| |
| |
| |
Jennifer Nansubuga Makumbi
Het verhaal moet wel correct verteld worden
Vertaling: Caroline Meijer
Ga je nu Nnams huis binnen dan snijdt de verflucht je de adem af maar zij voelt zich er goed bij. Ze voelt zich er goed bij zoals haar moeder zich goed voelde bij de geur van het buitentoilet, een putlatrine, toen ze zwanger was. Vóór de baby geboren werd ging haar moeder tot ieders walging in de buurt van het toilet zitten als ze huishoudelijke taken verrichtte of wilde eten. Maar Nnam is niet zwanger. De verflucht bevalt haar omdat haar man Kayita een jaar geleden doodging maar zijn geur bleef hangen; zijn beeld bleef plakken aan voorwerpen en zijn stem was diep in de slaapkamermuren getrokken: telkens als Nnam ging slapen, speelden de muren als een plaat zijn stem af. Deze afgelopen week heeft de verf Kayita's geur verdrongen en hebben de slaapkamermuren zich koest gehouden. Vandaag is Nnam van plan om zijn beeld van de voorwerpen af te poetsen.
Een week geleden heeft Nnam een maand vrij genomen van haar werk en haar zoons, Lumumba en Sankara, naar haar ouders in Oeganda gestuurd voor Kayita's laatste begrafenisrituelen. Dat is de reden waarom ze naakt is. Naakt zijn, alleen in huis met de stilte, is therapeutisch. Nu begrijpt Nnam waarom de eerste impuls van mensen die gek worden is zich uit te kleden. Kleren zijn beperkend maar dat besef je pas als je een week lang elke dag de hele dag naakt in je huis hebt rondgelopen.
*
Kayita is in de badkamer doodgegaan met zijn broek naar beneden. Hij was vijfenveertig en had zijn broek moeten optrekken voordat hij in elkaar zakte. Met Pasen nog wel. Wie gaat er nou dood in zijn nakie met Pasen?
Die ochtend bij het opstaan zwaaide hij zijn benen over de bedrand. Hij ging staan maar vervolgens meteen weer zitten alsof hij achteruit werd getrokken. Toen legde hij zijn hand op zijn borst en luisterde.
Nnam, die aan de muurkant lag, steunde haar hoofd op haar elleboog en vroeg: ‘Wat is er?’
‘Ik ben nog niet helemaal wakker, geloof ik,’ zei hij gapend.
‘Kom dan weer in bed.’
Maar Kayita stond op en wond een handdoek om zijn middel. Bij de deur draaide hij zich om naar Nnam en zei: ‘Ga maar weer slapen, ik geef de kinderen wel ontbijt.’
| |
| |
Lumumba maakte haar wakker. Hij moest naar de wc maar ‘pappa doet de deur niet open’. Nnam kwam uit bed en vervloekte de aannemer die badkamer en wc in één ruimte had geplaatst. Ze klopte op de badkamerdeur en duwde die open met de woorden ‘Ik ben het maar’.
Kayita lag op de vloer met zijn hoofd naast de radiator, zijn buik op de badkamermat, het ene eind van de handdoek in de wc-pot, het andere op de vloer en hijzelf helemaal naakt afgezien van de onderbroek rond zijn enkels.
Nnam gaf geen gil. Misschien was ze bang dat Lumumba binnen zou komen en zijn vader naakt zou zien. Misschien was het omdat Kayita zijn ogen dicht had zodat het leek of hij alleen maar was flauwgevallen. Ze deed de deur dicht en trok zijn onderbroek op terwijl ze hardop zijn naam zei. Ze haalde de handdoek uit de wc-pot en gooide hem in het bad. Toen riep ze: ‘Breng me de telefoon, Lum.’
Ze hield de deur op een kier toen Lumumba die aan haar gaf. ‘Breng me ook je vaders kaftan,’ zei ze terwijl ze het nummer intoetste. Ze trok de deur dicht en bedekte Kayita met zijn grijze kaftan.
Over de telefoon vertelde de verpleegster haar wat ze moest doen terwijl ze op de ambulance wachtte. ‘Leg hem in de stabiele zijligging... houd hem warm... blijf tegen hem praten... zorg dat hij u kan horen...’
Toen de ambulancebroeders kwamen, vertelde Nnam dat ze alleen maar gemerkt had dat Kayita die ochtend bij het opstaan achterover gewankeld was. Er welden wat tranen op toen ze de jongens uitlegde: ‘Pappa is niet lekker maar alles komt goed.’
Ze kleedde zich aan en belde een vriendin dat die de jongens moest komen ophalen. Toen de broeders de badkamer uit kwamen hadden ze Kayita een zuurstofmasker voorgebonden, wat haar geruststelde. Omdat de vriendin die de jongens kwam ophalen er nog niet was, ging Nnam niet mee met de ambulance. De ambulancebroeders zouden haar per telefoon laten weten in welk ziekenhuis Kayita was opgenomen.
*
Toen ze aankwam bij de eerstehulp, zei een receptionist dat ze in de wachtkamer moest gaan zitten. Vervolgens kwam er een jonge verpleegster die vroeg: ‘Bent u alleen gekomen?’
Nnam knikte en de verpleegster verdween. Even later kwam dezelfde verpleegster weer terug en vroeg: ‘Bent u met de auto?’
Dat was ze en de verpleegster ging weer weg.
| |
| |
‘Mevrouw Kayita?’
Nnam keek op.
‘Komt u mee.’ Het was een Afrikaanse verpleegster. ‘De dokter die met uw man bezig was, is klaar.’ Ze ging Nnam voor naar een spreekkamer en zei haar plaats te nemen. ‘De dokter komt zo bij u,’ zei ze, en ze trok de deur achter zich dicht.
Algauw kwam er een vrij jonge dokter in blauwe operatiekleding binnen die zich voorstelde. ‘Mevrouw Kayita, het spijt me dat uw man niet te redden was; hij was dood toen hij werd binnengebracht.’ Zijn stem klonk fluwelig. ‘Er was niets dat we konden doen. Mijn oprechte deelneming.’ Zijn handen kruisten elkaar en landden op zijn borst. Toen kneep één hand in zijn lippen: ‘Is er iets dat we voor u kunnen doen?’
In Engeland is verdriet privé - je weet hoe vrouwen bij ons zich gedragen, jankend en schreeuwend? Niets daarvan. Je kunt je verdriet niet aan anderen opdringen. Toen Nnam het te kwaad kreeg, holde ze naar het toilet en hield ze zich staande aan de wastafel. Voor ze naar buiten ging waste ze haar gezicht en op dat moment realiseerde ze zich dat ze haar tas niet meer had. Ze liep terug naar de spreekkamer. De Afrikaanse verpleegster had hem in haar hand.
Ze heette Lesego. Was er iets dat ze kon doen? Nnam schudde haar hoofd. Is er iemand die ik voor u kan bellen? U kunt niet rijden in deze staat. Voordat Nnam nee kon zeggen, zei Lesego: ‘Geef me uw telefoon.’
Nnam gaf hem haar.
Lesego scrolde door de contacten en las de namen voor. Toen Nnam bij een naam knikte, belde ze het nummer en sprak: Ik bel vanaf de Manchester Royal Infirmary... het spijt me u te moeten zeggen dat... mevrouw Kayita is hier nog... ja natuurlijk... ik blijf bij haar tot u hier bent.
Het ziekenhuis verlaten was het moeilijkst. Je weet wel hoe soms twee van die namasasana-bananen met de schil aan elkaar vergroeid zijn en je ze van elkaar los moet scheuren voor je er één opeet? Zo voelde Nnam zich.
*
Nnam begint met schoonmaken in de badkamer. De vloer is vervangen door een minimozaïek van blauwe vinyl. In plaats van in de wasmand gooit ze de toiletmatjes in de afvalbak. Ze loopt naar de kast om schone te pakken. In plaats daarvan haalt ze alle toiletmatjes uit de kast en propt die ook in de afvalbak: op één ervan is Kayita's buik gestorven. Dan schrobt ze het bad, de wastafel en de toiletpot met chloor. Ze haakt het douchegordijn los en propt dat ook in de afvalbak. Als ze het medicijnkastje opentrekt ziet ze Kayita's antibaardhaarpukkelpoeder, een scheermes en aftershave. Die gaan de afvalbak in. Er zit schimmel op de plankjes in het kastje. Ze haalt het kastje van de muur en loopt ermee naar de voordeur. Op een later moment zal ze het
| |
| |
buiten zetten. Als ze de badkamer weer in komt is er meer ruimte en ruikt het er fris. Ze knoopt de vuilniszak dicht en zet die ook bij de voordeur.
Kayita had al twee kinderen voordat hij Nnam leerde kennen. Hij had ze bij hun moeder in Oeganda achtergelaten maar zijn relatie met haar was al lang voordat hij Nnam leerde kennen beëindigd. Verschillende keren had Nnam hem gevraagd om de kinderen naar Engeland te halen maar hij zei: ‘Kdt, je kent hun moeder niet; de kinderen zijn haar melkkoe.’
Toch maakte Nnam zich zorgen dat zijn kinderen het zonder hun vader moesten stellen. Ze stond erop dat hij hen elk weekend belde: ze schafte zelfs de telefoonkaarten aan. Als hij bij hen op bezoek ging gaf ze kleren voor hen mee.
Anders dan andere Oegandese mannen die getrouwd waren met vrouwen die eerder waren geëmigreerd dan zij, had Kayita zich goed weten aan te passen aan de andere omstandigheden van een westers huwelijk. Veel van die huwelijken kwamen onder druk te staan als de bruidegom, vers uit het thuisland, een cultuurschok onderging en zich ontmand begon te voelen door een vrouw die wegwijs was in Engeland. Kayita had er geen moeite mee om het huishouden op zich te nemen als hij niet aan het werk was. Ze konden zich slechts een bescheiden trouwerij veroorloven, ze konden zich maar twee kinderen veroorloven. Aan het eind van de maand legden ze hun salarissen bij elkaar: Kayita werkte bij g4s dus hij verdiende een stuk minder dan zij maar hij probeerde dat te compenseren door veel over te werken. Na het betalen van de vaste lasten en andere huishoudelijke zaken legden ze geld opzij om naar zijn kinderen op te sturen en soms ook bij bepaalde gebeurtenissen in een van hun twee families - iemand die was gestorven, iemand die ziek was, iemand die ging trouwen.
Voordat ze Kayita ontmoette, had Nnam drieënhalve hectare grond gekocht in het landelijk gelegen Kalule. Na tientallen jaren in Manchester droomde ze ervan om na haar pensioen in Oeganda op het platteland te gaan wonen. Maar toen ze een relatie kreeg met Kayita, stelde hij voor om land te kopen in Kampala en eerst in die stad een huis te bouwen.
‘Waarom een huis bouwen waar we de komende twintig jaar toch niet wonen en in landelijk Kalule waar niemand het zal huren? De huur van het huis in de stad sparen we om later het huis in Kalule van te bouwen.’
Het sneed hout.
Ze kochten een stuk land in Nsangi. Maar Nnams vader, die de koop voor hen sloot, wist dat het meeste geld afkomstig was van zijn dochter. Hij liet de eigendomsakte opmaken op haar naam. Toen Kayita protesteerde dat hij buitenspel werd gezet, zei Nnam tegen haar vader dat hij alles op naam van Kayita moest zetten.
Omdat ze niet voor het hele gezin de reiskosten konden betalen, was Kayita degene die regelmatig naar Oeganda vloog om te controleren hoe het werk aan het
| |
| |
huis vorderde. Sowieso werd het grotendeels door Nnams vader gebouwd, de enige persoon die ze met hun geld kon vertrouwen en bovendien ingenieur. Toen het huis klaar was, vond Kayita er huurders voor. Dat was in 1990, zes jaar voor zijn dood. Al die tijd hadden ze dezelfde huurders gehad. Nnam was er geweest om het huis te bezichtigen en had de huurders ontmoet.
Inmiddels is Nnam bezig de slaapkamer schoon te maken. Er zitten vlekken op de vensterbank. Kayita had de gewoonte zijn portefeuille, autosleutels, bril en g4s-pasje 's nachts op de vensterbank te leggen. Een keer legde hij een formulier onder het raam dat openstond. Het regende en het papier werd kletsnat. De inkt liep uit en de kleur verspreidde zich over de vensterbank en verkleurde die. Nnam spuit Muscle-reiniger op de vlekken maar de inkt blijft zitten. Ze probeert het met chloor.
Ze haalt de oude handtassen en schoenen van de vloer van de kast. Kayita's kleren had ze vlak na de begrafenis al naar een kringloopwinkel gebracht, maar achter de tassen vindt ze nog een riem en een onderbroek. Misschien verklaart dat waarom zijn geur is blijven hangen. Na het schoonmaken legt ze een geurtablet op de kastvloer.
Die eerste week na Kayita's dood had ze voortdurend Oegandezen om zich heen. De mannen ontfermden zich over de begrafenis, de vrouwen zorgden voor het huishouden, terwijl Nnam tussen huilen en slapen zweefde. Ze regelden de uitvaart vanuit Manchester en verzonnen de inzamelactie onder het motto: ‘Een van de onzen begraven we niet in de sneeuw.’
Die hele week bleven vrouwen die in ploegendienst werkten in Nnams huis slapen om voor de kinderen te zorgen en gingen dan naar hun werk. 's Avonds kwamen mensen met eten en geld en om te bidden en te zingen. Twee van haar vriendinnen namen vakantiedagen op en kochten tickets om met haar mee naar Oeganda terug te vliegen.
Pas toen ze de tickets aan het kopen was vroeg ze zich af waar in Oeganda de begrafenis eigenlijk gehouden zou worden, want in hun huis zaten huurders. Ze belde haar vader om het te vragen. Hij zei dat Kayita's familie niet scheutig was met informatie.
‘Niet scheutig?’
‘Ontwijkend.’
‘Maar waarom?’
‘Het zijn boeren, Nnameya; dat wist je toen je met hem trouwde.’
Nnam hield haar mond. Zo was haar vader nu eenmaal. Hij had Kayita nooit gemogen. Kayita had noch een academische titel noch de juiste achtergrond.
‘Breng Kayita terug naar huis; we merken het wel als jullie hier zijn,’ zei hij ten slotte.
| |
| |
Zodra ze op Entebbe Airport Kayita's familie zag, wist ze dat er iets niet in de haak was. Het waren niet de broers die ze eerder ontmoet had en ze deden onvriendelijk. Toen ze haar eigen familie vroeg waar Kayita's échte familie was, zeiden ze: ‘Dat is de échte familie.’
Nnam krabde heel lang aan haar kin. Er klonken echo's in haar oren.
Toen de doodskist door de douane was vrijgegeven, werd hij door Kayita's familie meegenomen en in een bestelbusje geladen dat ze bij zich hadden. Daarna reden ze weg.
Nnam was zo geschokt dat haar mond openviel. ‘Denken ze dat ik hem heb vermoord? Ik heb het autopsierapport bij me.’
‘Autopsie, wie maalt daarom?’
‘Misschien schaamde hij zich voor zijn familie.’ Nnam begon het zo langzamerhand aan haar vaders snobisme te wijten. ‘Misschien vinden ze ons snobs.’
Ze stapte in een van de auto's van haar eigen familie om achter Kayita's broers aan te rijden.
‘Nee, geen snobisme,’ zei Nnams oudste broer Meya zachtjes. Toen draaide hij zich om naar Nnam die op de achterbank zat en zei: ‘Ik denk dat je sterk moet zijn, Nnameya.’
In plaats van te vragen ‘Hoe bedoel je?’ vertrok Nnam haar mond en klemde ze haar kiezen op elkaar alsof ze een klap verwachtte.
‘Kayita is... was getrouwd. Hij heeft de twee oudste kinderen waarover hij je verteld heeft, maar in de paar keer dat hij is terug geweest heeft hij nóg twee kinderen gekregen bij zijn vrouw.’
Nnam reageerde niet. Er zat iets draderigs tussen haar ondervoortanden. Het zat haar tong in de weg en die bleef er langs gaan. Toen peuterde ze eraan met haar duimnagel.
‘We hebben het ontdekt toen hij stierf maar vader zei dat we het je pas zouden vertellen als je thuis was bij familie.’
In de auto zaten drie van haar broers, allemaal ouder dan zij. Haar zusjes zaten in een andere auto achter hen. Haar vader en de jongens zaten in weer een andere auto; ooms en tantes in nog een andere. Nnam zweeg.
‘We moeten ze stoppen om te vragen hoe ver het is voor het geval we moeten tanken,’ zei een andere broer terwijl hij wees naar het busje met de doodskist.
Nog steeds bleef Nnam zwijgen. Ze was een kiwoedoewoedoe, een romp zonder ledematen - zonder gevoelens.
Ze kwamen bij de rotonde van de wijk Ndeeba en het busje met de doodskist sloeg Masaka Road in. In het centrum van Ndeeba, vlak bij de houtzagerij, haalden ze het busje in en gebaarden de inzittenden te stoppen. Nnams broers sprongen de auto uit en liepen naar Kayita's familie. Nnam peuterde nog steeds aan dat irritante
| |
| |
draadje tussen haar tanden. Ndeeba was herkenbaar aan de schimmelige geur van halfdroog hout en zaagsel.
Zware planken vielen dreunend op elkaar. Het zagen van planken klonk als een grasmaaier. Ze keek naar het benzinestation met autowasstraat aan de overkant van de weg en glimlachte: Je moet sterk zijn, Nnameya - alsof ze een keus had.
‘Hoe ver is het nog rijden?’ vroeg Meya aan Kayita's broers. ‘Wij moeten misschien even tanken.’
‘Nog maar tot Nsangi,’ antwoordde een van hen.
‘Probeer ons niet kwijt te raken, dan bellen we de politie.’
Bot reed het busje weg. Toen de drie broers terugkwamen bij de auto, stelden ze Nnam op de hoogte.
‘Ze brengen hem naar Nsangi, Nnam; ik dacht dat jullie huis in Nsangi verhuurd werd?’
Als een hond die zijn oren spitst, ging Nnam rechtop zitten. Haar blik bewoog van de ene broer naar de tweede naar de derde, alsof het antwoord op hun gezicht geschreven stond.
‘Geef me vader aan de telefoon,’ zei ze.
Meya zette de telefoon op speaker. Toen hun vaders stem zich meldde, vroeg Nnam: ‘Vader, heb jij de eigendomspapieren van het huis in Nsangi nog?’
‘Die zitten in de kluis.’
‘Staan die op zijn naam?’
‘Denk je dat ik achterlijk ben?’
Nnam sloot haar ogen. ‘Dank vader dank dank dank je wel.’
Hij reageerde niet.
‘Wanneer is er voor het laatst huur betaald?’
‘Drie weken geleden. Waar zijn jullie?’
‘Niet aan het geld komen, vader,’ zei ze. ‘We zijn in Ndeeba. We geven geen cent meer aan die begrafenis uit. Zijn familie gaat hem begraven; het kan me niet schelen in wat voor gat ze hem stoppen. Ze brengen hem naar Nsangi.’
‘Naar Nsangi? Waarom?’
‘Wij snappen het ook niet.’
Toen Nnam de telefoon uitschakelde zei ze tegen haar broers: ‘Het huis is veilig,’ alsof ze niet meegeluisterd hadden. ‘Voor mijn part houden ze de wake in een grot als ze willen.’
De broers reageerden niet.
‘Als we er zijn,’ er zat nu weer leven in Nnams stem, ‘proberen jullie aan de weet te komen wat er aan de hand is; ik blijf in de auto zitten. Daarna brengen jullie me terug naar de stad: ik wil naar een goede salon en mezelf verwennen. Daarna koop ik een mooie boesoeti voor mezelf en tut ik mezelf op. Ik ben geen weduwe meer.’
| |
| |
‘Het is niet nodig om...’ begon Meya.
‘Ik zei, ik ga naar een salon om mijn haar, mijn nagels en mijn gezicht te laten doen. Maar eerst ga ik in bad en wil ik een fatsoenlijke maaltijd. Die wake kan wel even wachten.’ Daarna lachte ze als een krankzinnige. ‘Ineens herinner ik het me weer,’ zei ze. Ze hoestte en sloeg zich op de borst ter verlichting. ‘Weten jullie nog’ - ze slikte iets weg - ‘hoe ze vroeger toen we klein waren altijd zeiden dat wij Gandavrouwen zo bezitterig zijn? Als een man onverwacht doodgaat is het eerste wat je moet doen eigendomspapieren, contracten, autologboek, sleutels en dat soort zaken zoeken. Je wikkelt ze stevig in een doek en draagt die als maandverband. Zodra alles veilig tussen je benen zit, slaak je een hartverscheurende kreet: Bazze wange!’
Haar broers lachten nerveus.
‘Op het moment dat ik doorhad dat mijn huis in gevaar is - psjoe,’ ze maakte een gebaar van een wind die over haar hoofd vlaagde. ‘Verdriet, pijn, shock - weg.’
*
Toen het rode bakstenen huis met één verdieping in Nsangi in zicht kwam, zag Nnam met angstige vermoedens dat de heg gesnoeid was en het terrein er verzorgd bij lag. Het doodskistbusje reed het terrein op en opgewonden bekenden van Kayita dromden eromheen. De vrouwen weeklaagden dat het een aard had. De jammerklacht van Kayita's vrouw klonk boven alle andere uit: een lijkzang voor een echtgenoot die eenzaam in de kou gestorven was. Het gejammer klonk als een soundtrack bij het uitladen en naar binnen dragen van Kayita's doodskist. Maar toen ebde het kabaal weg. Nnam had zojuist vastgesteld dat Kayita's vrouw al die tijd de huurder was geweest. Ze had haar ontmoet. Kayita had de huur van zijn vrouw met Nnams geld betaald. Nnam zweeg even in ongeloof. ‘Kayita was geen dief, hij was een moordenaar,’ zei ze, en ze vertrok haar mond.
Maar zelfs toen - het hart is een lafaard - was Nnam nog bang. De reis was ten einde. De realiteit van haar situatie staarde haar recht in het gezicht.
Ook haar zusjes arriveerden. Ze kwamen bij haar in de auto zitten. Haar vader, de jongens, haar ooms en tantes parkeerden buiten het terrein. Er werd hun aangeraden niet uit hun auto's te stappen. De situatie hield niet op Nnam in het gezicht te staren.
Ze zag de oude man niet naar haar toe komen. Hij stond al voorover gebogen de auto in te gluren toen ze hem opmerkte. Hij stelde zich voor als Kayita's vader. Hij sprak Nnam toe: ‘Ik heb begrepen dat jij de vrouw bent die met mijn zoon in Londen woonde.’
‘Manchester,’ verbeterde een van Nnams zusjes hem bot.
‘Manchester, Londen, New York, ze zijn als vliegen voor me: ik kan een man- | |
| |
netjesvlieg niet van een vrouwtje onderscheiden.’ De oude man richtte zich weer tot Nnam. ‘Je realiseert je dat Kayita een vrouw had.’ Voor Nnam kon antwoorden vervolgde hij: ‘Breng de waardigheid op om haar dit laatste moment met haar man te gunnen. We gaan ervan uit dat je geen aandacht vestigt op je aanwezigheid. Maar de jongens accepteren we. Zodra jullie er klaar voor zijn, willen we ze aan de clan laten zien.’
De zusjes waren sprakeloos. Nnam keek hoe de man terugliep naar haar huis.
De twee vriendinnen uit Manchester arriveerden en kwamen naar de auto waarin Nnam zat. Op dat moment besloot Nnam haar vernedering onder ogen te zien. Ze keek haar vriendinnen aan en lichtte de details van Kayita's bedrog toe zoals een dokter een patiënt de ernst van een ontsteking toelicht. Er zat waardigheid in het feit dat zij het hen zelf vertelde.
*
In de keuken valt er weinig schoon te maken maar Nnam haalt alle apparatuur en keukengerei tevoorschijn om het verzamelde vuil weg te poetsen en de rotzooi op te ruimen. Onder de gootsteen, verstopt achter de boodschappentassen, vindt ze Kayita's mok. Ze kocht die op hun vijfde trouwdag - beste echtgenoot ter wereld. Ze loopt ermee naar de voordeur en gooit hem in een vuilniszak. Boven op de keukenkastjes staan de lege blikken Quality Street waar Kayita zichzelf met kerst op trakteerde. Kayita was een zoetekauw: hij was dol op muffins, ijs, kruidnoten en éclairs. Hij bewaarde de blikken met de opmerking dat die ooit nog van pas konden komen. Als ze met de blikken naar de voordeur loopt moet Nnam glimlachen - ze begrijpt Kayita's bewaardrift nu beter.
Rond elf uur 's avonds waren Nnam, haar vriendinnen en familie naar de begrafenisceremonie teruggekeerd. Van waar ze zat kon ze Kayita's vrouw observeren. De vrouw zag er oud genoeg uit om haar moeder te zijn. Die observatie stak haar, in plaats van haar genoegdoening te geven. Noch de zelfverwennerij, noch de dure boesoeti, de kostbare sieraden en haar Britse air konden de pijn tegenhouden dat Kayita loyaal gebleven was aan zo'n vrouw. Het zorgde voor een deuk in haar goed gechoreografeerde houding van onverschilligheid. Telkens als ze naar zijn vrouw keek was het niet jaloezie die haar hart ineen deed krimpen, het was de fluistering jij was niet goed genoeg.
Net op dat moment kwam haar tante, degene die Nnam op het huwelijk had voorbereid, haar iets over tradities influisteren. Ze murmelde in haar oor: ‘Als je echtgenoot overlijdt moet je onmiddellijk een maandverband dragen. Als ze hem in doeken wikkelen wordt dat op zijn genitaliën gelegd zodat hij niet terugkomt om...’
| |
| |
‘Rot op met die onzin!’
‘Ik wou alleen maar...’
‘Rot op,’ Nnam deed geen moeite om Luganda te spreken.
De tante droop af.
*
Meer familie van Nnam arriveerde, evenals een groep vrouwen van middelbare leeftijd. Nnam wist niet door wie ze waren uitgenodigd. Maar één ding was duidelijk: ze waren boos. Wat Nnam overkomen was bleek heel gewoon te zijn. Ze hadden gehoord over haar benarde positie en waren gekomen om haar bij te staan. De vrouwen zagen eruit als voormalige nkoeba kyeyo - de economische emigranten die met bezem in de hand naar het Westen waren getrokken. Ze droegen dure kleren. Ze mengden Luganda en Engels alsof de talen zusters waren. Ze droegen weaves of pruiken. Hun make-up was uitdagend alsof iemand het gewaagd had hen op hun plaats te zetten. Sommigen hadden hun huid gebleekt. Ze laadden kratten bier uit en Uganda Waragi in kartonnen verpakkingen. Ze brachten ze naar de tent waar Nnam zat met haar familie en begonnen uit te delen. Een van hen kwam naar haar toe en vroeg: ‘Ben jij de Nnameya uit Manchester?’ Ze had een schorre stem, alsof ze wel hield van een Waragi op zijn tijd.
Nnam knikte en de vrouw boog zich naar haar toe. ‘Als jij ervoor kiest de huilende weduwe uit te hangen, ga je gang, maar laat de rest aan ons over.’
‘Zie ik eruit alsof ik huil?’
De vrouw lachte triomfantelijk. Het was alsof ze toestemming had gekregen om te doen wat ze maar wilde. Nnam kwam tot de slotsom dat de groep bestond uit rijke zakenvrouwen, misschien alleenstaande moeders, die zich verveelden.
Op dat moment kwam er een nichtje van Nnam binnen. Ze had duidelijk dringend nieuws. Ze ging naast Nnam zitten en fluisterde: ‘Jouw kinderen zijn de enige zonen.’ Ze wreef zich in de handen alsof Nnam zojuist de loterij gewonnen had. Ze draaide met haar hoofd en wees met haar mond naar Kayita's weduwe. ‘Zij heeft alleen dochters.’
Nnam glimlachte. Ze keerde zich om naar haar familie en fluisterde: ‘Lumumba is de erfgenaam. Onze vriendin heeft geen zonen,’ en een golf van vreugde rimpelde door de tent terwijl haar familie het nieuws doorvertelde.
Eerst rouwden de vrouwen zachtjes, dronken hun bier en informeerden naar Engeland alsof ze omwille van Kayita naar de wake waren gekomen. Rond een uur of twee, toen het koor moe geworden was, stond een van de vrouwen op.
‘Geachte aanwezigen,’ begon ze met zachte stem alsof ze de goede tijding van wederopstanding kwam verkondigen.
| |
| |
Een eerbiedige stilte nam bezit van de rouwdragers.
‘Het verhaal moet wel correct verteld worden.’ Ze zweeg een poosje. Toen: ‘Er is nog een vrouw in dit verhaal.’
Verblufte stilte.
‘Er zijn ook twee onschuldige kinderen in het verhaal.’
‘Amiina mwattoe.’ De amens van de groep hadden evengoed van evangelisten afkomstig kunnen zijn.
‘Maar ik zal beginnen met het verhaal van de vrouw.’
Volgens haar begon het verhaal toen Nnams ouders haar naar Engeland stuurden om te studeren en een beter bestaan voor zichzelf op te bouwen. Ze had hard gewerkt en gestudeerd en gespaard maar toen verscheen er een leugenaar en dief ten tonele.
‘Hij loog haar voor,’ onderbrak de vrouw met de schorre stem haar ongeduldig. Ze ging staan alsof de verhalenvertelster ongeschikt was. ‘Hij trouwde met haar - we hebben de foto's, we hebben de video. Hij loog zelfs tegen haar ouders - wat een schande!’
‘Hoor eens even,’ protesteerde de onderbroken vrouw zachtmoedig, ‘ik was bezig het verhaal op de juiste manier uit de doeken te doen; jij valt me zomaar in de rede.’
‘Ga zitten, we hebben niet de hele nacht de tijd,’ zei de schorre vrouw.
De zachtmoedige vrouw ging zitten. De andere aanwezigen waren door de brutaliteit van de vrouwen totaal verstomd.
‘Iemand die slim is vraagt zich af,’ vervolgde de schorre vrouw, ‘waar haalt Kayita het geld vandaan om zo'n huis te bouwen als hij in Engeland alleen maar een bezem heen en weer zwaait? Dan besef je: Ooo, hij is met een rijke vrouw getrouwd, een echte juriste in Manchester.’
‘Hoe weet ze dat allemaal?’ fluisterde Nnam tegen haar nichtje.
‘Hmm, woorden lopen op pootjes.’
‘Hij vertelde haar dat hij niet getrouwd was maar die echtgenote dáár wist hoe de vork in de steel zat,’ sprak de vrouw nu. ‘Kent iemand van u de schok die deze vrouw doormaakt? Nee, waarom niet, omdat ze een van die vrouwen is die emigreerden? Voor wie het nog niet wist: dit is haar huis dat gebouwd is met haar geld. Ik heb gezegd.’
Er werd geklapt en ze ging zitten en greep naar haar bier. De sfeer van rouw op de begrafenisceremonie was nu omgeslagen in de opwinding van een politieke bijeenkomst.
‘De dood kwam als een dief,’ zei een vrouw met schrille stem die opstond. ‘Hij klopte niet aan om Kayita te waarschuwen. Het gordijn werd weggeblazen en kijk eens wat een smeerlapperij!’
‘Als deze vrouw zich niet had uitgesloofd om Kayita thuis te brengen, zouden de
| |
| |
Engelsen hem verbrand hebben. Met hen valt niet te spotten. Ze hebben daar geen ruimte om te verspillen aan niet-opgeëiste lichamen. Maar heeft iemand het fatsoen gehad om haar te bedanken? Nee. In plaats daarvan vertelt Kayita's vader haar dat ze haar mond moet houden. Wat een lomperik!’
De groep begon lukraak met woorden te smijten. Het dreigde uit te lopen op het smijten met beledigingen. Een ouderling maande de vrouwen tot kalmte: ‘Jullie hebben je punt gemaakt, moeders van de natie, en ik voeg daaraan toe dat het een steekhoudend standpunt is want laten we wel wezen, hij heeft haar voorgelogen en, zoals jullie ook zeggen, er zijn twee onschuldige kinderen bij betrokken.’
‘Maar laat ons eerst eens naar de Engelse echtgenote kijken,’ onderbrak een vrouw hem. ‘Haar naam is Nnameya. Laat de wereld de vrouw zien die door deze boerenfamilie als billendoekje is gebruikt.’
Nnam wilde niet opstaan maar na alle moeite van de vrouwen wilde ze ook geen ondankbare indruk maken. Met geheven hoofd ging ze staan.
‘Kom.’ Een dronken vrouw pakte haar bij de hand en leidde haar tussen de rouwdragers door de woonkamer in. ‘Kijk naar haar,’ zei ze tegen Kayita's familie.
De rouwdragers, zelfs degenen die zich achter in het huis hadden bevonden, kwamen allemaal om Nnam aan te staren. Ze keek weg van de doodskist, want tranen deden afbreuk aan haar houd-het-hoofd-gehevenhouding.
‘Dat ik bestolen word, daar kan ik mee leven, maar wat moet er van mijn kinderen worden?’
Ze had het nog niet gezegd of het was gedaan met de strijdvaardige houding van de groep. Ze schudden hun hoofden en veegden hun ogen en zogen op hun tanden: ‘Inderdaad de kinderen... Abaana maama... yiyi maar mannen ook ... je hebt nu eenmaal niet voor het kiezen bij wie je geboren wordt... wie heeft ooit beweerd dat mannen mensen zijn...’
De wake was in het voordeel van Nnam omgeslagen.
Op dat moment verrieden Nnams ogen haar. Ze wierp een blik op de open kist. Er is niets walgelijkers dan een lijk dat op leugens wordt betrapt.
*
Nnam is in de zitkamer. Ze is klaar met schoonmaken. Ze heeft alle foto's verzameld die aan de muren hingen - trouwerij, verjaardagen, schoolportretten, kerstmissen - en alle foto's die vóór Kayita's dood genomen zijn apart gelegd, of hij nu op de foto staat of niet. Ze gooit ze in de vuilniszak en knoopt die dicht. De rest van de foto's brengt ze naar de slaapkamer. Ze pakt haar nachtjapon en bedekt haar naaktheid. Dan loopt ze met de vuilniszak met foto's naar de voordeur. Ze doet de deur open en de frisse buitenlucht waait haar tegemoet. Een voor een brengt ze alle vuilniszakken
| |
| |
naar de afvalkoker en zet ze bij elkaar onder de opening. Eerst gooit ze de kleine vuilniszakken door de koker. Ze vallen omlaag als in een nieuwe, diepe putlatrine - de echo komt met vertraging. Ze trapt het medicijnkastje in elkaar en laat de brokstukken naar beneden glijden. Als laatste propt ze de grootste vuilniszak door de strot van de afvalkoker: de zak met foto's. De afvalkoker verslikt zich. Nnam loopt haar huis binnen en komt terug met een zwabber. In haar hoofd dreunen haar vaders recente woorden nog na: ‘We kunnen ze niet zomaar het huis uitzetten. Er wonen vier onschuldige kinderen in dat huis en Lumumba, Kayita's oudste zoon, heeft hen allemaal geërfd. Laten we die schuld niet op zijn schouders laden.’
Met de zwabbersteel duwt ze tegen de zak. Even hoort ze het glas van de lijstjes breken en dan stort de vuilniszak omlaag. Als ze het huis weer binnenkomt is de verflucht overweldigend. Ze brengt de zwabber naar de keuken en wast haar handen. Dan zet ze alle ramen open en blaast de wind wild tegen de gordijnen. Ze trekt de nachtpon uit en de koele wind waait over haar blote huid. Ze sluit haar ogen en tilt haar armen op. De sensatie van de wind op haar huid, van het naakt zijn, van de stilte in een schoon huis is zo overweldigend, maar ze huilt niet.
|
|