Hij vermeldt zelfs de tot de verbeelding sprekende omstandigheid dat nonnen in het klooster ‘heilig’ magnetisch zand op de schouder van zijn moeder strooiden om de granaatsplinters uit haar lichaam te trekken.
Greve wist na dat alles één ding: dat hij als ‘toevallig overlevende geen toevallig leven [wilde] leiden’. En hij wist nog iets anders: ‘In het tijdperk van de zekerheden ken ik er maar één: schrijven.’ Er volgden Haifa, Bernstein, Marbach, Katja, Cornelia, Julia en het bar weinige dat Ludwig Greve schreef en als blijvend beschouwde. Er volgden ook: het burgerbestaan, het ideaal van een met stappen afgemeten gedicht, 14 jaar op rij vakantie op het Oost-Friese eiland Juist, daarna altijd weer vakantie in de gemeente Nebel op het Noord-Friese eiland Amrum, de liefde voor de Noordzee, ‘de mannelijkste van alle zeeën’, die Greve in hexameters hulde betoonde en waarvan hij in brieven getuigde dat het haar kracht was die hem aantrok. Na het zwemmen op de terugweg door de duinen vond hij het er soms eng. Alles leek in het donker tot een tweede leven te komen. Bij eb, schreef hij, loop je ‘op de zeebodem, dus in een droom, met de zekerheid dat alle sporen worden uitgewist.’
Op 12 juli 1991 verdrinkt Ludwig Greve tijdens het zwemmen in de Noordzee. In zijn laatste brief vanaf het eiland Amrum citeert hij de versregel van Valéry: ‘La mer, la mer toujours recommencée...’ (Rilke vertaalde het als ‘De zee, de zee, een steeds opnieuw schenken...’). Het gedicht waaruit deze regels komen heet ‘Het kerkhof aan zee’ (‘Le cimetière marin’).
Als het hier eindigde, zou je de woorden van de briefschrijver achteraf voorspellende kracht kunnen toeschrijven. De dood zou dan een pointe vormen die het geheel als een coda bondig besluit. Ja, als het hier eindigde..., maar het eindigt juist niet. Ook Percy Bysshe Shelley, die ervan hield bootjes van papier te vouwen, is tenslotte verdronken, de toneelschrijver Ödön von Horváth werd tijdens een onweer door een boom verpletterd, en de dichter Peter Gan, met wie Ludwig Greve brieven wisselde, stierf aan de gevolgen van een botsing met een driewieler. En wat dan nog?
De Hongaarse dichter Endre Ady heeft het over met klappertanden fluiten in een donker bos. Op vergelijkbare wijze had Ludwig Greve in de oorlog met gesloten mond leren zingen. Hij is nog altijd op weg naar ons. Laten we hem tegemoetkomen, dit voetbreed.