Terras. Jaargang 2017 (12-13)(2017)– [tijdschrift] Terras– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 181] [p. 181] Breyten Breytenbach Gedichten Vertaling: Laurens Vancrevel de dans van de stenen mijn vriend zegt: een zo grote wereld kan niemand vervullen met begrip maar in het begin was hij leeg: afgezien van de stenen die samengeklonterde gedachten zijn van de buitenste roep-ruimte. mijn vriend zegt: dat is wat er gebeurt met de versteende schaduwen van sterren en dit is wat er gebeurt als je omlaag kijkt in de purperen put die het ene verschijnsel in de schijn van het andere wil lezen want hoe breng je tegenwoordigheid in een gedicht? mijn vriend vraagt: de dood en de dichtkunst - is dat niet hetzelfde? en de vogel en de wind - kan de ene zonder de vlucht van de ander bestaan? en als het licht dat ontkleed wordt tussen de versplintering van nachtsterren en de onzichtbaarheid van de dag de kleur van wind krijgt? maar is ook dit slechts een beschrijving van zwevend schrijven? dan zegt mijn vriend: het opnemen van verbeelding als stenen en die uitdelen als brood aan hongerigen is een beweging en bewegen is het reiken naar ritme dat is de dans dans [pagina 182] [p. 182] dans een dansende dubbeldans van verdraagzaamheid het is het gefluisterde woordhuis van vrijgevigheid als je slechts het ik hebt om weg te geven en te vergeven, kijk, de vrijheid van wegen-en-weggeven beweegt heen en weer tussen de spanning en ontspanning van verbintenis en het ritmische samenballen van het spechthart: kijk nog eens - de naakte malloot die drie jaar lang door de straten van Luanda heeft gelopen met zijn darmen in de kom van zijn handen was een dansende verslaggever van het leven dat is het patroon: leegheid is vorm aan het begin en om die te laten beven moet je hem vol maken met de vogelschaduwen van woorden want aan de ene kant en dan weer aan de andere. want hoe kan je anders de woorden van de wind in de ogen zien? [pagina 183] [p. 183] het ten-einde toen bracht Woordzwijn de vrouw en het kind naar de donkere stad die naar dood stinkt waar bloed op de stoepen een zilverige korst is niet kijken zei de woordvraat toen. er is niets te zien behalve huilende mensen die hun kleren stukscheuren want de dood is niets, de dood zegt niets. en waar kunnen wij nog heen waar geen onheil is? in vele streken is het zoeken naar zekerheid nu om blindweg een stok in de grond te steken en om met de walm van ontbindingsstank te weten, hier is dood, ook hier een spoor van rauwe nagedachtenissen op het asfalt. en toch was dat het leven. dat is van ons, wij dragen het met elkaar de wereld is in onze droom en in ons kijken om niet te kunnen wegkijken. niet kijken. de dood betekent niets, de dood beduidt niets. kijk de doden klampen zich maar net aan de verloren gedachten van levenden vast in gedichten en dromen die de kleren stukscheuren. toen zei Woordzwijn tot de vrouw en het kind de maan die ik zo vaak heb verplaatst is een metafoor voor de zilverige huid van de dood [pagina 184] [p. 184] wanneer matrozen met doodsvleugels aanspoelen in de nacht van vergeten en het komen en vergaan van opstanding in de lakens van de duisternis, dat is het woord dat ik zocht zei Woordzwijn tot de vrouw en het kind: lakens om de doden mee toe te dekken met de gezichten van levenden al is het maar een ogenblik dat eeuwig duurt in de stad waar zwarte inkt wordt uitgeschonken om op straat in licht en bloed zilverig te paren en te spellen: tu caca es mi caca. jullie huis in mijn thuis en jullie dood die mijn dood is vertelt niets over reizen die niet gemeten kunnen worden tot de verdwijning die niet geweten kan worden. jullie moeten blijven vreten van de woorden. jullie mogen niet weten hoe eindeloos sterven is. want de dood is niets. laat mij vergeten en opgaan in de duisternis van het komen en vergaan, zegt Woordzwijn tot de vrouw en het kind. het is toch maar een ogenblik dat eeuwig duurt. niet kijken. [pagina 185] [p. 185] het ten-dode vier uur in de ochtend onrustige slaap vol dromen van reizen naar wat niet kan worden gemeten van reizen die niet kunnen worden geweten het gekraak van een huis als de gewrichten der eeuwigheid vertrekken zo zwaar met de bedwelmende geur van zoet rottende guaves bananen avocado's ananassen de vruchten van een leven weet van ruimtelichamen die nog vlammen in de nacht voordat de sluier van licht ze zal uitvegen weet de berg is een donkere homp vol ingehouden geluiden van knarsend leven in de grond weet de berg zal nog steeds sterren spuwen in de patronen van reizen die niet kunnen worden gemeten weet de zee zal er altijd zijn in de nacht een donkere wappervlag boven dromen weet ook dat geen verstand de zee ooit kan beschrijven en weet dat je een mens bent tussen dolende mensen elk met het vuur van sterven en weet jullie mensen zijn gekomen om te gaan dat er liefde is bedreven gelachen en gehuild een lek heeft een droom neergelegd als een stenen vaandel in een landschap van nachten [pagina 186] [p. 186] om de reis die niet kan worden geweten uit te spellen in het duistere licht dat niet kan worden gemeten tot hier: jij en de jouwen en wij en ook ik de ochtendschemer een stilte voor de zang van vogels met deze reizen vaag getekend in het schijnsel van het niets: liefdesrijmpjes opzegversjes voor het verdriet oproepen tot verzet van de doden licht dat allang weg is en pas nu opvlamt littekenmompelverhalen van reizen die niet kunnen worden gemeten naar de verdwijning die niet kan worden geweten Vorige Volgende