van de menselijke huishouding, met name de vertering. Op deze manier trachtte het genootschap beide verhitte partijen uit elkaar te drijven en tot rede te brengen. In het heetst van de godsdienststrijd werd deze diep-menselijke tolerantie hen echter niet in dank afgenomen, en vervolging viel de leden van de Orde der Agathopeden ten deel. Velen van hen werden door de inquisitie verketterd en gemarteld (het amputeren van de voeten werd opgetekend als één van de meest voorkomende folteringen). In de komende eeuwen zou de Orde dan ook haar werken voortzetten in het ondergrondse, en absolute geheimhouding werd één van haar belangrijkste principes. Vanuit de anonimiteit ijverde deze zogenaamde Sekte der Crypto-Agathopeden voor het voortbestaan van ruimdenkendheid, verdraagzaamheid en gelatenheid.
Het was pas rond het midden van de 19e eeuw, op het culminatiepunt van de Belgische industriële revolutie en het triomfantelijke liberalisme dat bezit neemt van de Brusselse bourgeoisie, dat het geheime genootschap weer de kop opstak. Op 24 september 1846 (volgens sommigen reeds in 1837) werd de eerste agathopedische bijeenkomst georganiseerd, met als voorzitter A.G.B. Schayes en als schatbewaarder de illustere kluizenaar-bibliomaan-numismaticus Jean-Népomucène-Auguste Pinault, Graaf van Fortsas, alias Renier Chalon. De Orde werd aangeduid als menagerie, onderverdeeld in zogenaamde kooien (in plaats van de maçonnieke loges) in Bergen, Namen en Parijs. De Brusselse hoofdkooi was gevestigd in een parallello-gramvormige ruimte in de Finkettstraat - nu Karthuizerstraat - ofwel in de Koningin-negalerij nr. 10, zoals u wenst. Daar werden nachtelijke symposia gehouden en de inwijdingsrituelen voor profane kandidaten die het agathopedische licht wensten te zien. In tegenstelling tot de ledige, gastronomische excessen van de vrijmetselaars, zette de Neo-Agathopedische Orde in op recepten ter verbetering en verfijning van het mensenras. Elke Agathopede kreeg dan ook het predicaat vorace toebedeeld, als eerbetoon aan de eetlust, gevolgd door de naam van een dier, bij voorkeur uit de Roman de Renart.
Toegelaten tot de Orde werden enkel intellectuelen in het bezit van een graad van wetenschappelijke excellentie, hetzij op het vlak van natuurkunde, economie, astronomie of de hypothetische wetenschappen. Via pamfletten werd een reeks wetenschappelijke vraagstukken gepubliceerd en over het hele continent verspreid.
Agathopedische medaille, ca. 1850
De oplossingen, vaak al even geestrijk als rigoureus, werden bekroond met een gouden medaille ter waarde van 200fr. waarop een zegel met een afbeelding van de onvolprezen metgezel van de heilige Antonius en de agathopedische leuze ‘amis comme cochons’, of ook wel: ‘tout pour le canard.’