Guillaume Rihs
Een landschap en een supermarkt
Vertaling: Martine Woudt
Ik was met drie collega's op weg naar Lissabon en we hadden het over Zwitserland. (We wonen alle vier in Genève, in Franstalig Zwitserland.)
Ik: ‘Vinden jullie Zürich zo leuk?’
Zij: ‘Zeker.’
Ik: ‘Oké, maar als jullie naar Zürich gaan, voelen jullie je dan thuis?’
Zij: ‘Natuurlijk.’
Ik: ‘Maar ze spreken daar Zwitserduits!’
Zij: ‘Daar gaat het niet om. De nette straten...’
Ik: ‘Nee! Maak me niet wijs dat het aan de Zwitserse netheid ligt!’
Zij: ‘Niet alleen... Ook aan de reclameborden, een beetje aan de architectuur, aan de winkels: kortom, je voelt je er in een vertrouwde wereld.’
Ik: ‘Oké, maar in Parijs bijvoorbeeld...’
Zij: ‘Parijs? Hè bah!’
Ik: ‘Maar in Parijs zijn de overeenkomsten toch...’
Zij: ‘Nee, we voelen ons helemaal niet thuis in Parijs! Hou op over Parijs!’
Ik: ‘Oké, maar in Lyon, of in de Provence...’
Zij: ‘Idem dito.’
Ik: ‘Maar verdorie, in Parijs spreken ze Frans! In Lyon en in de Provence spreken ze Frans! Jullie gaan me toch niet vertellen dat jullie je meer thuis voelen in Interlaken?’ (Interlaken is een ansichtkaartenstad in Duitstalig Zwitserland, waar ik nog nooit ben geweest.)
Zij: ‘Jawel, toch wel, ja.’
Die middag leken onze standpunten onverzoenlijk en verzoenden we ons niet met elkaar.
Mijn definitie was linguïstisch bedoeld: ik was vóór alles francofoon. Ik was Quebecs, Waals, Senegalees (hoewel ik niets van Senegal weet), Tunesisch, Corsicaans, Martinikaans.
Hun thuisgevoel hield verband met een bepaalde ambiance, iets in de lucht of in de atmosfeer dat van onze bergen, rivieren en steden kwam, iets in onze houding en onze handdruk, in ons beheer van de groenvoorzieningen en van de openbare afvalbakken.
(We verzoenden ons trouwens wel rond de Portugese spijzen en in de avondzwoelte van Lissabon, die we alle vier het toppunt van heerlijkheid vonden.)