Patricia Hampl
Ik heb mijn leven verkwist
Vertaling: Hans Kloos
‘Ik vil alleen zijn,’ zei mijn moeder vaak afwezig, in de geest van Greta Garbo, wanneer mijn broer en ik er thuis een puinbak van maakten. In 1932 zei Garbo's personage dat wel in de film Grand Hotel, maar zelf heeft ze het nooit gezegd. Wat ze een paar jaar later ten overstaan van een drom journalisten op een persconferentie zei was: ‘Ik wil alleen gelaten worden’.
Maar in onze cultuur is het onderscheid tussen de twee uitingen vervaagd. Voor ons betekent ‘Ik vil alleen zijn’ dat ik op niets wil zijn aangesloten, geen smart-phone, geen e-mail, niet dat constante met alles en iedereen verbonden zijn van onze generatie. Ik wil alleen worden gelaten om alleen te zíjn. Het is ook niet vreemd dat voor een schrijver - voor lezers, voor alle overweldigde mensen heden ten dage - alleen zijn niet op eenzaamheid duidt maar op serene rust, sereniteit, die hand in hand gaat met evenwicht. We hebben het over alleen zijn om ons weer op te laden - zelfs in onze hang ernaar lijken we niet in staat om onszelf los te koppelen van de metaforen van connectiviteit.
Maar dit is de grootste paradox: al doe je het alleen, schrijven is ook de enige met betekenis overladen kunstvorm waarbij het zich uitspreken centraal staat. Het doel is communicatie. Met anderen. Meer nog dan een schilder, veel meer nog dan een componist, kan een schrijver nooit ‘alleen zijn’.
Wij worden van alle kanten belaagd door woorden - in e-mails, telefoonberichtjes, nieuwsverhalen, gesprekken laat op de avond. Het is de reden dat mensen een schrijver die zes, acht jaar lang op een roman heeft zitten zwoegen, ongegeneerd melden: ‘Weet je, als ik tijd had, zou ik ook een boek schrijven’. Niet iets wat een liefhebber van muziek heel snel tegen een componist zou zeggen: ‘Als ik tijd had, zou ik een symfonie schrijven’. We weten dat de taal, die gewoonte om te benoemen, ons uit te drukken, de verbanden te leggen die een verhaal maken, van ons allemaal is.
‘Ja’, zei Samuel Beckett, meneer Minimum, over zijn werk, ‘mijn leven, dat we blijkbaar zo moeten noemen, draaide om drie dingen: alleen zijn, het onvermogen te spreken en het onvermogen te zwijgen, daar heb ik het beste van moeten maken.’
‘Mijn leven, dat we blijkbaar zo moeten noemen.’ Beckett zag zijn drie kenmerken liever niet bij elkaar geveegd in zoiets weerzinwekkend autobiografisch als ‘mijn leven’. Maar het is wel zo - een schrijver bestaat, misschien in gelijke delen, uit stilte, verwoording en afzondering. Dat is het werk. Dat is het leven. Met anderen communiceren vanuit de allenigheid van de geest.