Lisa Thunnissen
Mist is een vorm van water
Cuarto de hotel, waar de hierop volgende gedichten uit komen, is een buitenbeentje in het oeuvre van de Mexicaanse dichteres Coral Bracho, die volgens critici grote invloed heeft gehad op de Mexicaanse poëzie. Bracho staat bekend om haar stijl, die vaak neobarok wordt genoemd. De Uruguayaanse dichter en criticus Roberto Echavarren noemde Bracho's gedichten ‘poesía acuática’, waterpoëzie, omdat woorden bij haar plots vloeibaar worden, betekenissen veranderlijk zijn en de lezer ontglippen. Haar poëzie wordt dikwijls beschreven als sensueel en tactiel, de taal in haar gedichten is muzikaal, associatief, beelden volgen elkaar in rap tempo op en zijn niet zelden afkomstig uit de natuur.
Maar Cuarto de hotel is anders. Het is Bracho's negende boek, verschenen in 2007. Ze laat in deze bundel de natuur achter zich en begeeft zich in een uiterst onnatuurlijke omgeving: een kamer in een niet nader omschreven hotel. Vergeleken met het merendeel van haar eerdere (en latere) werk is de taal kaal en gaat ze spaarzaam om met woorden en beelden. De thema's zijn echter niet nieuw: ruimte en tijd spelen net als in eerder werk een belangrijke rol. Typisch voor Bracho is ook het rijmen van concrete en abstracte zaken, of het doen vervagen van de grenzen daartussen.
De eerste keer dat ik door de dichtbundel bladerde, moest ik meteen denken aan Aan de andere kant van de deur van Tonke Dragt, dat ik nog steeds regelmatig herlees. In dat boek zijn deuren niet altijd even betrouwbaar en is wat erachter schuilt niet vanzelfsprekend, net als bij Bracho. Maar waar bij Dragt een willekeurige deur op een dag toegang geeft tot de Januaraanse ambassade waar klokken geen wijzers hebben waardoor er zeeën van tijd zijn, en Einstein, een marsman en een keukenrobot één en hetzelfde gebouw bevolken, blijft bij Bracho de ruimte oningevuld. Soms doet een ‘ik’ of een ‘wij’ zijn intrede, maar de personages en ruimtes worden nooit tastbaar. Zodra je denkt een voorwerp vast te kunnen pakken glipt het tussen je vingers door, of blijkt wat vaste materie leek in iets anders te zijn veranderd of in rook te zijn opgegaan. De kamers zijn mistig, kleurloos, objecten en vormen hebben poreuze contouren en de scheidingslijn tussen wat is en wat niet is, is dun. Bovendien sluit Bracho's deur juist af, bant die een buitenwereld uit, misschien wel voorgoed. In de verte duiken schimmen op die een trap bestijgen, maar de personages hebben geen identificeerbare trekken, komen nooit dichtbij. Deze hotelkamer is in nevelen gehuld. Misschien is de term ‘waterpoëzie’ zo gek nog niet: mist is immers ook een vorm van water.