Bruno Mistiaen
Of Donalda (fragment)
En, hoe is het gegaan? Hebben jullie hem gevangen, Cohn-Bendit?
Eerst zijn we naar het perron van de Thalys gegaan om hem op te wachten. Papa zwalpte op zijn benen, hij kreeg een hoestbui die maar niet overging.
De tocht naar het station had me afgemat.
De Thalys komt aanrijden, een beetje schimmig in de luchttrillingen. Doordat hij voortdurend van spoor wisselt, lijkt hij in zijn nadering te kronkelen als een slang.
Je zal zien dat hij er niet op zit.
We staan op het perron, ellenboog aan ellenboog, te midden van de andere wachtenden die, dat merk ik opeens, zich op een op een zekere afstand van ons af houden alsof er een schutkring om ons heen is gelegd.
De vos zal lont geroken hebben. Al ons werk zal voor niets geweest zijn.
De Thalys komt tot stilstand.
Met zachtjes krijsende remmen.
Met zachtjes krijsende remmen komt de Thalys tot stilstand. De treindeuren gaan open en alsof het lot het zo beschikt heeft, is de eerste die uitstapt, vlakbij ons, een regenjas over zijn rechterarm, in zijn linkerhand een bruinlederen aktentas, onder zijn tweedjasje een jeans en een trui met rolkraag, Cohn-Bendit.
En losjes om zijn hals gedrapeerd, een wijnrode sjaal. Donkere, suède mocassins.
Een man in goeden doen, niet ouder dan papa maar in tegenstelling tot papa nog in de bloei van zijn leven, energiek, bemiddeld, imponerend en met toch dat tikkeltje zelfrelativerende nonchalance dat een progressief gedachtegoed verraadt.
Nom de dieu, ket, dat is hem.
Cohn-Bendit werpt blikken in het rond.
Zijn ogen door zijn brillenglazen vergroot.
Waardoor ze licht verbaasd lijken, alsof hij er eigenlijk wel op gerekend heeft door minstens één fan, aanbidster, commies van het Europese parlement, zo niet opgewacht, dan toch op zijn minst te zullen worden herkend. Aha. Daar staan er toch twee, van wie er één breed glimlacht, onmiskenbaar naar hem. Een responsglimlach verschijnt op Cohn-Bendits gezicht.