Terras. Jaargang 2018 (14-15)(2018)– [tijdschrift] Terras– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 70] [p. 70] Jack Gilbert Gedichten Vertaling: Jur Koksma & Joep Stapel Het vergeten dialect van het hart Verbijsterend hoe taal bijna kan betekenen en beangstigend dat ze het toch niet doet. Liefde, zeggen we, God, zeggen we, Rome en Michiko schrijven we en de woorden slaan de plank hopeloos mis. We zeggen brood en het betekent naargelang het land. Frans heeft geen woord voor thuis en Engels geen woord voor genot. Een volk in het noorden van India sterft uit omdat hun oude taal geen tedere woorden kent. Ik droom van verloren woordenschatten die iets uitdrukken van wat wij niet langer kunnen. Misschien dat de Etruskische teksten eindelijk zouden vertellen waarom de paartjes op hun zerken glimlachen. Misschien ook niet. Toen de duizenden mysterieuze Sumerische kleitabletten waren vertaald, leken het bedrijfsarchieven. Maar wat als het gedichten of psalmen zijn? Mijn vreugde staat gelijk aan twaalf Ethiopische geiten, stil in het ochtendlicht. O Heer, Gij zijt zoutplaten en koperen gietelingen, groots als rijpe gerst die wuift in de machtige wind. Haar borsten zijn zes witte ossen beladen met rollen langvezelig Egyptisch katoen. Mijn liefde is honderd kruiken honing. Scheepsladingen thuya zijn wat mijn lichaam tegen jouw lichaam wil zeggen. Giraffen zijn dit smachten in het donker. Misschien is het Minoïsche spiraalschrift geen taal maar een kaart. Onze diepste gevoelens hebben geen naam behalve barnsteen, boogschutters, kaneel, paarden en vogels. [pagina 71] [p. 71] Lopend naar huis over het eiland Lopend naar huis over de vlakte in het donker. En Linda die huilt. We zijn weer verzeild geraakt op een plek waar ik tier en zij lijdt en de maan komt niet op. We hebben alleen elkaar maar ik sta te schreeuwen in de regen en zij huilt als een gewond dier, wetend dat ze geen kant op kan. Het is moeilijk te begrijpen hoe we hier door liefde zijn beland. [pagina 72] [p. 72] Iets vinden Ik zeg maan is paarden in het halfduister, want met paard kom ik het dichtst in de buurt. Ik zit op het terras van deze verweerde villa die de telegrafist van de koning bouwde op de berg met uitzicht op een blauwe zee en het witte veerbootje dat 's middags traag naar het volgende eiland vaart. Michiko is stervende in het huis achter mij, de hoge ramen geopend zodat ik het zwakke geluid hoor dat ze maakt als ze een stuk watermeloen wil om op te zuigen of wanneer ik haar moet helpen in de hoek van de kamer met het hoge plafond de emmer te bereiken die dienstdoet als po. Wanneer ze zit zal ze tegen mijn been leunen, te zwak om zelf rechtop te blijven. Hoe bizar en mooi om er zo dichtbij te komen. Haar voetbogen zijn als kinderstemmen die opklinken uit de citroenboomgaard, mijn hart zo hulpeloos als verpletterde vogels. [pagina 73] [p. 73] Alleen Ik dacht nooit dat Michiko zou terugkomen na haar dood. Maar ik wist dat als ze kwam, dan als dame in een lange witte jurk. Het is apart dat ze is teruggekeerd als iemands dalmatiër. Ik zie de man die haar uitlaat bijna iedere week. Hij zegt goedemorgen en ik buk om haar te kalmeren. Zo doet ze bij anderen nooit, zei hij een keer. Soms loop ik langs en ligt ze aan de lijn op hun gazon. Als er niemand is ga ik op het gras zitten. Wanneer ze eindelijk bedaart, legt ze haar kop op mijn schoot en kijken we in elkaars ogen, terwijl ik in haar zachte oren fluister. Het mysterie laat haar koud. Het fijnst vindt ze het als ik haar kop streel en keuvel over mijn dagen en onze vrienden. Daar wordt ze vrolijk van, net als vroeger. Vorige Volgende