David Van Reybrouck
Sony Labou Tansi, Rimbaud in de jaren zeventig
Vorige week in Parijs wachtte ik tot ik op het terras van de Sarah Bernhardt zat om het folietje er af te halen. Hier had ik lang naar uitgekeken. De ober nam de bestelling op en ik draaide de box in mijn hand. L'atelier de Sony Labou Tansi. Drie delen: brieven, gedichten, proza. Mijn drankje kwam. Ik liet het deel gewijd aan de poëzie in mijn hand glijden en bladerde meteen naar dat lange, woeste gedicht dat mij in november in Kinshasa helemaal van de kaart had geveegd.
Wie was hier in godsnaam aan het woord, vroeg ik me af toen ik dit voor het eerst las terwijl de regen gutste over Kinshasa? Ja, de naam kende ik genoeg. Sony Labou Tansi, een auteur uit Congo-Brazzaville, was beroemd geworden met twee romans: zijn debuut La vie et demie (uit 1979) en L'anté-peuple (uit 1983). Die romans werden gelezen als groteske aanklachten tegen politieke wantoestanden in Afrika, maar dat is het lot van veel niet-Westerse auteurs: dat ze altijd maar gezien worden als commentatoren op de politiek, sterker nog, dat ze enkel interessant worden bevonden zolang ze over politiek schrijven. Ik zou daar zelf zeer moe van worden.
Ja, een gedicht als Prière d'un enfant du siècle (Gebed van een kind uit deze eeuw) verwijst overduidelijk naar de communistische eenpartijstaat die in
Congo-Brazzaville was geïnstalleerd en naar de koloniale erfenis nagelaten door de ‘oude naties van Europa’, maar het gaat over zoveel meer: erotiek, hunkering, duisternis, wanhoop.
Over de politiek schreef hij in 1973: ‘Tien jaar slogans, tien jaar pipi.’ Over Afrika schreef hij: ‘Afrika is iets van regeringen. Ik heb slechts dat wat ronkt om mij heen.’ Over de postkoloniale verhoudingen: ‘Blanken, zwarten: voor mij heeft dat geen betekenis. De vorm van de snuit, noch de afmetingen van de muil zijn a priori giftig. Wat doodt, zijn de ideeën die uit zo'n muil komen.’ Hier is geen ‘Afrikaanse schrijver’ aan het woord, geen ‘zwarte stem’, hier schreeuwt een individu zijn universaliteit uit.
En met wat een stem! Wat een storm! Naast romans, waarvan er zes verschenen bij de prestigieuze Parijse uitgeverij Seuil en diverse in de prijzen vielen, schreef Sony Labou Tansi vooral voor theater. Zijn gezelschap Rocado Zulu Théâtre uit Brazzaville trad internationaal op. Maar in zijn poëzie en brieven zie je pas echt zijn brutale vitaliteit, zijn ontstuimige tederheid, zijn totale oprechtheid die ongetwijfeld tot veel eenzaamheid is moeten leiden. Dit is een soort Afrikaanse punk. Hij doet denken aan Fela Kuti, de geniale, volstrekt onconventionele popartiest uit Nigeria. Maar ook aan Goya en Van Gogh. In Frankrijk wordt hij inmiddels vergeleken met literaire natuurfenomenen als Arthur Rimbaud en Antonin Artaud.
En dan het strafste: eigenlijk is het een godswonder dat we dit gedicht kunnen lezen. Toen Sony Labou Tansi in 1995 aan de gevolgen van aids stierf, enkele dagen nadat zijn vrouw aan dezelfde ziekte was bezweken, liet hij een huis achter vol manuscripten. Politieke onlusten braken los, een deel van zijn teksten raakte