| |
| |
| |
Sean O'Brien
Gedichten
Waanzin
Nam een pil te veel en je was ontheemd
't Laatste wat ik hoorde, je was een kwelduivel voor veilingmeesters,
iets met enorme kasten waar je geen plek voor had.
't Laatste wat ik hoorde. Alweer dertig jaar geleden.
Ga een andere enorme deur door, duw
de jassen opzij die de straatlantaarn verbergen in het bos
waar het al een eeuw lang sneeuwt.
Ga weer liggen, sluit je ogen en rust.
Je wilde nooit echt mijn vriendinnetje zijn.
Ik kan je niet redden. Dat heb ik nooit gekund.
Blauwe schemer. Sneeuw valt. Je zult wel huiveren. Je wilt niet luisteren.
Oud besje, mijn schoonheid, verdorven kind.
Vertaling: Hélène Gelèns / Sean O'Brien / Rosemary Mitchell-Schuitevoerder
| |
| |
| |
‘You are now entering Europa’
Het gras manoeuvreert op de massagraven.
Hoeveel divisies heeft het gras
Bij deze discrete permanente exercitie?
De gevallen bladeren zijn bevroren nu,
De valappels bitter. Niemand schrijft
En ik vergeet. Ik vink de dagen.
Het gras manoeuvreert op de massagraven.
Ik vertel mijzelf, ik heb mijn werk
Maar wat ik heb is papier en een klok.
Het gras staat in de straat, de straat
Staat aan de deur. Gelieve mij niet te storen,
Begrijp me goed, ik heb mijn werk,
Zo dicht bij het einde ervan nu
Dat ik het nooit zal voltooien. Het gras
Staat aan de deur, is al op de trap,
Is in de kamer, in mijn mond, is mij,
Terwijl ik de dagen afvink en denk
Wat ben ik gezegend, ik heb mijn werk,
Ik dien de begraafplaats die ik word.
Vertaling: Hélène Gelèns / Sean O'Brien / Rosemary Mitchell-Schuitevoerder
| |
| |
| |
Hoe dan ook
Hoe dan ook, in dit late stadium,
zal ik ze terugkrijgen, al die verloren middagen
In het meidoornbos op de groevevloer
Met de geur van pis, van Shalimar,
Met de zolder ook, waar liefde was,
Met je haar, zoals het viel
Over het kussen en over het gras,
Nadat je een streepje in de kantlijn had gezet,
Met de blik in je ogen toen je mijn naam riep
Alsof dat woord voor het eerst klonk
En ik je voorbeeld volgde
En dat was genoeg, tot in de eeuwigheid der eeuwigheden.
Waar gingen we heen toen het jaar ten einde liep?
We ontsnapten aan onszelf. Waar hielden we ons schuil?
Vuilstort, rivierbedding, verloop van tijd,
Ergens, wiens naam nooit mag worden uitgesproken.
Toch zal ik de trap weer op het spoor komen
Van de zolderkamer naar de groevevloer
Hoewel die plekken niet meer bestaan, net zo min
Als de regen die viel op je slapende gezicht
Hoe de roze blos vervaagde op je huid
Maar niet hoe genadig dat moment was.
Wat gaat het ons die heen zijn aan
Als het verleden moed houdt,
Als de geur van de meiboom en de regen
Jouw verloren blik oproepen bij het ontwaken
In het avondwoud, op de zolderkamer,
Alsof dat neerkomt op het werkelijke adres
Waar we wonen in het geniep?
Al bij al heb ik, denk ik, niets te zeggen,
Ik ben oud en ziek, ben heengegaan
Is het niet gewoon meer van hetzelfde
Wanneer de ongenadige geesten erop staan
Dat als ik durf te luisteren, mijn naam weerklinkt?
Vertaling: Hélène Gelèns / Sean O'Brien / Rosemary Mitchell-Schuitevoerder
| |
| |
| |
Stormstrand
Het voelt alsof iets groots behaald is, de leegte
Herschikt is om de dingen eenduidig te maken.
In de lange poel achter het kiezelstrand
De hemel blauw en bitter. Amstelkratten
En weggerukte strengen zeewier gingen evenzeer
In de herziening, terwijl de zee
Ergens voorgoed naartoe verdwenen lijkt:
De afstand is alle ruimte gegeven
En de horizon schijnt ook nog zo'n achterhaalde
maatvorm te blijken. Wat blijft:
alleen het sublieme dat ons
een zonverblinde plaats bepalen doet.
Het is ijskoud als we ten tonele komen -
Lastiger is het de helling op te struinen -
Alsof we eindelijk de grondbegrippen
moesten aanspreken die we ooit verstandig
in weerbestendige vakjes terzijde legden
voor een dag als deze. Maar het is meteen duidelijk
dat ons geen sprekende rol is gegeven.
Die is voor de meeuwen. In deze karige
Laaiende zoutverzadigde lucht en verblufte aardkunde
Zijn we slechts hier in naam van iedereen
die langschrijdt om te gaan begroeten
en rouwen, verderop en verder weg.
Vertaling: Menno Wigman / Sean O'Brien / Karlien van den Beukel
| |
| |
| |
Apollyon
‘Ik verneem dat je één van mijn onderdanen bent’
Pilgrim's Progress
Avond valt. Hij gaat nu naar buiten
door de vochtige groene deur
over de wijde horizon - voor honden,
voor meisjes, voor waggelende dronkelappen
en een Turkse ober, die de weg niet vond
in het schemerige dal van het park -
alles ondergeschikt aan zijn wil.
Maal de botten, roer het bloed.
In het voorkomen van een negentiende-eeuwse
heer met een passie voor alles wat oud is,
verrijst hij als uit het graf,
nog kloek, degenstok ter hand.
Gauw zal alles en iedereen smachten naar
een op maat gesneden sluipmoordenaar als deze in zwart,
een kerel die men kan aanzien voor een koster,
een geleerde, of misschien zelfs voor een
nar, die natuurlijk de noodlottige
uitzondering is die de regel bevestigt,
waarvan menigeen getuigen kan -
Apollyon, zoals hij blijkt te zijn,
niet anders dan ten hoogste Jan Klaassen en Katrijn?
| |
| |
Wiens vurige blik rede schept
die behoeftigheid belijdt.
het personage dat je het minst verwacht
maar toch altijd hebt opgewacht,
die stipt zal zijn in zijn arrest.
Vertaling: Elma van Haren / Sean O'Brien / Willem Groenewegen
|
|