Dankwoord
uitgesproken tijdens de zitting van de Reinaertraad op Pinkstermaandag 5 juni 1995 te Bazel
Dames en Heren,
Graag wil ik de Reynaertraad danken voor de eer die zij mij vandaag bewijst...
Die uitspraak had u natuurlijk wel verwacht. Iedereen die in het zonnetje wordt gezet of die wordt onderscheiden, is immers dankbaar, al was het alleen maar omdat zijn ijdelheid wordt gestreeld. En dat is iets wat we allemaal graag meemaken.
Ik ben ijdel genoeg om nu dankbaar te zijn, want niets menselijks is mij vreemd. (Ik denk wel eens, dat dat een voorwaarde is om van het Reynaertverhaal te kunnen genieten.) Maar mijn dankbaarheid heeft nog een andere component en die is ideëler, ja heeft zelfs een existentiële component. Ik wil u daarover graag iets meer zeggen.
U weet dat ik werk aan de Katholieke Universiteit Nijmegen en meer speciaal binnen de Faculteit der Letteren van die instelling. Zo'n Faculteit heeft onder andere als taak om de literatuur te bestuderen in al haar facetten en ook de taak om het verleden van onze cultuur levend te houden voor mensen van vandaag. Bij de studie van teksten als Van den vos Reynaerde vallen die twee taken samen.
Ik geloof daar heel erg in. Via literatuur kunnen mensen hun situatie verkennen en doorlichten. Ze kunnen hun idealen en hun dromen uitdrukken. En zoals een mens die niet meer droomt het gevaar loopt ziek te worden, of zelfs gek, zo loopt ook een cultuur die de literatuur geen plaats gunt, gevaar; gevaar voor verstarring, bekrompenheid, saaiheid. Ook die kunnen in het uiterste geval dodelijk zijn.
En zoals een boom die zijn wortels kwijtraakt, afsterft, zo komt een cultuur die zijn verleden vergeet, onvermijdelijk in moeilijkheden. Wie zijn verleden niet kent, kan niet zuiver zien wie hij is. Zo iemand raakt misschien zelfs het vermogen kwijt om een visie op de toekomst te ontwikkelen.
Op zich doe ik mijn werk dus heel graag, maar op dit moment is de visie op Letterenfaculteiten in Nederland in brede kring zeer negatief. Ze zijn duur, denkt men, ze zijn niet produktief, ze zijn niet te besturen en niet te plannen. En dat is waar. Wij leveren geen vette worsten, noch 's winters, noch 's zomers, en wij kunnen ook niet beloven volgend jaar tenminste drie goede ideeën te hebben. De dingen waar wij voor staan (of voor horen te staan), zijn niet economisch, niet meetbaar en slecht manipuleerbaar. Dat maakt ze nu juist zo waardevol.
Voor veel mensen in Nederland maakt dat Letterenfaculteiten echter verdacht. Bij die mensen horen ook ministers, beleidsmakers, leden van Colleges van Bestuur, ja zelfs