Terras. Jaargang 2019 (16-17)
(2019)– [tijdschrift] Terras– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |
Emily Hasler
| |
[pagina 46]
| |
PotpourriIk weet niet wie de kopjes op viltjes zette of de herdoopte
tuindoden in schalen deed waar ze rusten, onaangetast
en verstomd als heiligen. Ik weet niet waar, maar de lucht
was een waas, vol talk, waaraan de angel van haarspray
nog prikte. Ga zitten. Noteer alles wat zich laat
herinneren op de geparfumeerde bladzij. Tegen de tijd
dat we klaar zijn ken je het niet meer terug. Kent geen rust:
veegt aan, schudt kussens op, vaagt prullen weg. Propt meer
en meer zorgen in de stampvolle lade van het dressoir.
Kijk goed in de hoeken van je stoffige geest. Zeg me dat je dit weet:
welk woord verspert het woord op het puntje van mijn tong?
Bij het raam kan je het zien: de illusie van diepte in opgepoetst hout,
de kreukels in je ochtendgezicht, hoe in elkaar geflanst een dag is.
| |
[pagina 47]
| |
De gebouwde omgeving‘een barre en onbeheerde plaats’ Er is op deze plek zo weinig als je je kan
voorstellen, dus doen dingen dienst als elkaar:
metaal wordt hout, hout
wordt bot; regen wordt drup -
in deze nu al berouwvolle wind,
zowel de zweep als het helende zout.
De lucht is de belangrijkste bouwstof
nodig voor de kerk en het beste
van de slopende brand. Deze roomwitte rots
een blindtracering van beestjes, eertijds van het land.
De moddersteen een maaswerk van luchtbellen
dat borrelt en spat, onbewogen als water,
dik en vast als de eerste laag pleister,
een dun vliesje dat droogt als het barst.
| |
[pagina 48]
| |
‘Grasmere Lake’Een tautologie, dat wel, maar de zucht van een frik
gaat voorbij aan het feit: soms verdient iets
het mank van een tweede bevestiging. De dubbele naam
is niet voor niets - één voor de brede wateren,
nog één voor die diepe gronden. Verwonder je niet
over de herhaling, maar de ontsnappingstruc,
waarbij we ons verder verstrikken om los te raken,
het waarom van het strakke oppervlak en de talloze valluiken,
die maar één keer opengaan en dan snel op slot.
| |
[pagina 49]
| |
Wat Grietje weetGrietje weet wat de jongen die op hulp hoopt moet horen.
Grietje weet: gooi een meisje in water en ze verdrinkt; kook haar
en ze gaart. Grietje weet dat redding niet bestaat: alleen restjes
gekoeld of bevroren. Een Tupperwaresprookje, vol vlekjes
en krassen, in de week naast de wasbak. Ook oude vrouwtjes
moeten eten. We zijn dik. We zijn mager. Grietje weet dat het
een chemisch proces is, een verbrandingsketen. Grietje weet
hoe we puilen en paffen als deeg onder druk van de lucht, de tijd.
Het kind dat bevrijd wordt uit de wolvenmaag, uit de baarmoeder,
weggegrist uit de ketel of oven. Grietje geeft zich wijselijk gewonnen.
Het gisten is al begonnen. We rijzen. Onze randjes bollen en vervagen,
geven en nemen van onze omgeving. Het maakt niet uit, zegt Grietje,
ze weet dat het huis van cake is, allejezus. De aarde
is een bord. Ons malse vlees is zo zacht dat het vlokt aan
onze vingers. Grietje weet het. Dat wij, de boze stiefmoeder,
het oude vrouwtje, Baba Yaga en ik - Grietje - in wezen dezelfde zijn:
archetypes bezeten van onze buiken. Grietje zegt:
Dit brood brak mijn lichaam. Dit is mijn lichaam: neem maar. Eet het.
Deze tong likte de trommel van de betonmolen schoon.
|
|