hen op. Bandzo Grimm heeft een stem met overredingskracht, alles wat hij zegt geeft rust. Na een poos vatten beide mannen een sterke sympathie op voor de lama. De tijd gaat voorbij en om hun akelige nietsdoen te bestrijden accepteren ze Bandzo Grimms voorstel: ze zullen Yano Waldenberg door de eerste stadia van het bardo heen helpen, en bij het verlenen van deze dienst aan Waldenberg zullen ze tegelijk leren wat de sleutel is tot een heilzaam leven, met andere woorden de grondslagen voor een goed gedrag na de dood. Bandzo Grimm vraagt hun namelijk, vanuit de overweging dat ze nog niet op sterven liggen en veeleer psychologische dan religieuze bijstand nodig hebben, om in eerste instantie te zorgen voor Yano Waldenberg.
Zo hebben Loegovoj en Moreno nu dus opdracht om het Bardo Thödol op te zeggen in Yano Waldenbergs bijzijn, of liever in het donker, in tegenwoordigheid van Waldenbergs benen, die uit het steenkoolerts steken. Ze doen dit beurtelings. De gebeden, terechtwijzingen, aansporingen en wenken voor de dode worden door Bandzo Grimm telefonisch voorgezegd, en zij herhalen dat. Soms herhalen ze het onmiddellijk, zonder het toestel los te laten, met een manifest gebrek aan geloof, en soms gaan ze op de tast tot bij de dode, getroffen door de kracht en de beelden van deze of gene passage, die ze op invoelende toon voordragen. Aanvankelijk gaan ze aarzelend te werk, want hun anarchistische overtuiging fluistert hun in dat ze een klucht opvoeren, maar toch raffelen ze de tekst niet af. Enerzijds is het een mooie tekst, en anderzijds willen ze Bandzo Grimm niet bedroeven.
Daarna slaan hun gevoelens om.
Ze beginnen de toewijding waarmee Waldenberg wordt omringd, het hele vertoon van ceremonie om hem te redden ondraaglijk te vinden. Ze beginnen jaloers te worden op de dode. Waldenberg bewandelt op dat moment de weg naar verlichting en naar wedergeboorte, hij hoort de waarschuwingen en toelichting die elke doorsneedode nodig heeft om niet te sidderen van angst en ontreddering, bij zijn doodsbed zeggen twee stemmen beurtelings het Bardo Thödol voor hem op. Terwijl zij, Moreno en Loegovoj, ver van het licht zullen sterven, in de gruwelijkste eenzaamheid, zonder iemand die hen eraan herinnert hoe stom het is te zwoegen en te worstelen om herboren te worden als een individu dat opnieuw gedoemd is te sterven.
De voorleessessie van het Bardo Thödol beleeft nu een chaotische fase. Bandzo Grimm blijft halsstarrig de heilige tekst voorzeggen aan de mijnwerkers, maar steeds vaker neemt geen van beide mannen de moeite om de woorden door te geven in de richting van Waldenbergs lijk. Loegovoj en Moreno gaan ver van de telefoon af zitten en doen er het zwijgen toe, of houden monologen of dialogen over de laffe streken van Kamtsjatkin en Waldenberg, of tobben over hun lot, over dat van bevoorrechten van verschillende gezindten, over dat van proletariërs.
Ze raken steeds meer uitgeput.
Ze hoesten.