| |
| |
| |
Jon Pineda
Gedichten
Vertaling: Jeske van der Velden
Matamis
Op een zomerdag in Pensacola
hield ik zo een sinaasappel vast,
het vlees verborgen onder
liet mijn duimen doordringen
Toen ik de twee helften vast had
en het sap naar mijn ellebogen liep
& druppelde donker in het zand.
We zaten toen op het strand,
de zon, cirkels licht in ieder stuk.
Ik weet nog dat ik dacht, in Tagalog,
het woord matamis is zoet in het Engels,
al zei ik dit niet uit angst
Ik at hem alleen maar op & deelde
niets dan mijn zwijgen, & mijn vader,
die nog een stuk ontleedde, de bol
in tweeën brak, gaf mij de helft.
| |
| |
| |
De metafoor voor zonlicht kan je in een emmer dragen
Als kinderen wachtten we op het eb en waadden door
het dikke slib waarin elke vorige stap dieper bleef steken
in poelen aan de rand van de kreek. Scholen tandkarpertjes
flitsten in een rilling licht. Een halve mijl diep in het hart
van de geul, waar het uitgeeft op eilandjes geklonterd
slijkgras, droegen we onze emmers vol vis. Scherfjes zilver
stortten we in de open ruimte, spreidden zonlicht op het water.
| |
| |
| |
Corolla
Een man nadert omzichtig een kudde paarden
die hun pas vertragen in het terugtrekkend water.
Hij houdt een van hen een handvol groente voor,
en zijn andere hand komt naderbij als een verre vogel, bidt
angstvallig boven het paard en zijn manen.
De ruimte tussen vingertoppen en ogen groeit dicht. Als vlammen
slaan dunne borsthoge golven neer in het zand, hetzelfde zand
waarop we de avond ervoor een kampvuur stookten,
waarboven de as in zijn kleine wervelkolk opsteeg,
uitbrandde boven het strand.
Hij doet me denken aan een kunstenaar met een blok hout
die wacht tot de vorm op hem neerdaalt, zoals licht vanzelf valt.
Ik kende een man die heiligen maakte,
enorme Bartholomeüssen krom
onder de last van hun huid & Agnessen vol afschuw
bij de gedachte aan dode lammeren in hun eigen armen.
Maar hij sneed door, ondanks het bloed op hun gezicht.
Net zoiets is hier blijven staan, in plaats van door het water stappen,
in de warreling van havervlokken en duingras,
de kunstenaar vangen in dit ogenblik
als hij iets wilds voert, als hij alles verliest aan de tijd,
& toekijkt hoe de kudde het water in stormt.
| |
| |
| |
Herinnering in de vorm van een huis van deuren
Lijkt het ergens op, dan het huis waarover zijn vriend hem verteld had
helemaal gebouwd uit deuren, ergens in Colorado
of Californië. Hij vond het idee mooi: een huis bestaand uit niets
dan gebruikte deuren, elk met een eigen verhaal van onbruikbare sloten
& verroeste scharnieren. In een drukke deli in Chapel Hill beschreef
een vriend hoe elke muur als een lappendeken van deuren
in elkaar zat. Achter de toonbank riepen verkopers namen van klanten.
Onder het luisteren dacht hij aan zijn zus, jaren geleden, in bed
die door het auto-ongeluk niet meer kon bewegen of praten.
Als de deur naar haar kamer dicht was, ging hij bij haar kijken.
Hij nam dit moment & duwde het langzaam open,
liep naar binnen en daar lag ze nog steeds, wachtend op wie ook.
Zodra ze hem herkende, wilde ze zijn naam zeggen.
Ze deed haar best, maar het woord werd een zucht in de kamer
waarvan de muren de muren waren in het verhaal van zijn vriend -
zijn herinnering, een huis bestaand uit niets
dan deuren. Hij hoorde zijn naam in de mond van een ander,
het was maar een meisje achter de toonbank dat riep
boven het komen en gaan in een kamer vol lichamen.
| |
| |
| |
Samenleven
Bruce Denbigh stak een stok tussen
de spaken van mijn wiel, en daar vloog ik,
‘voor heel even, over het trottoir’.
Onder de douche tilt hij zijn kin op en vertelt haar
het verhaal achter dit litteken. Zij legt
de plek bloot waar een steen haar hoofd raakte.
‘Ik was nog zo klein’, zegt ze, lachend,
‘Ik herinner me alleen dat ik verdwaasd naar huis liep’,
en heel even stroomt het water in de holte
van zijn hand als hij er met zijn vinger langs strijkt,
dan haar lippen aanraakt. ‘En deze?’ vraagt ze,
legt haar nagel op de maansikkel-
vorm die op zijn schouder rust.
‘Mijn zus,’ zegt hij. Hij vertelt er niet bij
dat ze al bijna zijn halve leven dood is.
Dat is onnodig, al wil hij bij het afdrogen zeggen
dat dit litteken de herinnering aan haar stem heeft
overleefd. ‘We hadden ruzie,
maar ik weet niet meer waarover.’
Ze wrijft met haar handdoek over zijn schouder, precies hoe
zijn zus de gestolde snee depte met een doekje,
hem een boodschap stuurde boven al zijn gegil,
die jaren later hier aankomt, als hij voor het eerst hoort
hoe ze hem wilde troosten zonder woorden.
|
|