| |
| |
| |
Aura Xilonen
Underground life
Vertaling: Lisa Thunnissen
een primitieve chaos waar barbarij en misère
absurde tijden waarin alles ineenstort;
van de elfduizend muren die de mensheid stilzwijgend heeft opgetrokken:
van de Chinese muur tot aan de Berlijnse,
van de Maginotlinie tot aan die schandalige muur van Netanyahu;
van de mens die wordt getiranniseerd door fanatiekelingen;
van massamoorden op Palestijnen en moslims,
op Christenen, Boeddhisten of Joden;
massamoorden op zwarten en blanken, op latino's,
de regenboog van roze en grijze mensen, rode en blauwe, groene, en anemoontjes;
Noord tegen Zuid, West tegen Oost;
kinderen tegen hun ouders, grootouders tegen hun kroost,
alsof we rivieren zijn, scholen
of slachtoffers van de zware lucht
zoals vogels die worden neergeschoten;
luidruchtig ontaardende regeringen die zich voeden met ons bloed
en ons steeds rijkelijker minachten.
Waar het humanisme zich eeuwig ontbindt en alleen goud blinkt,
met juwelen behangen huid beslag legt op de zon
en aan ons alleen haar schaduw laat, die lethargisch aan onze zielen knaagt.
Gewelddadige tijden, waarin de menselijkheid geknakter is dan ooit;
waarin vooroordelen ons moreel verval verbeelden;
tijden waarin het kwaad alleen in koppels reist,
| |
| |
twee aan twee richting de hel marcheert
zoals Hitler en Mussolini,
tijden van onenigheid waarin rijken minder vermogenden vertrappen
en armoede maakt kou intenser,
woeliger, overweldigender;
tijden van wervelwinden die onze ingewanden ontwrichten
en wij kijken in de ogen van de verhevene
maar slaan nooit onze ogen neer
om ons niet vernederd te voelen
want alleen onze waardigheid kan ons verdedigen
Tijden van doem, donder en bliksem,
waarin enkelen het lot van triljoenen mensen bepalen;
wanhopige, troosteloze tijden,
vol tumultueuze protesten,
de miljoenste, om solidariteit en hoop te zaaien;
met miljoenen schreeuwen we op straat, harder dan ooit:
onze handen steken als vlaggen omhoog, allemaal de lucht in!
naar de goddelijke hemel, vragend om kracht en evenwicht
maar aan het eind van de middag,
zegt een marktvrouw met ogen die baden in ochtendlijke tranen,
‘verontwaardigde protesten zorgen alleen voor een beetje ontlading,
een beetje troost in al onze machteloosheid,
want de machthebbers, koningen, aristocraten, multimiljonairs, despoten, dictators,
leven in hun kristallen bubbel waar niets hen kan raken;
leven op hun marmeren, ommuurde toren, met geblindeerde, ondoordringbare ramen
waar geen schreeuw hen kan verwonden;
door niets in hun paradijs worden zij bewogen
zien de mannen en vrouwen niet, hier beneden, aan de oever van het water
onder in de met hun wonden beklede kloof.
| |
| |
‘Want de wereld is asymmetrisch,’ vervolgt de marktvrouw,
‘en niets wat wij doen is krachtig genoeg om de ketenen van hun haat te breken,
we protesteren om te zeggen: “Genoeg is genoeg!”
maar ons geschreeuw bereikt alleen dorre oren, waar het strandt, versterft;
over de hele wereld protesteren miljoenen mensen tegen die demonische Trump,
in de vrouwenmars, op de straten en in onze harten, duizend doden stervend,
en die duivel heeft gedaan wat hij maar wilde;
zoals het geweld tegen mijn Mexicaanse bakermat, mijn land, door zijn woede
hij heeft het met zijn Yankeelaarzen vertrapt,
het met zijn bebloede vuist verketterd,
die verdomde heidense vuist;
en opdracht gegeven een muur op de grens te bouwen, om zich in zijn fort van de rest
van de planeet te isoleren;
om ons te isoleren van onze Amerikaanse broeders en zusters;
een muur om de halve wereld te fusilleren
vanuit zijn marmeren Witte Huis; vanuit zijn xenofobie
die het lelijkste in de mens naar boven haalt;
een paar weken aan de macht en hij heeft al vrouwen en kinderen in Jemen vermoord;
moslims de toegang tot de Verenigde Staten ontzegd,
vluchtelingen in dat migrantenland;
getwitterd dat alle journalisten deserterende kakkerlakken zijn;
ruziegemaakt met de bomen en bloemen op alle vijf de continenten;
ons beledigd tijdens een telefoongesprek waarin hij zei Mexico niet nodig te hebben,
misschien de hele wereld niet,
en misprijzend geschreeuwd, met razende bubbels tussen zijn slagtanden:
“We gaan de muur bouwen en de Mexicanen betalen of ze willen of niet
misschien moet ik Amerikaanse troepen sturen om hen te regeren
want Mexicanen zijn verkrachters en moordenaars”
want zijn Trumpofobische gekte is een loden megalomanie
zwaar, net als zijn ego, barstensvol
in zijn sinistere roofdierogen.’
‘Maar het maakt niet uit,’ zeg ik tegen de marktvrouw,
| |
| |
zal het kwaad nooit rustig kunnen ademen;
want die demon heeft de hele wereld
aan het bidden gekregen, tegen hem
om het beest te verjagen;
voor hem zijn we uit de ondergrond gekropen,
die wereld die tussen alle verpletterde werelden is ingegraven,
snel de aardgaten uitgestroomd, als wormen;
en hebben we de graven afgeschud waar zijn allesetende zweep ons in wil jagen;
en komen we bovendrijven in de klimranken van de tijd
vanuit de kloof en de storm.’
‘Er is nog meer hoop,’ glimlach ik naar de droevige marktvrouw,
en vandaag of morgen wordt hij door zijn eigen haat de wereld uitgekotst
in gruzelementen, als brokstukken van een ingestorte muur;
en op zijn graf zullen we dansen
op liedjes over een nieuwe lente.’
Zij, de droevige marktvrouw, glimlacht, steekt haar hand omhoog en sluit koortsig haar
de waardigheid landt weer in haar lichaam, denk ik, in haar vlees en haar botten, en ze
met haar door en door geëuforiseerde, schorre stem:
“El mundo, unido, jamás será...”
Puebla, Pue, februari 2017.
|
|