| |
| |
| |
Charl-Pierre Naudé
Gedichten
Vertaling: Alfred Schaffer
Voltrekking
Svendborg, 2017
Diepe nacht. Nachtdiepte.
Naar zwanen op een binnenmeer.
Zweefboten. Kalkoenen van Boeddha.
De nachtjapon van Rothko's
hij wellicht in wit gedroomd heeft.
In ongelijke, serene delen.
Gescheurd. En op het water gegooid.
Bij de veilingmeester. De havenklok klingelt.
Zelfs de fraaiste meisjes
hebben soms trek in een stukje vis.
| |
| |
Over en weer, op en neer.
Natuurlijk niet. Nacht, tenslotte.
Schone kunst. Van wit porselein.
Het buigen van de nekken.
Sneeuw. Op het binnenmeer.
| |
| |
| |
Het probleem met Parijs
In de wereld van vandaag is er niet meer zoiets als Parijs.
Wil Parijs bestaan, dan heb je een middelpunt nodig.
En dat is in strijd met de vrijheid van meningsuiting.
Er is geen Parijs in de nieuwerwetse wereld,
wel een parfum genaamd Parijs -
een vleugje zonder oorsprong dat halverwege stopt.
Zoals de onvermelde, gewichtloze tragedie
van de rondvliegende insecten;
of een zeer vage, eeuwigdurende glimlachende geheugenstoornis.
De vergelijking die de helften
Naar Amerika verkast. Op tijd geëmigreerd.
Daar wordt ze E = mc2 genoemd,
waar de zwevende 2 een ballon aan een touwtje is,
vastgehouden door een circusaapje -
voor een zee van schaterende kinderen.
En ziet hij er niet droefgeestig uit?
Je hebt ook de netelige kwestie Jeruzalem.
En nu beweren sommigen dat zelfs Atlantis een mythe is.
Er is wel een jonge dame van het merk Parijs.
Zij en haar ondergoed wegen hetzelfde.
Terstond citeert ze uit de weegschaal
van Celan, uit de twee beroemde schalen
over wat, Margariet, van minder waarde is.
(Terwijl ze haar haar, Sulamiet,
laat fatsoeneren bij de televisiekapper.)
Heb je al gehoord van de nieuwe Kaváfissen,
die zo zeuren over ‘deze Parijzen’ -
als je ‘thuis bent, was je al overal’?
Inderdaad is er geen Parijs.
| |
| |
Als een engelenschaar luidt een massa meentdorpjes
En allemaal heten ze Parijs.
Je kunt ze één voor één als een Barbie of een etalagepop schudden,
en dan vallen de hoogmoedige plastic oogjes open
op de omringende openbaringen:
de doodsaaie vlaktes, bijvoorbeeld.
Zoals gezien vanaf een hooggelegen schouw.
Er zijn veel kleine dorpjes genaamd het nieuwe Parijs.
Ze vormen Parijs-halssnoeren;
nieuwe bacteriën-Parijsvelden,
de vlekken van 101 Parijs-Dalmatiërs,
die zich wellustig vermeerderen.
in de mond van een stotteraar.
Een carcinoom genaamd Parijs
(een Tokio-gevalsstudie)...
Dus als je nog nooit in Parijs bent geweest,
weet dan dat je er al was.
Kom kijken! Hoe marcheert, Napoleon indachtig,
een stoet Parijzen, perfect getimed,
| |
| |
| |
Het koppel als straathoek
Waarschuwing: niet uitproberen thuis.
En de krant verzwijgt niets.
Noem het volwassen berichtgeving.
Alles vanuit het blikveld van de grootogige kinderen
die in onze gezichten wonen.
In lekentaal, welteverstaan.
De liefde is altijd vermijdbaar.
Omdat het verkeerslicht op groen stond
was er aan instemming geen gebrek.
zijn geldige levensvormen.
Hoe wat voorbij is, eeuwig voortduurt.
| |
| |
| |
Fouten
aan onherbergzame wezens als wij.
Natuurlijk, ze drijven aan op de lucht, als ziektes.
Natuurlijk, ze landen in kleine hoekjes, als motten.
Maar waarom die beledigende termen?
Onze fouten zijn gewoon insecten, zoals we allemaal ooit waren;
een primitief soort ruimtevaarders,
onzichtbare, vliegende kringspieren
zonder lichamen, uitzettend en krimpend -
een luchtmacht die geen zier om anderen geeft.
Ze verwoesten enkel in het voorbijgaan,
als Amerikaanse huursoldaten.
Zo tonen zij nu eenmaal hun voorkomendheid.
Zoals kiemen proberen ze te zeggen:
jouw problemen hadden erger kunnen zijn.
| |
| |
| |
Het uitzicht
De heldere Moezel is een zijtak van de Rijn,
met een andere koers en lome valleien
dan die van de slagader die Duitsland omzoomt.
De wijngaarden ontluiken tegen de felgroene hellingen,
in strengen dwars over de kruinen vastgeknoopt,
zoals bij wandelende vrouwen in Limpopo.
En het gaat van voor naar achter, niet van links naar rechts
zoals in de buurt van Koblenz.
bouwsels hurken hier samengedrukt
als dobbelaars om wat centen.
Gevlochten wingerden spannen over kromme paadjes
met hun fleurig versierde venstertjes,
als bij de lauwerkrans van lang vergeten goden.
's Nachts sluimeren de geschubde straatjes
in hun keiharde harnassen van oude verhalen.
En overdag drijven platte plezierbootjes
flapperend onder baldakijnen de rivier af
en pleisteren het water met hun glinsteringen.
Ik loop voorbij een museum vernoemd naar Goethe,
een gebouw dat ooit een herberg was.
Volgens stokoude registers
streek de geestelijk vader
op de avond van 1 november 1792
op weg terug van Frankrijk hier een paar uur neer,
maar ondanks de eervolle melding
is hij er niet blijven slapen.
Op een donderdag (misschien zelfs een woensdag).
Er is een pronkerig uitzicht vanaf de heuvel
achter het dorp, toen nog een gehucht,
dat de burgemeester graag
aan de bezoeker wilde laten zien.
Maar de schrijver was erop gebrand
om Weimar, zijn standplaats, kroonjuweel van de Verlichting
en moederstad van nieuwe waarheden,
| |
| |
zo gauw als mogelijk te bereiken
en wees het aanbod om te overnachten van de hand.
Eensklaps ging hij er per paardenkar vandoor
naar een bark die hem verder vervoerde.
Hij heeft het plaatselijke vergezicht
met (daar beneden, kijkend naar links):
en wit als de maan in zijn torentje schijnt;
en het zelfvoldane pleintje
geplaveid met tijd die al lang is verstreken.
De droom van de denker was:
een enkele en doelgerichte wereldstroom,
zie ik een bos met daarin een beuk
waarvan hij onmogelijk weet heeft gehad.
Ik richt mijn verrekijker
en het nestje met eieren erin;
de piepkleine emaillen dooiers:
verkleurd, met stipjes of gevlekt.
En ik geef die planeetjes namen:
vergissing, verdubbeling en Afrika;
of ontstentenis, Genesis en ochtendmist.
Schilderachtig wiegen de verscholen wereldbollen.
|
|