| |
| |
| |
Viermaal een vos voor kinderen
L. Espinassous & C. Routiaux, Vosje op stap en Op zoek naar vosje. Uit het Frans vertaald en bewerkt door M.-J. van de Weijer. Casterman, 1992. ISBN 90 303 9948 1. (Oorspronkelijke titel: Petit renard perdu. Editions Milan, 1991.)
Eerder een kijkboek - want de illustratie primeert - dat aan de voorleesverhalen van Sesamstraat doet denken, waarbij de tekst slechts eenvoudig commentaar is bij die illustratie. Het boekje bevat twee verhalen die een zelfde begin- en eindpunt hebben, telkens vanuit een ander perspectief verteld. In Vosje op stap volgt de voorlezer (of het beginnende lezertje) Vosje dat alleen op stap gaat en ten slotte verdwaalt. In Op zoek naar vosje, dat aan de andere kant van het boek (op zijn kop) begint, wordt meegezocht naar Vosje, wat neerkomt op een reconstructie van de alleen-op-stap-route. Maar dan, zoals gezegd, vanuit de ervaring van de zoekende moeder. Verhaal en illustratie sluiten zeer goed aan bij de gevoelswereld van kinderen met hun voorliefde voor kleine, lieve en vooral hulpeloze diertjes. Om de spanning erin te houden wordt liefst eerst Vosje op stap gelezen, want daarna kan met groeiende voldoening en geruststelling van de zoektocht en de ontdekking van Vosje genoten worden. De verhaaltrant blijft eenvoudig, de taal is direct. De mooie illustratie in zachte tinten is én realistisch én idyllisch. Vosje leeft nog in een ongerepte, arcadische omgeving. En zelfs in dit boekje weerklinkt enig milieuprotest: waar de mens en zijn bedrijf verschijnen, wordt er iets in de orde van het dierenbestaan verstoord. Van ‘den fellen’ valt hier niets te herkennen, tenzij men in moeder-vos trekjes van Hermeline zou ontdekken: een gevoelige, warme moederlijkheid in onvoorwaardelijke bekommernis om de welpen, iets wat kinderen met hun natuurlijke nood aan bescherming uiteraard sterk aanspreekt. Een teder voorleesboekje dat we aanbevelen.
| |
S. Wyllie, Eten bij vos. Geïllustreerd door Korky Paul. Uit het Engels vertaald door I. Orbons. Hasselt, Clavis, 1990. ISBN 90 6822 080 2. (Oorspronkelijke titel: Dinner with Fox. Londen, Sadie Fields Productions, 1990.)
De tederheid van Vosje op stap ruimt hier plaats voor de wreedheid van de opvreetsprookjes à la zeven geitjes en andere roodkapjes. Maar het gaat hier om een bijzonder origineel boekje wat de lay-out betreft (al wordt het procédé wel meer gebruikt): het verhaal wordt in reliëf gepresenteerd. Een soort stereoverhaal met view-mastereffecten. Wie het blad omslaat tovert meteen een driedimensionale ruimte. Zo zie je bijvoorbeeld Dunne Rode Vos echt in het midden van zijn keuken de kast openen en met hem kijk je diepbinnenin naar de schaarse voorraad. Je kan ook zelf helpen, de door hem geschreven brieven uit de enveloppe of de brievenbus halen, het deksel van een pot oplichten om te zien wat hij schaft, een deur openen en meteen de vos zien verschijnen, een verraste kip echt in de bolle ketel zien stoppen of met behulp van kartonnen lipjes met richting aanduidende pijltjes de oven of een pot openen. Je leest en je doet het verhaal leven. Je geeft het perspectief. Dunne Rode Vos, zoals hij in het boekje heet, doet nu wél aan zijn
| |
| |
wrede en vooral sluwe voorvader denken. Hij heeft een onverzadigbare eetlust en verzint erg geloofwaardige listen om domme en niets vermoedende slachtoffers in de val te lokken, met dien verstande dat zijn laatste kandidaat, Grote Grijze Wolf, erin slaagt de vos in zijn eigen val te vangen. Resultaat: hij zal op zijn beurt opgevreten worden. En dit is a-typisch voor de middeleeuwse vos. Wat wel aan het middeleeuwse verhaal denken doet, zijn de kip en de haas als gemakkelijke prooien.
Het verhaal is direct, volgt de illustratie op de voet, rukt snel vooruit en houdt zowat het midden tussen een klassiek leesboekje en een stripverhaal. De illustraties van Korky zitten duidelijk in de horrorsfeer, een hedendaagse rage die heel wat jeugdelingen blijkt te zinnen. Een mengeling van de Hansje en Grietje-sprookjessfeer, het spookachtige van griezelbossen met vreemde behuizingen en - dit zal wel een heel subjectieve indruk zijn - een beetje Salvador Dali. Een bijna Jeroen Boschwereld. Een kleurrijk boekje, surrealistisch van allure, bol van fantasie, boeiend door het voortdurend ontdekken van nieuwe pittige details, geschreven in een eenvoudige taal die bij het hoogst noodzakelijke blijft. Beginnende lezertjes zullen er veel pret aan beleven. Ze worden meteen onbewust geintroduceerd in de wereld van de echte sluwerd, alleen weze dit nog even herhaald: in dit verhaal haalt de slimme vos het niet, de wolf helpt hem in de verdoemenis.
| |
U. Scheffler, De sluwe vos Reinaldo. Illustraties van Iskender Gider. Uit het Duits vertaald door S. Kuyper. De Vier Windstreken, 1992. ISBN 3 314 40004 7. (Oorspronkelijke titel: Der schlaue Fuchs Rinaldo. Gossau Zürich, Nord-Süd Verlag AG, 1992.)
Het derde in deze reeks is mij het liefst. Het gaat over een hedendaagse Reynaert, Reinaldo, met playboy-allures, die net als zijn middeleeuwse voorbeeld profiteert van de domheid en de ijdelheid van de andere dieren. Reeds op de kaft herken je hem: een zelfverzekerde gozer die anderen voor hem de kastanjes uit het vuur laat halen. Zijn tegenstander heet Witte de Woerd, niet toevallig een mannelijke gans, afkomstig uit de diergaarde waaruit Reynaert bijzonder graag zijn slachtoffers kiest. Reinaldo steelt trouwens kippen en ander pluimgedierte, bedriegt met koele vlijt naïeve dassen en bevers, zet in zijn vrije tijd stroppen en broedt steeds weer nieuwe plannetjes waarmee hij zijn opponenten om de tuin kan leiden, vooral wanneer hij zelf in een bijna fatale penarie zit. Heel wat overeenkomsten dus met de illustere! Eén van de meest typerende zinnetjes uit het boek vind ik: ‘Hij moest alleen nog iemand vinden die dom genoeg was om zich te laten foppen.’ (p. 37). De plaatsen worden benoemd met gemakkelijk te snappen namen: Veerhuizen (en dat gevederte stuift er in het rond), Pasrijk (je moet het maar kunnen spelen en Reinaldo kan het), hotel Het Paradijs, waar Wolle Das de baas is en dat wemelt van gewillige prooien, niet in het minst een beeldschone, maar pronkerige consumptiekip met dochter-van-Canteclaer-allures (bij manier van spreken). De ruimte is hedendaags, ook al consumptiegericht: een knalgele sportwagen, een hotel, Amerika als inspiratiebron voor verhalen met kruim, modderbaden, vliegtuigen, een heus station waar een kater als stationschef fungeert... En op een bepaald ogenblik wordt Reinaldo zelfs een
| |
| |
groene die het bij het boerenleven houdt. Maar wat hij ook doet: hij bedriegt en beduvelt, het zit steenvast in hem gebakken.
Het boekje is bedoeld voor beginnende lezertjes. Zij kunnen het zelf lezen of luisteren naar de voorlezer. Veel tekeningen en weinig tekst. Korte hoofdstukjes, eenvoudige zinnetjes. De illustraties zijn bijzonder kleurig, hebben wat van Walt Disney, maar zijn realistischer en eenvoudiger. Ze zijn lenig getekend, zwierig en vol dynamiek. Het verhaal is duidelijk niet af, de lezertjes mogen zich aan een vervolg verwachten. Immers, in het laatste hoofdstukje wordt Reinaldo door Witte de Woerd gevangen, maar hangend in zijn strop verzint de sluwe vos al nieuwe plannetjes: Ha, dat wordt lachen!
| |
S. Hastings, Reynard the Fox. Illustraties van Graham Percy. Londen, Walker Books, 1990. ISBN 0 74450760 X.
Selina Hastings (kan het krijgshaftiger?) hertaalt - maar dan sterk ingekort en naar kinderen toe - in acht episodes het Reynaertverhaal dat William Caxton in 1481 uit de Middelnederlandse Reynaert II of Reynaerts historie vertaalde. Luidop te lezen ‘at bedtime’, suggereert ze, alhoewel ik me afvraag of tien- tot twaalfjarigen (dit lijkt me de geschikte leeftijd) nog echt op die wijze naar dromenland worden begeleid. Maar dit is een detail. In een korte inleiding wordt zeer summier de evolutie van het dierenverhaal geschetst, vertrekkend uit Indië om ten slotte bij Caxton te belanden. De taal kleurt pittoresk zonder barok te worden en de illustraties nemen een zeer grote plaats in. De kaftillustratie - hoe mooi ook getekend - zint me niet zo erg: Reynaert als rustige ‘duivenmelker’, weliswaar met begerige oogjes, boven zijn kasteeltinne uitkijkend naar een verzameling ‘pigeons’. Overigens alle lof voor die illustratie. Ze suggereert uitstekend de middeleeuwse sfeer en is licht humoristisch. Ze doet me een beetje denken aan Anton Pieck, maar dan met een zeer doorzichtige voile befloerst. Sommige figuurtjes doen Bruegeliaans aan. In elk geval: rustig, sfeervol, ietwat verdroomd. Ze stut de kinderlijke fantasie. In het verhaal blijft de basisplot onveranderd en de dieren blijven hun karakters bewaren zoals in de oorspronkelijke versie. Het omslachtig gebeuren wordt echter afgepeld tot de grote stapstenen en het verhaal rukt in snel tempo vooruit. Soms vind ik dit spijtig. Ik mis Hersinde en haar verblinde welpen, de pudding (zeer Engels wel) van ‘Curtois’ lijkt me te lebberig, en waar blijven Pancer, Julocke en de biecht? Maar allicht lees ik het boek teveel met volwassen ogen. Ik mis ook de geestige analyses van Reynaerts ‘voorspel’ als hij anderen bedriegen gaat, maar ik weet wel dat kinderen in de eerste plaats actie willen. Mij valt toch op dat
Hastings meer aandacht besteedt aan Tiberts tocht dan aan die van Bruin, maar zij laat de kater dan weer zedig in de hand bijten. Intussen blijft Reynard the Fox een knap kinderboek, zowel voor het oog als voor de verbeelding. En toch mis ik iets waarvan ik denk dat de kinderen het ook zullen missen: Reynard brengt het niet tot een bewonderde held. Ik vrees dat hij het bij de moderne tv-bedorven kinderen niet zal halen. Hij mist punch, kruim, zijn heldendaden komen te zakelijk over. Hij zal de jongsten niet echt bezielen en dat vind ik spijtig.
[Marcel RYSSEN] |
|