wetenschappelijke bevoegdheid was onbetwijfelbaar’. Driemaal ontving hij de Alfons de Cockprijs van de Bond der Oostvlaamse Volkskundigen en ook officieel kwam er erkenning van zijn verdiensten: de zilveren medaille van de Orde van Leopold II en de bronzen penning van de Nederlandse Cultuurraad. Onuitwisbaar in het geheugen blijft ook de door hem ingerichte tentoonstelling ‘In kannen en kruiken’, een ongemeen rijke verzameling van ongeschreven beschavingsgeschiedenis van onze gewesten. Maar Reynaert nu!
Toen in 1955 de eerste Reynaertroute werkelijkheid werd, was dit mede door de grote inzet van een Marcellijn Dewulf achter de schermen. In een vraaggesprek met Jozef de Wilde, broeder Aloïs, ‘heemkundige’ Marcel(lijn) Dewulf en professor Wytze Gs Hellinga in Wetenschappelijke Tijdingen van mei 1955 wordt door Jef Goossenaerts duidelijk gesuggereerd dat Marcellijn Dewulf eigenlijk de initiatiefnemer van het project was. Deze vijf Reynaerdisten waren samengekomen in de Reynaertkelder van kasteel Notax te Destelbergen waar een soort Reynaertacademie onder leiding van Goossenaerts de ‘kromme paden’ van de Malpertuusbewoners trachtten te reconstrueren.
In het interview wordt Marcellijn Dewulf getoetst over een nieuwe theorie van de burgemeester van de Hollandse Clinge en het schoolhoofd van Nieuw-Namen in verband met het toponiem Kriekeputte. Het betreft een uitloper van een kreek nabij het fort Bedmar op het grondgebied van Clinge. Dewulf heeft zijn bedenkingen bij de lokalisering en merkt op dat eerst zal moeten onderzocht worden hoe oud deze put is. Een wegel nabij deze put heette in 1955 ‘sinds een paar jaren’ officieel ‘Kriekeputtedreefje’. Dewulf deelt mee: ‘Het gemeentebestuur van de Hollandse Klinge zal er ten gerieve der pelgrimerende Reinaertvrienden een speciale naamplaat laten plaatsen.’ (p. 154). Wie vandaag de nieuwe Reynaertroute rijdt, passeert in de Woestijnestraat, halverwege Clinge en Nieuw-Namen een plukje bomen rechts van de weg, met aan de rand ervan het kronkelende pad waarvan sprake is. Het plaatje werd er later inderdaad geplaatst, maar is nu bijna onleesbaar, en dringend aan herstelling toe.
Alhoewel de naam van Marcellijn Dewulf minder wordt vernoemd, is het heel duidelijk dat Dewulf zeer sterk betrokken was bij de eerste Reynaertroute. Samen met onder andere broeder Aloïs en P. Brand heeft hij trouwens de beschrijving aangevat van het Reynaertpad, een voorloper van het recente boek Het land van Reynaert. De Vlaamse Toeristenbond zou publiceren. De titel: Wandelgids nr... Reinaertpad I. Hulst-Sint-Niklaas. Op de omslag moest een houtsnede van Gerard Gaudaen prijken, André Stoop was verantwoordelijk voor de samenstelling en de kaarten. Het handschrift, dat in de Bibliotheca Wasiana berust, is gedateerd: 1958. Het werk bevat een zeer gedetailleerde beschrijving met historische, folkloristische, toeristische, heemkundige en vooral Reynaerdelijke gegevens.
In deel 81 van de Wase Annalen heeft Dewulf het over De gruwelijke moord te Beveren op de Reinaertvertaler J. Florianus in 1585, één van zijn ‘diverse nasporingen voor elk wat wils’. De bedoelde Reynaertvertaling is de tweetalige, fraai geillustreerde (met houtsneden van de Parijzenaars J. de Gourmont en G. Ballain) Reynaerteditie, gedrukt te Antwerpen