Ton Naaijkens
Aantekening
Celan (1920-1970) wilde van elk woord dat het zo hard was als kristal. Aanvankelijk benadrukte hij dat elk woord evenveel betekenissen kon hebben als er lichtstralen weerkaatst konden worden door een kristal. Later wees hij vooral op de hardheid van het materiaal. Een woord kon niet precies genoeg zijn. Een derde eigenschap van kristal kwam ook van pas: zijn doorzichtigheid, waardoor je er dingen in kon zien - in het geval van Celan de dingen die hem zo getekend hebben in de verschrikkelijke twintigste eeuw. In verschillende gedichten worden kristallen ook vergeleken met tranen, zodat het leed wederom zijn plaats vindt in het woord dat hard moest zijn.
Voor Celan is het harde woord ongetwijfeld ook een houvast geweest. Er is een hele reeks gedichten waaruit dat blijkt. Vaak wordt het woord ‘handhaven’ of een variatie daarop gebruikt, om aan te geven hoezeer taal, het gedicht, het woord overeind blijven in een wereld die instort van ellende en rouw. Vanaf een gegeven moment speelt Celan ook met de gedachte aan de eigen dood, in de latere bundels wordt openlijk gespeculeerd over hoe het is om dood te zijn - om koud als ijs te zijn, in de sneeuw te liggen, op te gaan in harde aarde. De bundel Sneeuwpartij (1971) verscheen niet alleen postuum, maar spreekt ook postuum: na de aarde, na afloop. Het nagelaten gedicht ‘Als deur’ werd in 1960 geschreven in het Zwitserse Sierre, waar de doodzieke Rilke kort voor zijn dood vertoefde.
De woorden waren ook een houvast voor Celan in de periodes waarin hij voor zijn wanen behandeld werd in een kliniek. Ook in de kliniek zorgde de poëzie voor vaste grond onder de voeten; daarnaast wordt in de gedichten ‘Rond je gezicht’ en ‘Vloeibaar goud’ uit 1966 Celans vrouw genoemd als existentiële steun. Het zijn allebei gedichten uit de nalatenschap (Die Gedichte aus dem Nachlass, 1997) en net als ‘Het aan het brandijzer hier’ en ‘Schrijf je niet’ geschreven in de kliniek Delay in Parijs. In de laatste jaren van zijn leven woonde Celan alleen in de Rue d'Ulm, waar hij in 1968 ‘Klem open, klem dicht’ schreef. In hetzelfde jaar was hij ook in Cap d'Antibes, waar de vuurtoren staat die La Garoupe wordt genoemd: de raten van glas weerkaatsen het licht, ook het licht dat herinnert aan wat verloren ging en opging in sterren.