aan Carleton University in Ottawa, merkte dat je nergens in Canada Nederlands kon studeren, heeft hij de aanzet gegeven tot oprichting van de Canadian Association for the Advancement of Netherlandic Studies.
De oorspronkelijke tekst van ‘The Flood (Zeeland 1953)’ is door componist Douwe Eisenga gebruikt voor zijn Requiem 1953 (later omgedoopt tot The Flood). Kort na onze ontmoeting in 2003 bij de première daarvan in Middelburg stuurde Levenson mij een nieuw gedicht, ‘Anniversary 2003’. Ook dat had ik toen kunnen vertalen, maar omdat op hetzelfde moment, onder de titel Na de watersnood, de grondig herziene en vooral uitgebreide versie van mijn bloemlezing was verschenen, ontbrak de directe noodzaak daartoe. Bovendien had ik in die tijd zoveel anders te doen dat ik er pas een paar jaar geleden, toen ik wat ging sleutelen aan mijn vertaling van ‘The Flood’, van doordrongen raakte dat het hoog tijd werd dat ik mij nader in Levensons gedichten, niet alleen die over Nederland, ging verdiepen. Het was toch te gek dat de maker van een enkel bijzonder watersnoodgedicht verder in Nederland onbekend was: buiten zijn vriendenkring van destijds waren zijn bundels nergens in Nederland beschikbaar. In de loop van dit jaar zal daar verandering in komen, als bij uitgeverij Müller de door mij vertaalde gedichten verschijnen, onder de titel Vox Humana. Dat is niet alleen de titel van een reeks gedichten in Night Vision (2014), maar verwijst ook naar de uitspraak ‘Kunst ist eine Sache allertiefster Menschlichkeit’ van de door Levenson bewonderde Duitse expressionistische beeldhouwer Ernst Barlach. Bij het lezen van de bundels die ik te pakken kon krijgen (niet alle dertien, maar dankzij abebooks.com toch wel een flink aantal), ontdekte ik dat Levenson en ik niet alleen ervaringen van watersnood delen, maar ook muziek als inspiratiebron en topografische namen als houvast voor de verbeelding. In mijn kast met Engelstalige poëzie worden zijn bundels inmiddels geflankeerd door die van Philip Larkin en
Robert Lowell, wier beider werk in het Nederlands is vertaald door Jan Eijkelboom. Ik weet zeker dat Eijkelboom ook de gedichten van Levenson, had hij ze gekend, met een sterk gevoel van verwantschap had kunnen vertalen. Net als Lowell, met wie hij zich van alle dichters die hij in zijn leven heeft ontmoet het meest verwant voelt, gaat Levenson bij voorkeur uit van het tastbare en het ogenblikkelijke, waarbij hij het belang onderstreept van het nietige. Zoals wanneer hij in ‘Bread and Marble Egg’ schrijft dat ‘de futielste vondsten/ iets prijs[geven] van een mens, zijn aanraking,/simpele liefde of angst, in onbenulligheden.’
Het is niet vreemd dat iemand met deze thematische belangstelling weinig op heeft met formalisme in de poëzie. Hij maakte dan ook deel uit van The Group, evenals dichters als George MacBeth en Edward Lucie-Smith, die zich verzetten tegen dit formalisme in het werk van de iets oudere dichters van The Movement als Larkin. Was hij een Nederlands dichter geweest, dan zou Levenson zich ongetwijfeld hebben thuis gevoeld bij generatiegenoten als Eijkelboom, Ed Leeflang, Willem van Toorn: in hoge mate vertellende dichters met een afkeer van het modieuze en een uitgesproken voorkeur voor de menselijke maat.