| |
| |
| |
Saleh Addonia
Zij is een vreemd land
Vertaling: Jeske van der Velden
1
Nadat de autoriteiten ons asiel hadden geweigerd en het hoger beroepshof ons hoger beroep had afgewezen, doken we onder. De reden voor onze aanvraag was om Haar te vinden. In onze aanvragen gaven we aan dat Zij in ons geboorteland nergens te bekennen was dus waren we gevlucht om op Haar verliefd te worden.
Terwijl we in afwachting van onze deportatie in het detentiecentrum zaten probeerden we Haar te zoenen. Zij was onze advocaat. Zij was de eerste van haar soort waarmee we in aanraking kwamen, oog in oog alleen in een kamer. Zij liet onze zaak vallen en vroeg ons een andere advocaat te zoeken, maar daar namen we de moeite niet voor.
We ontsnapten uit het detentiecentrum en liepen de stad in. Onderweg kwamen we langs een park en zagen Haar op haar rug in het groene gras liggen, haar benen losjes over elkaar. Ze had geel ondergoed aan, droeg een zonnebril en was verdiept in een boek. We bleven dichtbij Haar stilstaan. We vergaapten ons in alle ernst aan haar benen. Maar voordat we de rest van haar naakte lijf in ons op konden nemen, zag ze ons staan. Ze keek op van haar boek, schoof haar zonnebril omhoog en joeg ons weg.
We kwamen bij een aannemersfirma - een adres dat iemand ons in het detentiecentrum had gegeven. De manager stond op alsof hij op ons had zitten wachten en kwam achter zijn bureau vandaan. Hij was een man van achter in de dertig, dik maar goed gekleed. Hij bekeek ons van top tot teen.
‘Zijn jullie allergisch voor stof?’ vroeg de manager.
‘Nee,’ zeiden we terwijl we elkaar aankeken.
‘Willen jullie als straatvegers werken?’ vroeg de manager.
‘Ja!’ riepen we in koor.
‘Jullie zijn aangenomen,’ zei de manager en keerde terug naar zijn bureau.
‘Jullie zullen hard moeten werken. En knoop in je oren dat we je altijd kunnen vervangen.’
| |
| |
Onze vaste stek was het stadscentrum. We gebruikten ieder een schoonmaaktrolley op twee wielen, een schep en een borstelset. Over onze uniformen - felrode overalls en handschoenen - droegen we in de zomer gele veiligheidsvesten en in de winter jassen met op de rug in felrode hoofdletters:
VOOR EEN SCHONERE STOEP
We maakten schoon in weer en wind want het was ondenkbaar dat we ontslagen werden. We werden nerveus van onze voorman en waren bang voor de autoriteiten, hoewel ons werk hielp tegen dat laatste - onderweg naar en van ons werk droegen we altijd onze uniformen. We veegden het vuil van het plaveisel en de stoepranden met onze borstels en schepten het in onze trolleys. We leegden de openbare afvalbakken en brachten het afval naar inzamelpunten. Als we aan het werk waren negeerden we mannen en kinderen en hadden alleen oog voor Haar. En zij was overal om ons heen. We gaven onze pas bevrijde ogen de kost, er altijd op uit om Haar ergens te ontdekken. We waren als betoverd door de verschillende verschijningsvormen en contouren van haar gezicht, de textuur van haar huid. En vrijwel dagelijks deed een glimp van haar blote benen of armen of schouders of decolleté of goedgevormde borsten of kont of minirok of strakke broek ons hart plotseling overslaan. We raakten er steevast door in vervoering. We voelden hoe haar aanblik bezit nam van elke vezel in ons lichaam. Als in een trance borgen we onze scheppen en borstels op in onze trolleys, maar dan herinnerden we ons weer dat we ons werk moesten doen. Dan geloofden we dat het liefde op het eerste gezicht was en konden we er urenlang over praten.
We probeerden haar aandacht te trekken; we volgden haar eerbiedig met onze ogen, we hielden op met vegen en maakten een buiging als ze langsliep, glimlachten als ze ons naderde en soms floten we haar hoffelijk na als Zij aan de overkant van de straat liep of met haar rug naar ons toe stond. En soms hielden we op met werken en namen een pose aan, deden alsof we een andere kant op keken als ze ons passeerde of een winkel uitliep of de hoek om kwam, in de hoop dat ze ons zou zien.
Als we na het werken samen in onze kamer op de vloer zaten of op onze stapelbedden lagen, was Zij het onderwerp van ons gesprek. We hadden het over Haar gezicht, waar we ons onder het werken op concentreerden om er vertrouwd mee te raken. Ieder van ons probeerde het voor zich te zien en dan discussieerden we over Haar haren, neus, ogen en mond. Soms zochten we naar overeenkomsten tussen het gezicht zoals we het ons herinnerden en de zwart-witfoto's die we hadden meegebracht uit het land waarin we waren opgegroeid, die nu aan de muur boven ons bed hingen. Andere keren bekeken we de knipsels uit pornobladen waarmee we de resterende muren hadden beplakt, of foto's uit de roddelbladen die we dagelijks bekeken. En god weet hoe we ernaar verlangden haar ontblote lijf te zien, onder
| |
| |
het stofje dat een deel van haar huid bedekte, waarbij we ons allerlei voorstellingen maakten van wat daaronder schuilging.
In bed hoorden we elkaar elke avond masturberen, we deelden dezelfde dromen.
Op een dag duwden we onze trolleys voor ons uit het park in voor onze middagpauze toen we Haar zagen. Haar hoofd lag bij hem op schoot. Hij zat op een bankje. Zij had haar ogen dicht - ze leek te rusten - en hij keek zwijgend naar haar gezicht. Wij bleven dichtbij naar ze staan kijken, maar de man merkte ons niet op. We lieten onze trolleys ergens in het park staan en gingen op een bankje zitten om ons middageten op te eten. Een half uur later gingen we weer naar het stel kijken. Het hoofd van de man had niet bewogen, hij keek nog steeds op Haar neer en haar ogen waren nog steeds gesloten. We waren stomverbaasd. We konden maar niet begrijpen hoe de man zo lang naar haar gezicht kon blijven staren zonder zijn hoofd ook maar een millimeter te bewegen. We geloofden half dat we de liefde aan het werk hadden gezien. ‘Hoe zou het zijn als wij verliefd waren?’ vroegen we aan elkaar.
‘Misschien net als hij,’ antwoordden we.
In onze kamer bespraken we wat we zouden doen als we verliefd op Haar waren. We vroegen aan elkaar waar we met Haar heen konden. We bekeken de stapelbedden en de ruimtes onder de onderste bedden; die lagen vol schoenen, plastic tasjes en bagage, oude roddelbladen, pornotijdschriften en asbakken. Toen bekeken we de muren boven de bovenste bedden; daar hingen onze kleren, waaronder onze werkkleren, naast knipsels uit pornobladen. We gingen op het bed van Surag zitten en deden de rolluiken omhoog. Door het raam keken we naar de boom in de tuin en dagdroomden. We droomden ervan dat we een houten huisje voor haar bouwden. En we droomden dat Zij 's morgens in dat huisje naast ons lag. We zouden wachten tot ze wakker werd, en 's middags zouden we onder de boom zitten met haar hoofd op onze schoot en we zouden urenlang naar haar gezicht turen, net als de man in het park.
We keken elkaar aan. We glimlachten tot we elkaars tanden konden zien. Plotseling schreeuwden we, ‘Aaaaaaaaaah!’
We gingen weer op ons eigen bed zitten waar we ieder naar de man tegenover ons keken en begonnen te huilen.
We zagen Haar wel duizend keer maar niet één keer glimlachte ze naar ons, beantwoordde ze onze blik of zag ze ons staan, op de korte oogopslagen na die niet eens voor ons bestemd waren maar nodig om te zien waar ze heenliep. Dit stond in fel contrast tot onze verwachtingen voordat we in het land waren aangekomen. We hadden verwacht dat ze ons zou verwelkomen. We hadden verwacht dat het eenvoudig zou zijn: Haar liefde.
| |
| |
In de loop van de volgende dagen keken we niet langer naar Haar op straat. Thuis gooiden we alle foto's van Haar die aan de muur hingen weg en we kochten geen roddelbladen meer. We hadden het niet langer over liefde en romantiek. En als we een potje kaartten op de vloer tussen onze stapelbedden en de piepkleine ruimte vol was van onze lichamen, probeerden we niet aan Haar te denken of ons Haar voor te stellen. We waren onze verbeelding zat. Maar dat leek onmogelijk: we zagen haar ledematen als we naar elkaars ledematen keken, naar onze blote handen, benen, borst. Dan werden we bang en probeerden we ons gezicht met beide handen te verbergen. En als we genoeg hadden van kaarten of moe waren trokken we ons terug in ons bed. Onze stilte werd alleen af en toe verbroken door een kuch of een korte beweging; een been, hand of hoofd over de rand van het bed. We lachten alleen nog wanneer een van ons 's morgens eerder dan de anderen wakker werd en Sami's gehoorapparaat verstopte dat hij in zijn linkeroor droeg. Sami werd dan wakker en ging op zoek naar zijn gehoorapparaat. Dan barstte hij uit in een woedeaanval en begon te schreeuwen en hielpen we hem soms wel een kwartier lang met zoeken.
Toen kwam oudejaarsavond. Wij stonden op het grote plein in het centrum van de stad. Toen het twaalf uur was ging er vuurwerk af en lichtte de donkere hemel op. Iedereen om ons heen sprong op en neer, riep ‘Gelukkig Nieuwjaar!’ Ze zoenden en omhelsden elkaar en begonnen te dansen. Wij keken in stilte toe, toen begonnen we de menigte na te doen en we riepen ‘Gelukkig Nieuwjaar!’ en omhelsden elkaar. Ineens stond ze voor ons. Ze zei ‘Gelukkig Nieuwjaar!’
‘Gelukkig Nieuwjaar,’ zeiden wij.
Ze zoende een van ons op de mond terwijl we elkaar met wijdopen ogen aankeken en meteen verdrongen we ons om Haar een voor een te zoenen. Toen we Haar zoenden voelden we haar tong in onze mond bewegen, dus bewogen we die van ons ook. Het voelde fantastisch wanneer de tongen elkaar likten. En we konden niet geloven dat we ons speeksel met Haar deelden. Haar lippen waren zo warm ook al was het weer zo koud. En op haar lippen proefden we voor het eerst in ons leven alcohol. Tot in de late uurtjes bleven we Gelukkig Nieuwjaar zeggen gevolgd door meer zoenen.
Op Nieuwjaarsdag waren wij en vele andere straatvegers 's ochtends vroeg het stadsplein aan het schoonmaken. We hadden niet geslapen. We konden alleen maar denken aan de lippen die we de avond daarvoor gezoend hadden. We telden ze steeds opnieuw maar we konden het nooit eens worden over het totale aantal; soms kwamen we uit op 30 paar lippen of 35, dan waren het er 39, 45 of 50. We waren nog nooit zo blij en gelukkig geweest. We hadden het gevoel dat onze reis toch niet voor niets was.
Later die avond bespraken we de reden voor onze migratie: Haar liefde. We waren uitzinnig, toen verward, boos en opstandig. Dagenlang waren we de draad
| |
| |
kwijt. Maar onze gedachten waren nooit ver van de hoeveelheid lippen die we hadden gezoend en we voelden de drang om meer nieuwe lippen te zoenen.
‘De vraag,’ zeiden we, ‘is liefde of neuken?’
We begrepen onze eigen vraag niet, want eerlijk gezegd wisten we niets van neuken of liefde. Maar wat we nog wel wisten waren het zoenen van al die lippen op oudejaarsavond. We glimlachten naar elkaar. Die avond besloten we, riepen we, ‘neuken!’
De avond was een ons onbekend fenomeen; op oudejaarsavond na gingen we in het donker bijna nooit naar buiten. Dat lag vooral aan onze niet aflatende angst voor de autoriteiten en deels ook aan fysieke uitputting. We werkten zes dagen per week, twaalf uur per dag - en soms draaiden we extra diensten op zondag.
Op een avond knipte Ahmed ons haar. Toen hij zelf aan de beurt was knipte Hagus het haar van Ahmed, maar hij liet wat ongelijke plukken uitsteken op Ahmeds kruin. Toen Negash er iets aan probeerde te doen maakte hij het alleen maar erger en liet een kale plek achter boven op Ahmeds hoofd. Uiteindelijk schoor Negash hem maar helemaal kaal. Ahmed was laaiend en bleef maar tegen Negash schreeuwen. We konden hem kalmeren en overtuigden hem ervan dat hij er goed uitzag met een blauwe wollen muts op. Toen schoren we ons en namen een douche. We trokken onze nieuwe broeken aan en bekeken elkaars ontblote bovenlichaam. We waren allemaal jaloers op Surag omdat hij het langst was en het meest gespierde lichaam had van ons allemaal. Daarna trokken we onze overhemden aan en onze nieuwe glanzende zwartleren schoenen, smeerden onze gezichten in met vochtinbrengende crème en deden aftershave op. We vonden dat we er goed uitzagen en hadden gewild dat we zo naar buiten konden gaan zonder onze werkoveralls en onze fluorescerende vesten over onze kleding aan te hoeven trekken. Als onze werkkleding ons overdag onzichtbaar maakte voor de autoriteiten, redeneerden we, dan gold dat misschien ook 's nachts. Natuurlijk waren we bezorgd dat Zij ons niet leuk zou vinden met onze werkkleren aan, maar we hoopten dat ze zou vallen voor onze gezichten en onze geur. Zo onaantrekkelijk waren we niet; je zou ons zelfs knap kunnen noemen. En we waren vriendelijke en attente mensen, we zouden Haar met respect behandelen. En we zouden onze werkkleren toch uittrekken als we met Haar afspraken in een afgezonderd hoekje of als ze ons bij Haar thuis uitnodigde.
We gingen naar een café ver uit het centrum en ver uit de buurt van waar we woonden.
We stonden bij de bar en keken om ons heen; het café was halfvol. Mensen vormden groepjes, meestal van drie of meer. Velen van hen staarden ons aan, of misschien wel iedereen. We voelden ons ongemakkelijk onder hun blikken. We probeerden ze te negeren; we draaiden ons om en keken naar de bar.
| |
| |
We wisten niet wat we moesten bestellen. We stonden maar te kijken naar de tap en de flessen whisky, wodka en wijn.
We zagen Haar naar ons toe lopen; we maakten plaats voor Haar. Ze ging tussen ons in staan, legde beide handen op de bar. We zagen dat haar nagels donkerrood gelakt waren op haar wijsvinger en ringvinger na, die donkerbruin gelakt waren. Ze bestelde een pintje. Ze had een sterke geur en die geur rook zo lekker. We bekeken Haar. Ze was heel mooi. Onze dromen komen uit, dachten we. Toen glimlachte ze naar ons. En vanwege die lichte glimlach keerden we ons hoofd van Haar af en keken elkaar aan. Er stonden kleine tranen in onze ogen maar ze vielen niet en waren ze wel gevallen dan waren het vreugdetranen geweest. Een paar minuten lang vochten we ieder voor zich tegen onze zenuwen, toen zeiden we, ‘Hoi.’
‘Hoi,’ antwoordde ze; haar stem klonk vriendelijk en lief. We konden haar tanden zien; dat waren nette witte tanden.
We glimlachten en probeerden te bedenken wat we vervolgens moesten zeggen; we wilden met Haar praten, ook maar een fractie van onze gevoelens overbrengen. Maar toen draaide ze zich om; een man van middelbare leeftijd kwam het café binnen en liep op Haar af.
De man zoende Haar vol passie, toen hoorden we hun gesprek, dat ging zo:
‘Ik kon niet wachten om je te zien,’ zei zij.
‘Echt waar?’ zei de man.
‘Ja, echt,’ zei zij.
‘En ik voelde me nog wel zo beroerd! Maar nu ik jou zie is alles weer goed,’ zei de man.
‘Ik word zo ontzettend gelukkig van jou! Ik wou dat we altijd samen konden zijn,’ zei zij.
‘Ik vind het zo erg dat dat niet kan,’ zei de man.
‘Echt? Vind je dat erg?’ zei zij.
‘Ja, echt,’ zei de man.
Zij en de man namen hun drankjes aan en gingen dichtbij aan een tafel zitten.
We keken elkaar aan en bestelden allemaal een pintje. De barmannen leken ons weg te kijken en een van hen hielp ons met een koele blik en een uitgestreken gezicht.
De eerste nipjes smaakten heel bitter; toen we meer dronken werden we duizelig, maar voelden we ons meer op ons gemak. We draaiden ons om en keken om ons heen. We zagen dat een paar mensen ons nog steeds raar aankeken. Maar dat vonden we niet erg en misschien zelfs fijn vergeleken met onze ervaring op straat waar niemand ons zag staan.
We keken naar Haar. Zij keek kort naar ons op en vervolgde het gesprek met haar tafelgenoot. We gingen volledig in Haar op. Onze lichamen begonnen te tintelen. De tintelingen zorgden ervoor dat we onze ogen meer dan een half uur lang niet
| |
| |
van Haar af konden houden. We staarden onafgebroken, behalve als er af en toe mensen voor ons langs heen en weer liepen. Terwijl we keken nipten we zo nu en dan aan ons glas, en voor het eerst voelden we ons vrij om te blijven kijken. Voor we het wisten namen we elk detail van haar gezicht in ons op; het lange zwarte haar dat over haar wang viel, haar mooie hoge neus, haar bruine ogen en haar kleine, donkerrood gestifte mond. Elke beweging van haar gezicht vormde de aanzet tot fantasieën over een andere werkelijkheid voor Haar en ons. Een ander leven misschien. En op dat moment wilden we ons onderdompelen in deze toekomst en in haar wezen; zo diep werden we door haar geraakt. Maar terwijl we nog volop bezig waren liep ze weg met haar partner zonder ook maar een blik in onze richting. We konden haar helemaal zien van opzij. We stonden versteld van haar lange vaalbruine leren laarzen, korte strakke rok en zwarte visnetpanty. Toen ze verdwenen was achter de deur naar buiten keken we elkaar aan en we voelden dat we een beetje dronken waren. We hadden onze glazen leeggedronken.
Daarna gingen we naar een dansclub. Er stonden twee reusachtige uitsmijters bij de deur. We glimlachten naar ze.
‘Wat moeten jullie?’ vroeg een van de uitsmijters koeltjes.
‘We willen naar binnen,’ zeiden we.
Ze bekeken ons van top tot teen - we stonden in een rij - en wisselden een blik. Een van hen - we zagen dat hij hard zijn best deed om niet in lachen uit te barsten, zei, ‘We hebben geen behoefte aan schoonmakers.’
‘We zijn niet aan het werk. We zijn net klaar met werken en we willen graag dansen,’ zeiden we.
‘Hebben jullie je ID bij?’ vroeg een van de uitsmijters.
‘Wat voor ID?’ vroegen we.
‘Paspoort of rijbewijs.’
‘We hebben geen rijbewijs maar onze paspoorten liggen thuis. We wonen te ver weg om...’
‘Sorry, maar je hebt een ID nodig om naar binnen te mogen,’ zei een van de uitsmijters snel.
‘Maar we wilden echt heel graag dansen vanavond,’ zeiden we.
De uitsmijters keken ons onverschillig aan, schudden hun hoofden en zeiden, ‘Geen ID, geen toegang.’
‘Aaaaaaaaaah!’ schreeuwden we.
Een derde uitsmijter kwam de dansclub uit en ging naast ze staan. Ze sloegen alle drie hun armen over elkaar, deden een stapje terug en riepen, ‘Vooruit! Weg met jullie! Ophoepelen!’
Terwijl we wegliepen hoorden we de uitsmijters lachen.
| |
| |
Thuis waren we woedend en verdrietig omdat we de dansclub niet in hadden gemogen. We probeerden het voorval te vergeten door porno te kijken en de roddelbladen te lezen. In een van de roddelbladen kwamen we deze kop tegen:
Haar maten
Het artikel ging over haar ideale gewicht en besloeg vier pagina's. Er stonden veel foto's bij van Haar in Uitgaansjurken en bikini's. Al bladerend kwamen we twee foto's van een actrice tegen en we dachten terug aan haar gezicht, het gezicht dat we in het café hadden gezien. We wisten honderd procent zeker dat Zij het was op de foto's. Ze droeg een nauwsluitende Uitgaansjurk en een bikini. Haar maten waren 80C-63-93 en ze had een lengte van 1,66 meter. We konden niet geloven hoe mooi ze was in het echt en op de foto's. Vanaf dat moment werd zij ons nieuwe ideaal. We plakten haar foto's op onze muren en als we masturbeerden dachten we altijd aan haar.
De volgende dag, nog steeds met onze werkkleding aan, gingen we naar hetzelfde café. De barmannen leken alweer niet blij om ons te zien. Een van hen tapte onze pintjes met een onvriendelijke uitdrukking. We namen plaats op de barkrukken maar voelden ons ongemakkelijk door de manier waarop de barman zich tegenover ons gedroeg. In gefluisterd overleg probeerden we erachter te komen wat er de avond tevoren precies was gebeurd en of we misschien iets verkeerds hadden gedaan dat hun houding kon verklaren, maar we konden ons niets bijzonders herinneren. We keken elkaar aan; we hielden het merendeel van de barkrukken bezet. Een paar van ons stonden op.
We hoorden Haar twee glazen witte wijn en een glas rode wijn bestellen. We keken naar rechts. Zij droeg een doorschijnende zwarte top met lange mouwen waardoor je haar huid en zwarte BH kon zien. Toen zagen we haar vingers op de bar roffelen. We hadden gewild dat ze met die vingers op onze wangen roffelde. Ze keek naar ons; haar ogen waren enorm; we glimlachten.
‘Hoi,’ zeiden we.
‘Hoi,’ zei zij.
We glimlachten opnieuw. Ze bekeek ons een voor een. Ze was prachtig met een mooie hoge neus.
‘Hoi,’ zeiden we.
We bleven glimlachen en wachtten tot ze iets terug zou zeggen, misschien hoopten we dat ze zou zeggen: ‘Ik kon niet wachten om jullie te zien.’ Maar ze bleef ons aan staan kijken alsof ze verwachtte dat we nog meer zouden zeggen. Wij bleven stil, bleven glimlachen. Haar drankjes werden geserveerd en ze liep weg met haar glimlach, haar geur, haar vingers. We bedachten dat er behalve Haar gezicht nog meer belangrijks was, dat het ook ging om praten met Haar. Ons probleem was dat we
| |
| |
nog nooit met Haar gepraat hadden. Zoals je al weet hadden we met onze advocaat gepraat maar met Haar hadden we het alleen gehad over onze dossiers. Momenteel was ons grootste probleem hoe het verder moest na ‘hoi’. En het enige waaraan we konden denken na ‘hoi’ was neuken, neuken en niets anders.
Het café liep vol. We dronken een paar glazen rode en witte wijn. De muziek werd steeds harder gezet. Er waren mensen aan het dansen. Onze ogen dansten en sprongen in het rond op zoek naar Haar.
We dronken een heleboel glazen whisky.
We werden heel dronken. We bleven onze ogen maar open en dicht doen. We glimlachten om niets.
We trokken gekke bekken. We knepen in elkaars wangen.
De volgende ochtend werden we wakker met zware katers. We waren zo misselijk dat we dachten dat we doodgingen. Om de beurt renden we naar het toilet. We hielpen elkaar terwijl we overgaven in de wc. Toen keken we naar elkaar op; we huilden. We hielpen elkaar onze bedden in, en daar bleven we de hele dag en de hele nacht liggen met verschrikkelijke gevoelens en nare gedachten. We overwogen om het op te geven. We overwogen prostitutie. Daar dachten we van tijd tot tijd wel eens aan, maar we schaamden ons teveel of hadden het lef niet om het echt te doen, of geen idee waarom.
Toen lazen we op een dag een artikel in een roddelblad getiteld:
De tien beste openingszinnen om haar mee te versieren
De avonden daarop leerden we de zinnen uit ons hoofd.
Vrijdagavond gingen we al vroeg naar hetzelfde café. Zodra de twee barmannen ons zagen binnenlopen begonnen ze te lachen en keken elkaar aan. Toen we wilden bestellen barstten de barmannen allebei spontaan in lachen uit. We wachtten af tot ze ophielden. Toen zei een van de twee, ‘Wat moeten jullie?’
‘We willen wat drinken,’ zeiden we.
De barmannen begonnen weer te lachen, en een van de twee zei, ‘Weten jullie niet meer wat er vorige week is gebeurd?’
‘Ja hoor,’ zeiden we. ‘We hadden het hier naar onze zin en de muziek was leuk...’
Opnieuw barstten de barmannen in lachen uit, toen zei er een, ‘Je probeerde Haar te zoenen... elke vrouw in het café... echt allemaal...’ en lachte maar door. Hij wendde zich tot de andere barman, greep hem bij de schouders en probeerde hem te zoenen, maar de andere barman dook vol afschuw weg. Toen klemde die ene zijn handen om zijn wangen en probeerde hem opnieuw te zoenen, maar weer dook de andere barman weg. Vol schaamte bogen we ons hoofd en verlieten het café terwijl beide barmannen het nog steeds uitgierden van het lachen.
| |
| |
We kochten blikjes bier bij een winkel en dronken die op straat op een bankje op. Al snel waren we het hele gebeuren vergeten en praatten over de openingszinnen.
Later mochten we bij geen enkele dansclub of café waar we het probeerden naar binnen. Onderweg naar huis kwamen we langs een café. Door de ramen zagen we een paar mensen dansen en anderen drinken en praten. Er stond niemand bij de deur. We gingen naar binnen. Het café was een beetje groezelig; dat deed ons niks. We bestelden allemaal whisky en dronken onze glazen in één teug leeg, het een na het ander.
We zagen haar in haar eentje staan dansen. Lang was ze niet maar ze had een goed figuur, donker haar, droeg een zwarte legging en een strak zwart topje. We begonnen op een rijtje te dansen. Toen dansten we langzaam richting de dansvloer. En vervolgens dansten we om Haar heen, omringden Haar hand in hand in een kring; Zij moest lachen en leek het leuk te vinden, hief haar armen in de lucht en draaide met haar heupen. We hielden op met dansen, gingen dicht bij haar staan en schreeuwden in haar oor: ‘Iemand wil onze lul stelen. Mogen we hem in je reet verstoppen?’
Ze keek ons met wijd opengesperde ogen en mond aan en sloeg ons een voor een in het gezicht.
Toen we de volgende ochtend wakker werden was het bed van Nigash leeg en lag er een handgeschreven brief bij zijn kussen. We zochten overal naar hem maar konden hem nergens vinden. We lazen de brief hardop voor. Hij was gericht aan zijn beste vriend uit het land waarin we waren opgegroeid:
Beste Ali,
Ik was net op weg naar het huis van mijn vriendin nadat ik uit was geweest en met vrienden wat had gedronken. Ik kwam langs een café waar een paar mensen buiten hard stonden te praten. Toen zag ik Haar staan op de hoek. Ze stond helemaal alleen tegen een muur. Ik bleef staan. Zij was knap. Zij stond zachtjes te huilen; de tranen stroomden uit haar ogen. Toen ze me zag, glimlachte ze naar me. Ik glimlachte terug. Zij glimlachte nog eens en gebaarde naar me met haar wijsvinger dat ik naar haar toe moest komen. Ik zette een paar stappen in haar richting. Ik zei het eerste wat in mijn hoofd opkwam, ‘Waar kom je vandaan?’ op zachte toon. Ze antwoordde met één woord maar ik verstond het niet. Desondanks kwam ik dichterbij en zei, ‘Echt waar?’ ‘Ja echt,’ zei ze. Ik ging nog dichterbij staan en zei, ‘Echt waar?’ Zij knikte twee keer terwijl ze me met haar grote ogen aankeek. Haar neus kwam tegen mijn neus en we keken elkaar diep in de ogen. Ik deed een stapje terug. Zij glimlachte opnieuw en draaide haar hoofd zo'n 30 tot 45 graden naar rechts. Ik draaide mijn hoofd een graad of 5 á 10 in de tegenovergestelde richting. Zij hield haar prachtige
| |
| |
volle mond een beetje open. Ik opende die van mij. Zij sloot haar ogen. Ik sloot mijn ogen. Terwijl ik met mijn gezicht langzaam steeds dichter bij dat van haar kwam, stond er opeens een vrouwenlichaam tussen ons in; zij was mijn vriendin en ze was helemaal buiten adem. Ik was vergeten dat ik bij haar om de hoek stond...
Toen we de brief helemaal hadden gelezen moesten we hardop lachen, maar werden toen verdrietig. We hadden onze vrienden uit het land waarin we waren opgegroeid niets laten weten sinds we in dit land waren aangekomen. Natuurlijk misten we hen en we wisten dat ze met smart zaten te wachten om te horen hoe het met ons ging; maar we hadden ze niets nieuws te vertellen. Er zat totaal geen schot in onze missie. We konden het simpelweg niet opbrengen om ze te vertellen dat we haar liefde nog niet hadden gevonden en dat we onze plannen hadden moeten bijstellen en erger nog, dat we nog steeds rukkers waren. Maar al snel zaten we op onze bedden en dachten na over Nigash. Het was niets voor hem, zeiden we tegen elkaar, om er zomaar vandoor te gaan. We maakten ons ernstig zorgen maar we trokken onze werkkleren aan en vertrokken naar ons werk.
Onderweg staken we een brug over een kanaal over. Een eindje verderop zagen we een politieauto staan en de brandweer die een lichaam uit het water viste. We hielden onze pas in terwijl we langsliepen. We zagen Nigash. We zagen zijn dode grijze gezicht; hij droeg zijn normale kleren. We liepen snel verder en op de volgende straathoek stopten we om te huilen. Toen besloten we dat de zelfmoord van Nigash ons niet mocht weerhouden van onze missie. We moeten doorgaan, zeiden we tegen elkaar, wat er ook gebeurt, en we gingen naar ons werk.
Diezelfde avond liepen we onderweg naar huis een café binnen. We gingen aan de bar zitten en staarden in onze bierglazen, met ogen vol verdriet.
We hoorden Haar zeggen, ‘Waar zijn jullie zo verdrietig over?’
We keken op; het was de barvrouw. Ze droeg een zwarte top met lange mouwen. ‘We zijn op zoek naar Haar,’ antwoordden we, en we concentreerden ons weer op ons bier.
‘Maar zij is overal,’ zei ze. ‘Je moet het blijven proberen.’
We keken naar haar op. Ze had een lange hals, ze had echt een lange hals. ‘Ik heb al een vriend,’ zei ze.
‘Wie is je vriend?’ vroegen we.
Ze wees de barman aan. De barman was iemand anders aan het helpen aan het andere eind van de bar.
‘Hoe lang ben je al met hem samen?’ vroegen we.
‘Elf jaar al,’ zei ze.
‘En hoe oud ben je?’
‘Vijfentwintig.’
| |
| |
‘Elf Jaar Al!’ riepen we.
‘Jaha,’ zei ze.
‘Elf jaar!’ riepen we nog eens.
‘Jaha!’
‘Hoe vaak heb je hem de afgelopen elf jaar vol passie gezoend?’ vroegen we. ‘Wat?’ zei ze.
‘Hoe vaak heb je hem de afgelopen elf jaar geneukt?’ vroegen we.
Plotseling was haar gezicht een masker van razende woede. Ze schreeuwde heel hard, ‘Eruit! Eruit! Eruit met jullie!’
Terwijl we naar buiten liepen fluisterden we, ‘Elf jaar... elf jaar... elf jaar... en ze is nog maar vijfentwintig!’
Thuis pakten we er pen en papier bij en vermenigvuldigden 365 met 11 en kwamen uit op 4015. ‘Stel dat haar vriend Haar elke avond een keer neukt,’ zeiden we, ‘dan moet hij Haar al 4015 keer hebben geneukt en vanavond doet hij het nog eens.’
4015 keer neuken, prevelden we, 4015 keer neuken! En de teller loopt nog! ‘Hij heeft 4015 keer geneukt!’ riepen we. ‘En wij nog niet één keer.’
We telden het aantal keer dat we gerukt hadden in ons leven. We waren halverwege de twintig en we waren aan het rukken sinds we veertien of vijftien waren. We rukten minstens twee keer per dag en soms wel vaker. We vermenigvuldigden het aantal keer rukken - waarbij we onze dode vriend meetelden - en we kwamen uit op tientallen duizenden keren.
‘Tienduizenden keren rukken!’ riepen we. ‘Tienduizenden!’
De dag daarop waren we somber. We moesten steeds denken aan Nigash of anders aan de 4015 keer dat de man had geneukt en de tientallen duizenden keren dat wij hadden gerukt. Maar we werden wat vrolijker toen we terug dachten aan ons gesprek met Haar in het café. Het was de allereerste keer dat we met Haar hadden gepraat, dachten we. Maar toen we bedachten dat zij het was geweest die het gesprek met ons had aangeknoopt, voelden we ons weer rot. Zij had ons gevraagd: ‘Waar ben je zo verdrietig over?’ We kwamen tot de conclusie dat we totaal niet in staat waren om met Haar te praten of een gesprek te beginnen. Dus schreven we Haar maar een brief. We beseften ook dat we, om een goed café in te komen, vroeg op pad moesten gaan wanneer er minder mensen waren en er geen uitsmijters stonden.
Op een zaterdagavond kwamen we in een café.
Zij had een bril op met een bruin montuur en grote glazen en zat in haar eentje een boek te lezen. We overhandigden Haar de brief. Ze had hem zo gelezen, of misschien had ze alleen de eerste paragraaf gelezen want ze gaf de brief nogal plotseling aan ons terug. Ze stopte haar boek in haar tas, keek ons met kille ogen aan en liep weg. We keken om en zagen dat de barman ons in de gaten hield. We liepen een tafel verder. We probeerden Haar de brief te geven maar ze wilde
| |
| |
hem niet aannemen. Terwijl we het Haar beleefd smeekten griste de barman plotseling de brief weg en begon hem te lezen. Halverwege begon hij te glimlachen. Hij las de hele brief en zei met zachte stem tegen ons: ‘Ik help jullie wel.’
De barman riep: ‘Ik heb een mededeling! Ik heb een mededeling!’
Alle aanwezigen keken naar de barman. We verborgen ons gezicht in onze handen, niet wetend wat we moesten verwachten. De barman ging naast ons staan en las hardop voor: ‘Mijn liefste Jij... In het land waarin we zijn opgegroeid, was Jij er niet. Overal hielden ze ons bij Jou vandaan, ze verboden ons elke vorm van contact met Jou en dwongen Jou om jezelf van top tot teen te bedekken zodat we ons niet kunnen herinneren ooit je gezicht te hebben gezien. Dus, zoals je merkt, hebben we nooit de kans gekregen om Jou te ontmoeten of met Jou te praten. We wilden Jou aanraken, zoenen, van Jou houden of de liefde met Jou bedrijven...’
Een dronken man riep: ‘Rukkers!’
Iedereen keek naar ons en we hoorden hier en daar gegrinnik, maar de barman zei ‘Sst’ en las verder.
‘Mijn lieve Jij, je moet begrijpen dat liefde een onbekend begrip was in het land waar we zijn opgegroeid en dat de autoriteiten uit alle macht probeerden te voorkomen dat we van Jou zouden gaan houden. Maar toen we eenmaal een bepaalde leeftijd bereikten steeg de pijn van het niet liefhebben van Jou of liefgehad worden door Jou langzaam op van onze harten naar onze kelen, en telkens als de pijn onze mond bereikte schreeuwden we: “Aaaaaaaaaah!” We probeerden ons te verzetten. Ze waarschuwden ons dat wie betrapt werd tijdens het flirten een gevangenisstraf zou krijgen of gemarteld zou worden, of allebei, en wie betrapt werd tijdens de seks werd gefusilleerd. We hoorden verhalen over de gelukkige zielen die verliefd waren geworden en verdwenen. Maar ook wij kwamen in opstand: we sloten ons aan bij een geheime organisatie die bekend stond onder de naam SRL: Syndicaat voor het Recht op Liefde. De belangrijkste doelstelling van SRL was om Jou te vinden; iemand die bereid was lief te hebben en te worden liefgehad. Vervolgens zou SRL Jou in contact brengen met een van haar leden die met Jou zou afspreken op een geheime locatie. Twee jaar nadat we lid waren geworden stonden we bovenaan de wachtlijst, maar toen werd de organisatie ontdekt en ontmanteld door de veiligheidsdiensten. De leiders werden opgepakt, gemarteld en verdwenen voorgoed achter de tralies, en de leden werden opgejaagd. Op dat moment besloten we dat Jij een vreemd land was. Onze reis was lang en afmattend, gevaarlijk en moeilijk. Maar dat doet er allemaal niet meer toe want nu zijn we hier om Jou lief te hebben en onze toevlucht te zoeken in je bed. Indien het niet mogelijk is om in je bed te wonen, laat ons het dan alsjeblieft één keer bezoeken...’
| |
| |
De barman was klaar met voorlezen. We keken om ons heen. We zagen een paar mensen met elkaar praten alsof ze zich beraadden over onze omstandigheden. We zagen Haar staan, hand in hand met haar partner, en ons meelevend en soms toch onverschillig aankijken. We zagen een paar mannen glimlachen of misschien zelfs lachen, maar dat deed ons niets. Toen zagen we Haar op ons af komen lopen, en ons voorbij, terwijl ze ons recht in de ogen keek. Wij glimlachten maar zij niet; ze bleef ons domweg aanstaren. We begrepen niet waarom ze op die manier naar ons keek. Toen we ons opmaakten om weg te gaan riep de barman: ‘Komaan jongens, ik trakteer jullie op een biertje.’
‘Aaaaaaaaah!’ schreeuwden we de barman toe en we liepen weg.
De volgende ochtend vroeg was Idris opeens verdwenen. We zochten naar hem en toen, door het raam van de kamer, zagen we een menselijke vorm aan een touw aan de boom in de tuin hangen. Het was Idris. We haastten ons naar de tuin.
Idris was dood. We sneden hem los en droegen hem naar onze kamer. We huilden. We legden Idris op zijn bed en bedekten zijn lichaam. Daarna trokken we onze werkkleren aan en gingen naar ons werk.
Middenin de nacht dolven we een graf onder de boom waarin we Idris begroeven.
Een paar dagen later werd Ahmed gearresteerd terwijl hij Haar probeerde te verkrachten. En nog een paar dagen later besloot Surag zich aan te geven bij de autoriteiten en gebruik te maken van hun nieuwe pardonregeling voor de vrijwillige terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers naar hun land van herkomst. Maar wij weigerden het op te geven. We weigerden te accepteren dat zij altijd een droom zou blijven. Als we van tevoren hadden geweten hoe onmogelijk onze missie zou blijken, dan hadden we ons nooit in dit land gewaagd. Misschien, dachten we, hadden we voor een ander vreemd land moeten kiezen.
Die gedachten hielden ons bezig tot we Haar naar ons zagen kijken. Zij was alleen, stond aan de bar. Haar hoofd was bedekt en ze droeg een mooie groene jurk die tot net boven haar knieën kwam. Ze had een heel mooi gezicht.
Ze glimlachte naar ons, maar wij keken de andere kant op.
Even later keken we weer naar Haar en zij keek nog steeds naar ons. Zij glimlachte naar ons en dit keer dwongen we onszelf om haar glimlach te beantwoorden. Zij glimlachte opnieuw. Wij glimlachten terug. Ze pakte haar drankje en liep naar onze tafel. We keken naar haar zwarte hoge hakken en vervolgens naar haar kuiten; die waren lang en goedgevormd. Ze pakte een stoel en schoof bij ons aan. Ze bekeek ons om de beurt en boog haar hoofd naar ons toe. We hadden het liefst onze handen uitgestrekt om haar wang aan te raken. Zachtjes zei ze, ‘Zijn jullie illegalen?’
‘Wat?’ zeiden wij.
‘Zijn jullie illegalen?’ zei ze op een fluistertoon.
| |
| |
‘Wat?’ zeiden wij, en we keken elkaar aan als probeerden we te bepalen of we er illegaal uitzagen.
‘Je begrijpt me heus wel,’ zei ze. ‘Zijn jullie illegalen?’
We antwoordden van niet, want we waren bang dat ze een agent in burger was. Ze keek ons een tijdje aan, glimlachte toen en fluisterde, ‘Willen jullie neuken?’
We keken elkaar geschokt aan.
Ze stond op terwijl ze ons bleef aankijken. Onze harten gingen tekeer terwijl we naar Haar keken. Ze pakte haar drankje en net toen ze zich wilde omdraaien riepen we: ‘Ja! Ja! Dat willen we!’
‘Kom maar met me mee,’ zei ze terwijl ze mij aanwees.
Ik stond op. Ik keek Sami aan; de tranen stonden in zijn ogen.
Ik liep achter Haar aan.
We liepen Haar kamer in.
Zij deed de deur dicht en bleef ervoor staan. Ik stond ongeveer twee à drie meter van haar af en een paar centimeter van haar bed.
Zij deed haar hoofddoek af. Ze had geen haar. Haar hoofd was glad en kaal. Ik staarde Haar met wijdopen ogen aan. Langzaam tilde ze haar jurk op. Ze droeg geen slipje. Ik kon haar schaamhaar zien. Ik zakte door mijn knieën.
Zij had een prachtig lijf met perfecte rondingen.
Zij trok haar BH uit, gebaarde met haar wijsvinger dat ik dichterbij moest komen en zei: ‘Kom maar. Kom bij Isabella.’
Haar rechterborst ontbrak.
Ik kan me niet herinneren hoe mijn mond openviel maar ik kreeg hem niet meer dicht.
| |
| |
| |
2
‘...de trolley stond schuin gekanteld naast het gat. Het handvat was vastgeknoopt aan die buis,’ zei de winkelierster - een vrouw van halverwege de dertig met een strakke paardenstaart - en wees in de richting van een zwarte regenpijp aan de achtergevel van het pand.
‘En waar bevond u zich?’ vroeg een verslaggever van een lokale nieuwszender - een man van begin twintig.
‘Ik was boven in het magazijn. Ik stond door dat raam naar hem te kijken,’ de winkelierster wees naar een klein raampje ter hoogte van de eerste verdieping met zwarte veiligheidstralies ervoor. ‘Hij moet midden in de nacht begonnen zijn met graven.’
‘Waar leidt u dat uit af?’
‘Ik weet het wel zeker. De winkel ging om acht uur dicht. Rond elf uur kwam ik terug om meer hout af te leveren. Het hout was voor een schuurtje. Zij waren van plan...’
‘Zij. Wie zijn zij?’
‘Zij zijn een stel jonge mannen. Ik weet niet zeker met hoeveel ze zijn. In de kamer staan acht stapelbedden. We verhuren het aan een bedrijf...’
‘Heeft u de anderen vandaag nog gezien?’
‘Nee,’ zei de winkelierster. ‘Ik ken ze zelf niet. Mijn man heeft wel eens met hem gesproken en met nog een ander van hun slag. Ze waren van plan om een schuurtje te bouwen, hier in de tuin. Ze wonen allemaal bij elkaar in de kamer boven de winkel. Je komt er via de trap,’ de winkelierster wees naar een verroeste zwartmetalen buitentrap die langs de achtergevel omhoog leidde.
‘En wat zag u toen?’ vroeg de verslaggever.
‘Toen hij de trolley helemaal vol had nam hij even pauze. Daarna sprong hij in het gat. Even later kwam hij er weer uit en liep via die deur de tuin uit,’ zei de winkelierster en ze wees naar een deur die uitkwam op een steegje. ‘Ik liep de tuin in. Ik bekeek het touw dat hij aan de pijp had vastgeknoopt. Het was heel sterk en zat stevig vast aan de trolley. De trolley helde over in de richting van het gat en de onderkant van de bak zat met een losse knoop vast aan die boom.’ De winkelierster was even stil en krabde aan haar hoofd. ‘Ik ging bij het gat kijken,’ zei ze. ‘Het was zo rond de... Volgens mij was het twee meter lang en een halve meter breed. Ik keek naar beneden. Er stond een stoeltje in het gat. Ik stapte op het stoeltje en klom erin. Het was ongeveer... twee meter hoog volgens mij... Groter dan ik ben... Maar goed, ik ging op mijn knieën zitten en zag dat er aan de zijkant nog een gat was gegraven, ter hoogte van de bodem en even lang en misschien net zo breed als het eerste gat.’ De winkelierster liet haar hoofd op haar
| |
| |
hand rusten en haalde diep adem. ‘Maar goed dus... in het kleinere gat zag ik een paar pornoblaadjes liggen en een kaars. Ik keek even wat voor blaadjes het waren. Een ervan was hardcore en het andere softporno. Ik legde ze weer terug en klom vliegensvlug het gat weer uit. Ik was bang. Ik kon maar niet uitvogelen wat er aan de hand zou kunnen zijn. Toen hoorde ik hem aan komen lopen. Ik rende terug de winkel in en ging naar boven. Ik zag hem de trolley controleren. Daarna brak hij een nieuw pakje sigaretten aan en nam er eentje uit, maar voordat hij hem had opgestoken bedacht hij zich en stopte hem weer terug. Toen kleedde hij zich helemaal uit. Hij was naakt. Hij keek naar boven, naar zijn kamer en sperde zijn mond open. Ik hoorde een schreeuw. Hij draaide zich om en ging aan de rand van het gat staan, met zijn gezicht naar de zon en zijn hand boven zijn ogen. Hij liep heen en weer en schudde zijn hoofd. Toen hield hij zijn aansteker onder het touw dat aan de boom was vastgebonden en controleerde of het echt vlam had gevat voor hij zich in het gat liet zakken. Ik zag hem de stoel over de rand gooien. Ik bleef staan kijken naar het brandende touw. Een tijdlang gebeurde er niets. Ik vroeg me net af wat er zich in dat gat afspeelde toen het touw plotseling knapte. De trolley viel om en al die kilo's aarde stortten in het gat...’
|
|