in de geschiedenis gebeurde, kan alleen bewezen worden wanneer ze dagelijks worden geobserveerd. Elk niet getraceerd deeltje blijft een ontregelend fictief element, een formule die vierkanten en cirkels verbindt. Wat er met deeltjes in de geschiedenis gebeurt, kan alleen worden vastgesteld wanneer ze worden geobserveerd en gemeten in de toekomst. Tot die tijd is de werkelijkheid slechts een abstractie.
Op subatomair niveau kan de tijd terugtikken. Wanneer in een film een personage zich van rechts naar links beweegt, volgt vaak een terugblik. Iemand die rechts het beeld uitloopt is onderweg naar het onbekende. Links het verleden, rechts de toekomst. De toeschouwer zit op de as, de ogen in het midden.
De beweeglijkheid van een stilstaande persoon wordt gevangen op het witte doek, in verf of steen. Standbeen-speelbeen: een evenwichtige asymmetrische positie van het menselijk lichaam, waarin het draaien of het buigen van de verticale as van het lichaam de richting van heupen, schouders en hoofd verandert. Deze houding kan lang volgehouden worden en biedt twee dynamische perspectieven. Het standbeen wordt keerpunt, de ontspanning van het linkerbeen keert terug in de rechterarm.
Onze blik ligt voortdurend op de operatietafel voor ontleding. Netvliescellen zijn gespecialiseerd in het fixeren op details en het signaleren van snel voorbijgaande bewegingen. Ze selecteren onophoudelijk. Door het draaien van het hoofd en het draaien van het lichaam tasten we de periferie af en stellen we scherp. Het beeld stolt zoals de faseovergang van vloeibaar naar vast. Omgekeerd smelt het uitzicht, het wordt weer vloeibaar of zo ijl dat het haast als gas vervliegt wanneer de aandacht verplaatst wordt naar een ander punt. Bij hoge druk en hoge temperatuur is er geen verschil meer tussen de vloeistof en de gasfase. De druk en temperatuur waarbij dat gebeurt noemt men het kritische punt en de stof die voorbij dat punt gaat, noemt men superkritisch. Denk niet dat de objecten nu weggesprongen zijn, het is lucht die ze optilt, ieder punt wordt bezet, tot de ruimte vol is. Eén stap naar links en een loodlijn schiet los. Het verdwijnpunt wordt aanwijsbaar. Waar de oogzenuw zich bevindt, is geen plaats voor staafjes en kegeltjes. De oogzenuw ligt in eigen schaduw.
Voorbij de neus klaart het beeld op. Er zijn maar zes spieren die de oogbol besturen. Elk oog apart weet een oppervlak te tekenen, duwt het uitzicht opzij, vindt daarachter een tweede uitzicht, een derde uitzicht. Er is altijd een ruimte die een blik absorbeert en een blik die de ruimte observeert.