Marie-Hélène Lafon
Album
Vertaling: Rokus Hofstede
Huizen
Het huis is warm. Het speelt buik, grot, nest, het omhult, het neemt, het omarmt, het omsluit, het beurt op, het bewaart, mensen dingen geheimen.
Het boerenhuis staat vastgeplakt, aan de stal en de schuur, vastgeplakt aan hun lauwe flank, weggekropen, ineengedoken, ineengedrongen, omgrensd, ingelegd. Het bijt zich vast, het kent zijn wereld, het heeft weet van de winters en het onthoudt te veel.
Huizen veranderen van eigenaar, ze worden geërfd, verdeeld, ze staan te koop, ze zijn verkocht, ze worden gekocht, overgenomen, gedroomd, gezocht, nagejaagd, tot leven gewekt, in slaap gesust, met kinderen gevuld, verlaten, verdoofd, verwaarloosd, verloren, teruggevonden. Ze zijn open, ze zijn afgesloten, ze laten hun oren hangen. Ze zijn doordrongen van verhalen.
Huizen ruiken. Naar prei, bleekwater, tabak, abrikozenjam, kool, koeien, pioenrozen of seringen, slaap, koud stof, vergetelheid, vreugde, dood, gebraden varkensvlees met aardappelen, droog hout, pruimentaart.
Huizen suizen. Ze blazen, en kraken, en kreunen als de wind ze plet. Ze fluisteren als hij ze streelt. Ze schudden zich uit onder de sneeuw en wachten op lichtere dagen. Ze rekken zich uit, ze kirren, ze kakelen bij het eerste zonlicht. Ze praten, ze zeggen dingen die ze hebben gezien, die ze in vertrouwen zouden willen vertellen. Misschien. Je hoort ze niet, ze zetten een nors gezicht, ze slaan de deur voor onze neus dicht.
Huizen die instorten worden opgeslokt door de bodem, aangevreten door bomen, ingeslikt door de tijd, aan de leegte teruggeven.
Huizen worden door lissen omringd in de dartele aprilmaand.