelt in feite zichzelf uit, omdat hij de valkuil als een schuilkuil interpreteert. Zijn dood kan het dwerghert enkel door de hulp van andere, sterkere dieren verwezenlijken, dus door strategeme drie: Met het mes van een ander doden. Deze beide strategemen en hun samenspel zijn ook Reynaert niet onbekend. Hij gebruikt ze bijvoorbeeld in de Bruunscène. Reynaert zegt tegen Bruun dat er in een gespleten boomstam honing te vinden is. Als hij zijn kop erin stopt, haalt Reynaert de wig die de boom opensplijt uit de eik. De dorpelingen zullen de beer daarna bijna afslachten.
| |
Anansi en de bananen
De spin Anansi, meestal voorgesteld en getekend als mens, maar dan een mens met acht benen, is een boosaardig wezen, dat in de Caraïben steeds weer in nieuwe, mondeling overgedragen avonturen voorkomt. Anansi is getrouwd met Ma Akoeba en heeft twaalf kinderen.
Op een zekere dag had Ma Akoeba alleen nog maar een stuk of wat bananen in huis. Twaalf, om precies te zijn. Ze telde ze één keer, ze telde ze twee keer, maar het bleven er twaalf. Ze kookte ze lekker, want het waren kookbananen, en toen wist ze nog niet wat ze moest doen.
‘Zal ik ze in stukjes snijden?’ vroeg ze aan Vader Anansi.
‘Bananen moet je heel eten,’ vond Anansi. ‘Hoeveel zei je dat er waren?’
‘Twaalf’, zei Ma Akoeba verdrietig.
‘Daar hoef je toch niet verdrietig om te worden,’ zei Anansi. ‘Wij moeten blij zijn dat er twaalf zijn. Dat is genoeg voor de kinderen, wij kunnen wel een dagje zonder eten.’
Hij wel, hij zit nog vol schaap, dacht Ma Akoeba, maar zij had echt wel iets voor haar kinderen over, dus gaf zij al haar kinderen één banaan.
Daar zaten ze aan tafel, Ma Akoeba en Anansi met een leeg bord, de twaalf kinderen elk met één banaan. Ze wilden net gaan eten, toen Anansi opeens riep: ‘Wie houdt het meest van Pa?’
‘Ik, ik, ik!’, schreeuwden alle kinderen door elkaar.
‘Wie het meest van zijn vader houdt, geeft hem de helft van zijn banaan!’ Natuurlijk kreeg Anansi toen twaalf halve bananen. Ma Akoeba is nog nooit zó kwaad op Anansi geweest.
(Abram, p. 193.)
Anansi gebruikt strategeme 17, Een baksteen opgooien om een jadesteen te verkrijgen. Hij doet afstand van zijn eigen rechtmatig aandeel van één veertiende van twaalf bananen, om op het einde de helft van twaalf bananen te ontvangen.
| |
| |
Waarschijnlijk zit hierin ook nog een spoor van strategeme 23 verstopt, Met de verre vijand een verbond sluiten om eerst de nabije aan te vallen, dit op voorwaarde dat we de echtgenote, die met lege handen achterblijft, als de nabije ‘vijand’ beschouwen. Het gaat hier om strategemen die niet alleen tot Reynaerts repertoire behoren, maar die ook door zijn vijanden gebruikt worden. Zo laat Bruun volgens strategeme 17 een deel van zijn pels in de boomstam achter om zijn leven te redden. In Reynaerts historie doet Reynaert afstand van kalfsvlees om bij de koning in de gunst te komen (B 6101). De wolf klaagt de vos bij de koning, voor wie hij zelf weinig over heeft, aan volgens strategeme 23. Juist omdat hij weet dat zijn tegenstanders deze krijgslist kennen, gaat Reynaert hier voor de schijn op in wanneer hij met Bruun een honingverdrag sluit in ruil voor bescherming aan het hof. Omdat de beer weet dat Reynaert de bescherming voor het gerecht nodig heeft, gelooft hij ook het verhaal van de honing.
| |
Kleine Vader Konijn en Kleine Vader Vos
De Afrikaanse verhalen over listige hazen zijn met de negerslaven ook in Amerika geïmporteerd. De (wilde) Afrikaanse haas werd er vervangen door het (tamme) Amerikaanse konijn. Deze overgang kan wellicht beschouwd worden als een weerspiegeling van het slavendom van de Afrikanen in Amerika. De versie die wij bespreken gaat terug tot het oeuvre van Joel Chandler Harris, die in het zuiden van de Verenigde Staten verhalen over het konijn verzamelde en ze in de mond legde van Uncle Remus, een slaaf die aan het blanke zoontje van een plantagebezitter verhalen vertelde van dieren die konden spreken. Veelal is de Kleine Vader Konijn de held, maar deze keer is de Kleine Vader Vos erin geslaagd om het konijn te verschalken. Kleine Vader Vos heeft een teerpop (een houten pop met teer ingesmeerd) op straat neergezet. De haas komt voorbij en groet de pop, die echter geen antwoord geeft. Hierop slaat het konijn de pop om de oren, waarop Kleine Vader Konijn aan het teerpop blijft plakken. Wanneer hij probeert los te komen, raakt hij nog meer verstrikt:
Op een avond, wanneer hij de oude man [Remus] nietsdoend vond, vroeg de kleine jongen: ‘Oom Remus, heeft de vos het konijn gedood en opgegeten, toen hij het gevangen had met de teerbaby?’ ‘Maar, mijn liefste, heb ik je dat niet reeds verteld?’ antwoordde de oude neger, terwijl hij ondeugend in zijn baard lachte. ‘Natuurlijk, ik had het je moeten vertellen, maar het slaapmannetje zat op mijn ogen, en ik was zelfs mijn eigen naam vergeten, en jouw mama is je ondertussen komen roepen. Momentje, waar was ik dus gebleven. Ik had je reeds verteld dat Vader Konijn een listig persoontje was, of tenminste dat wilde ik je nog zeggen. Goed, mijn zoon, maak je maar niet druk over hem, want, in die tijd waren Vader Konijn en zijn familie telkens de eersten als er een ruzie was, en ze lieten zich niet opzij zetten! Ook, voordat ze begonnen te wenen om het lot van Vader Konijn, wachtten ze op het nieuws over wat er gebeurd was. Toen Vader Vos Vader Konijn vond, volledig vastgeplakt aan de teerbaby, was hij zeer blij en rolde over de grond van het lachen. En vervolgens zei hij: ‘Ah, ik
| |
| |
denk dat ik je in mijn macht heb, Broer Konijn! Of niet soms? Men zou anders zeggen van wel! Nu draaien jullie al lang genoeg rondom mij, en met wat een brutaliteit! Maar ik denk dat het gedaan is voor jullie ... Genoeg ingebroken bij de buren, en rondgelopen op hun eigendom. En je acht je dan ook nog de chef van dat hele gedoe? Nog beter, vandaag ben je genoeg geweest waar je niet hoeft te zijn. Wie heeft je ooit gevraagd kennis te maken met de teerbaby? En wie heeft je daar vastgeplakt waar je nu bent? Niemand! Jij hebt de teerbaby aangevallen, zonder te wachten tot men je vroeg! Maar nu je daar toch bent, blijf je daar tot ik een heleboel kreupelhout bijeen gebracht heb en ik het in brand gestoken heb, want, vandaag ga ik je roosteren, dat staat vast!’ zei Vader Vos.
Hierop antwoordde Vader Konijn heel lief en zacht:
‘Doe met mij wat je wil, Broer Vos, maar gooi me alleen niet in die braamstruik van kreupelhout, alsjeblieft!’
‘Een vuur aansteken, is ook werk, en ik denk dat ik je liever ga hangen,’ zei Vader Vos.
‘Je kan me ophangen, zo hoog je zelf maar wil, maar alsjeblieft, om de liefde Gods, gooi me niet in die braamstruik van kreupelhout.’
‘Aangezien ik geen koord heb om je op te hangen, ga ik je verdrinken, denk ik.’
‘Je mag mij verdrinken, zo diep onder water je maar wil, maar alsjeblieft, gooi mij niet in die braamstruik van kreupelhout.’
‘Het probleem is dat in de buurt geen water is,’ zei Vader Vos, ‘dus ik denk dat ik je levend zal villen, ja.’
‘Vil mij levend,’ zei Vader Konijn, ‘steek mijn ogen uit, knip mijn oren af en hak mijn voeten eraf, maar gooi mij alsjeblieft niet in die braamstruik van kreupelhout, alsjeblieft Broer Vos.’
De Kleine Vader Vos zocht alle mogelijke dingen om de Kleine Vader Konijn zoveel mogelijk pijn te doen. Hij nam hem vast bij zijn achterste poten, en gooide hem in het midden van de braamstruiken. Vervolgens zag hij een grote drukte in het struikgewas, net daar waar Kleine Vader Konijn gevallen was. En de Kleine Vader Konijn had heel veel plezier om hem toe te roepen:
‘Het is net in de braamstruiken dat ik geboren ben, in de braamstruiken dat ik opgegroeid ben, Broer Reynaert, in de braamstruiken! In de braamstruiken!’ Hij is huppelend vertrokken, springlevend.
(Oom Remus, p. 20-22.)
De vos heeft met de klevende teerpop, die door het konijn geslagen wordt omdat ze hem weigert te groeten, strategeme 28 toegepast, Op het dak lokken en daarna de ladder weghalen. Reynaert laat Hersint op gelijke wijze 's winters in een vijver vissen tot het gat dichtvriest en de wolvin vastzit. In ons verhaal daarentegen wint de haas, en wel met strategeme 10, Achter de glimlach de dolk verbergen. Achter zijn luide, schijnbaar bevreesde stem, verbergt hij zijn eigenlijke wens. Op een gelijkaardige wijze verschuilt Reynaert zijn moordplannen telkens weer achter
| |
| |
vriendelijke woorden, zoals in de reeds vermelde honingepisode waarin hij de vriendschap van de beer schijnt te zoeken om aan het hof zijn leven te redden. Dezelfde list gebruikt hij eveneens tegenover Cantecleer wanneer hij zijn ware bedoelingen wegsteekt achter zijn vals kluizenaarschap, de valse brief, de geveinsde vrede en de valse taal (vergelijk Alleen maar in het Nederlands?).
| |
Tijl Uilenspiegel
Veel meer dan met andere dieren, is Reynaert met een tweede grote Vlaamse legende vergeleken: Tijl Uilenspiegel. Over de zin en de onzin van een dergelijke vergelijking heeft Rik van Daele (1991, p. 16-20) het een en ander geschreven. Wij concentreren ons hier op het thema ‘listigheid’. In de roman van Charles de Coster speelt de list enkel tot aan de dood van Tijls vader, Claes, (dus tot boek I, kapittel 66) een zekere rol. In de Duitse versie van 1510, de oudste die we kennen, blijven de listigheid en de boosheid van Tijl tot aan zijn dood aanwezig. J.D. Janssens schrijft met veel sympathie over de oude teksten, maar met weinig sympathie over de figuren: ‘Zoveel is zeker: waar Reynaert en Uilenspiegel verschijnen, wordt de taal misbruikt om mensen te bedriegen’ (1997, p. 12).
Een bijzonder opvallend verschil tussen de zestiende-eeuwse prozaromans en het werk van De Coster is te vinden in de relatie tussen Tijl en zijn moeder - Soetkin bij De Coster, Ann Wibcken in de oudste versies. Na de foltering van Tijl schetst de Coster een ware pièta (afb. 1):
De beul maakte Uilenspiegel los, en legde hem naakt en geheel met bloed bedekt op de knieën van Soetkin, terwijl de chirurgijn de beenderen in het vlees terugduwde.
Maar Soetkin omarmde Uilenspiegel en zei onder tranen:
‘Mijn zoon, arme martelaar! Als de heren rechters het wilden, zou ik je beter maken; maar kom bij, Tijl, mijn zoon! Heren rechters, als ge hem hebt gedood, ga ik naar Zijne Majesteit; want ge hebt gehandeld tegen elke wet en ieder recht, en ge zult zien, wat een arme vrouw tegen booswichten kan doen. Maar, heren, laat ons
Afb. 1. Tijl Uilenspiegel en zijn moeder, illustratie F. Masereel (Ulenspiegel, 1926).
| |
| |
samen vrij. Wij hebben slechts elkander op de wereld, arm als we zijn onder de zware hand Gods.’
(De Coster, p. 154.)
Wanneer de Tijl van de prozaromans op zijn sterfbed ligt krijgt hij bezoek van zijn moeder (afb. 2):
Zijn moeder vernam weldra dat hij ziek was. Zo snel mogelijk ging ze hem bezoeken, in de hoop dat hij haar een beetje geld zou nalaten, omdat zij toch een oude, arme dame was. Wanneer ze aankwam, begon ze te wenen, en zei tegen hem:
‘Mijn liefste zoon, waar doet het pijn?’
‘Lieve moeder, hier tussen het kussen en de muur,’ antwoordde hij.
‘Oh, mijn liefste zoon, zeg mij op zijn minst nog eens iets zoets!’
‘Honing. Alstublieft lieve moeder, honing is iets zoets.’
De zestiende-eeuwse Tijl maakt gebruik van het strategeme 7, Iets voortbrengen uit het niets, waarbij hij de situatie zo draait en keert, dat net dat ‘niets’ heel duidelijk te bespeuren valt. Tijl gebruikt uit de bede van zijn moeder de mogelijkheid om haar nog minder te geven dan het beetje dat zij van hem wil hebben.
De zevende strategeme is Reynaerts lievelingsstrategeme, denken we maar aan de schat of aan Tibeerts muizen, of nog eens aan Bruuns honing, maar Reynaert gebruikt dit type list heel anders dan Tijl. Als Tijl ‘honing’ zegt, dan weet zijn moeder dat ze niks krijgt behalve spot. Als Reynaert ‘honing’ zegt, denkt Bruun wel
Afb. 2. Tijl op zijn sterfbed en zijn moeder, in: Wunderbarlich vnnd Seltzame Hystorien Tyl Eulenspiegels (1555).
| |
| |
degelijk dat hij wél honing zal krijgen en geen spot. Bovendien weet de beer hier veel minder dan de vos, de verteller en de toeschouwer, die samen een complot sluiten. De beer meent honing te ontvangen, maar alle andere partijen weten dat eten ontvangen eigenlijk betekent: een pak slaag krijgen.
De strategemen zijn niet altijd verfijnd of verschillend genoeg om Tijl en Reynaert te onderscheiden. Ook de vergelijking tussen de listige Reynaert en de andere besproken listige dieren van over de hele wereld, stelt ons nauwelijks in staat de uniciteit van de vos te bepalen. Hij kent immers de trukendoos van de anderen. Voor het onderscheid tussen de diverse types van listen hebben we dus een nog fijner instrumentarium dan de 36 Chinese strategemen nodig. (Wat niet uitsluit dat we ze dankbaar kunnen gebruiken in een - zij het onvolledige - typologie van de list.) Met andere woorden, om de specificiteit van de listigheid van de vos te kunnen bepalen is er nood aan een ‘westerse’ listtheorie.
Om dus een beter instrumentarium voor de list uit te werken ligt het voor de hand om eerst het onderscheid tussen goede en kwade listen te maken, tussen listen waarmee we kunnen lachen en listen waar we niet mee kunnen lachen. Het dwerghert, de apenkoning en de haas zitten verstrikt in noodtoestanden die de list rechtvaardigen, terwijl Anansi en de Tijl uit de zestiende-eeuwse drukken boosaardige egoïsten zijn. En Reynaert? Hij staat tussen deze beide groepen. Door zijn slecht karakter heeft hij zichzelf in een noodsituatie gebracht, waaruit hij alleen maar kan geraken door listig te zijn. Ook dit onderscheid brengt ons niet dichter bij een kwalificatie van Reynaerts listen.
Om de uniciteit van Reynaert ten opzichte van de andere ‘tricksters’ vast te leggen kunnen we onze westerse listdefinities gebruiken. Diverse naslagwerken beschouwen list als het intellectuele gedrag om in een onaangename situatie een uitweg te vinden, waarop de tegenspeler niet gerekend heeft.
Dit ‘rekenen’ refereert aan de manier waarop we proberen situaties te begrijpen via als-dan-relaties of oorzakelijke verbanden. Als het zwakke dwerghert het kolossale monster tegenkomt, dan zal het door hem gedood worden, en niet omgekeerd. Als de apenkoning geen geld heeft, dan kan hij het genezend water niet verkrijgen. Als er twaalf bananen zijn en veertien personen, dan zal Anansi in het beste geval één banaan krijgen. Als de Kleine Vader Vos de Kleine Vader Konijn gevangen heeft, dan zal hij hem doden. Als Tijl op zijn sterfbed zijn moeder ziet, dan zal hij haar troosten. En als Reynaert door Bruun uitgenodigd wordt, dan zal hij meegaan om ter dood veroordeeld en geëxecuteerd te worden. Dit is althans het verwachtingspatroon. Hierop ‘rekenen’ we. De listige helden uit de verhalen zullen dit evenwel doorbreken.
Hoe is dit verklaarbaar? Wij zoeken een weg in de wereld gebaseerd op onze verwachtingen. De wereld is echter uiteindelijk veel complexer dan onze berekeningen. Dat weten de listige helden uit de verhalen. Zij doorzien het verwachtingspatroon en ondermijnen zo onze berekeningen, die eenvoudig en doorzichtig zijn. De zo mooie strategeme 20 bevat de essentie: Het water troebel maken om de vissen te pakken.
De beschrijving van de verschillende manieren waarop de listigen dit aanpakken, levert een listclassificatie op. Wanneer we op deze manier de besproken figuren en hun listen analyseren, dan zien wij dat ze telkens op een andere manier tewerk gaan. De beschrijving van hun methodes laat ons op deze manier toe de afzonderlijke figuren in hun uniciteit beter te differentiëren - ook Reynaert:
| |
| |
Het dwerghert brengt met zijn list een volledig nieuwe situatie tot stand. De put heeft diverse functies: in een put kan men schuilen, maar in een put kan men zich niet verdedigen. Dankzij Kantjils redekunst ziet het monster enkel de eerste functie, en gaat het tenonder dankzij een andere functie.
Apenkoning Sun Wukong creëert geen nieuwe, maar verandert de bestaande situatie. Hij lokt de bewaker van de bron weg.
Afb. 3. Geboorte van apenkoning Sun Wukong.
De spin Anansi verzint twee nieuwe (reken)regels: eerst een onbekende volgens dewelke bananen niet in stukken mogen worden gesneden, vervolgens, op het moment dat de twaalf kinderen eten en de twee ouders er hongerig bijzitten, de aloude regel dat kinderen van hun ouders moeten houden. Deze wending bezorgt Anansi twaalf halve bananen.
De grote specialist in het creëren van nieuwe, onbekende regels is Tijl. Hij verrast in bijna elk verhaal zijn tegenstander. In het besproken geval is het zijn eigen oude moeder die troost wil brengen en zelf ook getroost wil worden. Doch, Tijl ‘merkt’ (wil dit niet merken) dit niet en vervangt het wederzijds troosten door een emotieloos woordenspel dat een plaats verdient in elke moderne televisiequiz.
| |
| |
Het gevangen konijn manipuleert noch de situatie, noch de berekeningen van de Kleine Vader Vos, maar direct het resultaat. De vos wil hem het allerergste aandoen. Het resultaat van de manipulatie is dat het allerergste dat wordt voorgespiegeld precies datgene is wat Kleine Vader Konijn het best bevalt.
Afb. 4. Ex-libris Simo Hannula (Finland, ets, 1995.)
En Reynaert? Hij vindt het liefst volledig nieuwe situaties uit. In plaats van over patrijsjachten gaat het plotseling over getijden, in plaats van over een proces over honing en muizen, in plaats van over een executie over een schat, in plaats van over een schatzoektocht over een pauselijke ban, in plaats van over een pelgrimstocht over het schrijven van documenten aan de koning.
Wordt het dwerghert dan terecht de Maleise Reynaert de vos genoemd? Niet helemaal, omdat Reynaerts werktuig de taal is. Hij graaft geen putten in het landschap, maar hij graaft ze met zijn woorden in het hoofd van zijn tegenstanders, zoals het hol in Kriekeputte, waar de schat zou verborgen zitten. Strategeme 7, Iets voortbrengen uit het niets, is daarbij niet alleen de lievelingsstrategeme van Reynaert, maar ook een mogelijke definitie van literatuur.
Tussen de helden van listverhalen vinden we niet alleen maar de vos. Niemand is echter zo dicht bij de verteller van deze verhalen, ja bij de vertellers van alle verhalen, als Reynaert. |
|