Met zijn rug naar de oceaan sloft Ignatz
door het zand, een klifpad op dat, naar hij aanneemt, naar de parkeerplaats leidt... maar daar merkt hij even plotseling dat hij afdaalt naar een ander strand - het klif is feitelijk geen klif, maar slechts een soort vliesgevel, hoger dan die breed is. Ook hier de baby's, de geliefden, het schilderen-op-nummer-patroon van ijsplanten en paarse mossen op de duinen. De golven op dit uur van achter verlicht, van een zo doorschijnend groen dat hij duidelijk de dunne bolkoppige waterplanten erin kan onderscheiden, die - als aan een riem - recht worden getrokken wanneer de golven het punt van breken bereiken, en vervolgens buigen, een reverence van schuim en klikkende kiezels. Links, verder weg, strekken de zwarte pionnen die staan voor surfers een lijn uit tot aan de horizon - ze wachten, dobberen, wachten - een uitzicht dat Ignatz onverwachts zenuwslopend vindt, op de achtergrond een tape loop met muziek het is een gave eenvoudig te zijn / het is een gave vrij te zijn