gewoonlijk naar de kerk ging en haar beste trui. Voor het eerst na lange tijd maakte ze alleen voor zichzelf ontbijt klaar en sprak ze niet met David, die haar tot dan denkbeeldig gezelschap had gehouden. De maskerade was voorbij.
Van de haak achter de deur haalde ze haar kunstleren handtas en veegde er met een vochtige doek stof vanaf. Ze legde er niet meer dan wat zakdoekjes in, een uit een schrift gescheurde bladzijde met een foto, geld en een rozenkrans. Ze stopte haar papieren tussen de balken, bang als ze was om ze te verliezen. Het schrift begroef ze in de afgekoelde as van de kachel. Ze voelde zich ietwat nerveus en beschaamd dat ze zich zo makkelijk liet beïnvloeden door een droom, die ze niet eens kon uitleggen of zelfs niet met exacte woorden kon omschrijven. Aangezien ze eerder ouderbijeenkomsten, alle uitnodigingen en oproepen van haar voormalige kennissen, van winkelketens en de meest uiteenlopende verenigingen had genegeerd, ja zelfs alles wat zich buiten haar huis en nabije omgeving afspeelde, was haar besluit om zich op pad te begeven moeilijk uit te leggen, en omdat ze niet eens wist hoe ze zich in vreemde steden moest oriënteren, was het zelfs behoorlijk moedig. Haar handen trilden enigszins, maar verder voelde ze zich goed, zelfs beter dan de vorige avond. Ze schudde apathie en vermoeidheid van zich af en zei tegen zichzelf dat ze een tochtje ging maken, een eindje door het land zou trekken, wat frisse meilucht inademen en bij die gelegenheid haar zoon ging opzoeken. Net zoals andere moeders dat doen. Niets ongebruikelijks.
Ze zou ook haar dochter bezoeken, maar ze besefte dat ze niet wist in welke stad die woonde. Maar wat zou dat. Dat liet ze dan voor een volgende keer.
Ze sloot de ramen, gaf de bloemen op het vensterbank water, de wasbak, de spiegel en de handdoeken bracht ze van het schuurtje het huis binnen, evenals de leggings en sneakers van David, en deed de kelder op slot. Toen liep ze om het huis en met een schepje uit de ton schraapte ze alle guano weg die zich in de zomer onder de klokkentoren had opeengehoopt. Ze strooide het rond in de tuin en overal rondom het huis. Ze strooide wat voer voor de kippen en maakte de hond los. Pas daarna pakte ze haar handtas, deed de deur op slot en ging op weg naar het dorp. Ze bleef omkijken zolang ze vanaf de weg haar huis kon zien, en vroeg zich af of ze niet vergeten had het raam te sluiten en alle waardevolle spullen binnen te zetten die de aandacht zouden kunnen trekken. Ze haastte zich om de bus te halen, op de volgende zou ze tot lunchtijd moeten wachten. Al heel lang had ze niet meer in een bus gezeten.
Toen ze instapte, merkte ze tot haar geruststelling dat het dezelfde bus was die haar meerdere keren naar het ziekenhuis had gebracht. Dezelfde gescheurde stoelbekleding, het kant vastgespeld aan de rand van de rolgordijnen, de bierreclame achter de chauffeur en het spiraalvormige houten handvat van de versnellingspook.