halen. Opgewekt stapte hij de taxi in.
Toen hij de foto aan de taxichauffeur overhandigde en het adres van zijn bestemming gaf, Rodoupoulos Avenue, Flat 5, werd hij overvallen door een plotselinge drang om te lachen en huilen. Tegelijkertijd. Emoties die hij nog maar net kon onderdrukken door met al zijn kracht zijn wandelstok op de grote teen van zijn linkervoet te duwen. Fysieke pijn kan plotselinge, hoopvolle spanning altijd helpen bedwingen.
De taxichauffeur, met het gedeukte gezicht van een bokser en gele tanden, draaide zich om. Hij gaf hem de foto terug. Hij steunde met zijn elleboog op de bovenkant van de rugleuning.
Kunt u me de weg wijzen, meneer?
De weg?
Ja.
Welke weg?
Rodoupoulos Avenue, zei u?
Dat klopt.
Wilt u daar niet naartoe?
Ja.
Wijst u me dan de weg die ik moet volgen om daar te komen.
Welke weg? Weet u niet waar het is?
Ik ken geen Rodoupoulos Avenue in Mutare, meneer.
Niet? Maar hoe dan? En dit huis?
Welk huis?
Het huis op de foto? Herkent u het niet?
U hoeft niet te schreeuwen. Ik kan u prima verstaan.
Wie schreeuwt er? Ik? Excuseert u mij. Kunt u nog eens naar de foto kijken? Juist Kijkt u even goed. Kijk naar het huis. Misschien is de straat van naam veranderd. Kunt u niet naar de centrale bellen en het aan een van uw oudere collega's vragen? Een van hen zou wel moeten weten waar het is, denkt u niet?
De taxichauffeur keek hem recht in zijn ogen. Hij liet zijn schouders hangen en streek met zijn hand over zijn kale hoofd. Hij verzuchtte iets in dialect. Vast een scheldwoord. Hij schakelde terug naar het Engels.
Wilt u niet liever de olifanten zien?
Welke olifanten?
De olifanten in het reservaat. Daar, in de bergen. Alle toeristen willen de olifanten zien. Het is een mooie tocht, meneer. De bergen zijn rustgevend.
Hij liet het geel van zijn tanden zien en wees door de voorruit naar de bergen die voor hen oprezen. Hij gaf hem geen tijd om te antwoorden. Hij draaide de sleutel om en vertrok.