[Catacomben, Terras 12]
Ton Naaijkens & Jeske van der Velden
Een woord vooraf
Terras #12 duikt de diepten in, met het idee dat er in de kelders van de kunst meer valt te halen dan op de bel-etages met hun salons. Het onderaardse leven is vreemder, raadselachtiger, onverwachter en al zeker niet keurig. Catacomben lijkt ons het woord waarin het door mensen ontgonnen onderaardse het fraaist samengebald wordt. We wilden letterlijk afdalen in de aarde, ondergrondse werelden verkennen, door oppervlaktes heen breken en in diepere gronden spitten. Soms leidt dat tot archeologische of geologische verkenningen, zeker ook met een politiek accent. Want in de aarde is ook dat opgenomen wat opgeruimd of verborgen moest worden, dat wat we voor een ander of onszelf wegstoppen.
We hebben de bijdragen in zes afdelingen gerangschikt. In ‘Terrapoëtica’ en ‘Catacomben’ wordt het ondergrondse letterlijk genomen. In het eerste geval staat de menselijke invloed op de aarde centraal. De auteurs gaan op zoek naar de sedimenten van een nieuw, door mensenhanden teweeggebracht geologisch tijdperk. Dit is wat Daniel Falb een antropologische ingreep bij uitstek noemt: dat de aarde inmiddels zo'n beetje helemaal door de mens is uitgewoond, geïndustrialiseerd en gekapitaliseerd. In de tweede afdeling zijn de auteurs op zoek naar wat zich onderaards afspeelt - in catacomben, grotten, mijnen en onderaardse gangenstelsels. Ze onthullen werelden die zich aan ons oog onttrekken, die bedolven zijn door wat er in de loop der tijden op opgestapeld is. Onontdekte werelden, de plaats waar de geschiedenis van de aarde is opgeborgen en de doden hun leven leiden.
Maar we verkennen het ondergrondse ook in ruimere zin. ‘Underground’ staat voor die cultuur en literatuur die zich verzet tegen het officiële, zowel het politieke en maatschappelijke als dat wat gecanoniseerd is en in de salons gefêteerd wordt. Het nieuwe komt van onderen, vanuit de avant-garde. We vragen in deze afdeling ook naar de actualiteit van het literair ondergrondse, dat eenmaal aan het daglicht gekomen zo snel zijn weg vindt naar de burgerlijke boekenplank. Waren de rebellen van de jaren zestig gedoemd hun spoor te zien verdwijnen, of vegen ze hun voeten uiteindelijk netjes op de mat? In ‘Onderhuids’ wordt het menselijk ondergrondse verkend en verdiepen de auteurs zich op geheel eigen wijze in de krochten van de ziel, van de opiumdromen van Marguerite Young tot de handboeien van Caroline Lamarche. Er is ook plaats voor de parallelle geschiedenissen van de gevierde Hongaarse schrijver Péter Nádas. ‘De mensen spraken hier nauwelijks tegen elkaar, je kon hoogstens