Ard Posthuma
Ulrike Draesners Nibelungen
In Polizeiruf Münster, een van de geestigste Tatort-series van de laatste jaren, is een hoofdrol weggelegd voor de patholoog - anatoom professor Börne, een briljante chaoot en autist, die lak heeft aan alle conventies en er niet voor terugdeinst zijn assistente, een ‘kleine vrouw’ zoals dat tegenwoordig politiek correct heet, als ‘Alberich’ aan te spreken. Haar werkelijke voornaam krijgt de kijker nooit te weten. Klassiek leeft in Duitsland, want Alberich heette de dwerg die in het beroemde 13e eeuwse versepos de schat van het Nibelungenvolk bewaakte alsmede een onoverwinnelijk zwaard en een onzichtbaar makende ‘hulmantel’. De held Siegfried zal ze hem aftroggelen en eraan ten onder gaan Voordat we halverwege het epos zitten is hij al gedood door de sinistere Hagen. Siegfried is dan ook niet de ware hoofdpersoon van het verhaal, dat is zijn jonge weduwe Kriemhilt, die jarenlang zal zinnen op wraak. Volgende Tatort: het hof van haar tweede man, koning Etzel in Hongarije waar de wraakneming plaats vindt, een actie die uitloopt uit op een vlammend inferno, een rokende burcht, duizenden doden, een immense berg van lijken waaronder dat van Kriemhilt zelf en haar onthoofde zoontje. Het epos moet, gezien het grote aantal bewaard gebleven handschriften, in de middeleeuwen nog lang onnoemelijk populair zijn geweest. Dat het ook een van de meest komische scènes van de hele Duitse literatuur bevat (Kriemhilts rivale Brünhilt, die in de bruidsnacht haar echtgenoot aan een haak hangt), zeg ik er ter geruststelling maar even bij.