| |
| |
| |
Zhao Si
Vijf gedichten
Vertaling: Silvia Marijnissen
Kinderen
Ze verdwenen, in een oogwenk
zonder spoor. Bruisende golven, wegrollende tijd
elk een buitelende draaikolk, haarkrullen zacht
De stralende zij verdwenen, verflinterd, verflinterd. Voorheen
waren ze sterren, vage weerspiegeling op aarde
Cherubijnen leenden de allereerste zielsverschijning
die van beide vleugels de quantum golflengte weerspiegelden
maar sterren zijn te ver van de aarde
Buitelende tijd, zachte engeltjes
weerspiegeling die verdwijnt, te snel verdwijnt
| |
| |
| |
Liefdesdans
Die uitgeputte gezichten zijn ook mijn gezicht,
die wanhopige harten zijn ook mijn hart,
die vechtende mensen vechten ook allemaal in mij,
deze wereld vol mazen is de kleding die ook ik moet dragen,
maar die schijnbare gelukken kunnen mijn verlangende ziel niet bevredigen.
In iedere flits van blijdschap van de scheppingsgod
zie ik het circulerende geluk dat de geheimen accepteert,
zijn gigantische, schitterende feniksstaart uitspreiden,
en in deze dans van het wrede voortbestaan,
mij stevig bij mijn middel vasthouden, ter troost.
| |
| |
| |
Vertaling
ik ben de zevenduizend tekens, opgetekend
door de Babyloniërs van zeven eeuwen.
Sommigen ‘persist with anecdotal bliss
To make believe a starry connaissance’
nadat je je occulte kracht hebt ontladen en bent afgetreden;
ik ben zeker niet eenzaam,
het melkwit van de geest van mijn generatie.
Een stervende ster is een schijnhart,
de godheid is al oud, eeuwigdurende verdorvenheid.
Het enige splinternieuwe is het vergetene,
een school diepzeevissen, grote mond, grote ogen,
hebben allerlei glimmende organen gekregen.
ik ben jouw zaad dat op weg gaat.
Jij bent de oude tragedie van de vernietigde Bifröst,
ik ben de moderne strategie afgeleid van The Theory of Everything;
jij bent het constructiemiddel van gods denkwijze,
ontstaan uit gods diepe overpeinzing;
die de hersenpan van god wil inslaan.
Dus, jij bent de oude godheid,
ik de moderne wetenschap.
| |
| |
| |
Legen
In een herfstwindvlaag kantelt
een klein autootje, alle bladeren aan de boom
zetten puffend een beweging terug naar huis in. Een rij kleine groene schildpadjes
drijft weg met het water langs de straat, hun gele buikjes omhoog gedraaid;
hurkend in de bomen, zittend langs de rivier brult de herfst het uit achter zijn
en ziet hoe, op de middag van Thanksgiving,
de sterren die de verkeerslichten regelen
vroeger stoppen met werken; golven van autootjes
begeven het puffend. Vossen hangen zuchten
aan boombladeren, terugdwarrelend, in de mond van de westenwind,
is het knisperend en guur, de toegekomen guurheid tilt
een enorme herfstwind op, intens intens
zonder weerga, een afatische meester
ontdoet zich met een adembenemende draai van zijn aria, in het lege warenhuis
| |
| |
| |
Thuis
Voor Bruno Schulz
Jij bent iets dat ik nooit heb gezien maar waar ik van nature van hou
uit een drijvend, donker bos barst ineens een lichtstadje tevoorschijn
warm, verblindend, zonder enige beperking
loopt door mij, zweeft achter mij
een gigantisch zielenweb, onverwoordbare verbanden
transporteren iedere straat van het stadje dat overstroomt van het gevoel van thuishoren
een drievoudig verbluffende reukzin
hoort in de avondwind van april
grote spoken - al mijn déjà vu onbekende verwanten
die ooit achter in elke straat woonden, in vele generaties -
nog altijd hoog als de zinderende zon op de middag
die zware schaduwen van gedachten werpen op de panoramische aarde
|
|