Terras. Jaargang 2015 (08-09)(2015)– [tijdschrift] Terras– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 113] [p. 113] Ron Winkler Dance fiction & twee andere gedichten Vertaling: Ton Naaijkens Een dag als december deze dag is glaciaal van aard. hoe kan het anders: er ligt een winter onder. het couvert van wolken is nog ongeopend. al gaat deze zending me aan, par avion. de hemel hoort bij een grijze branche. er hangt een nieuw soort toon: diëtetisch licht. de zon houdt tenminste de schijn op. de populieren aan de einder irokezenbosjes. lanen leiden almaar labiaalwaarts. ook zij zijn door sneeuwval gepuncteerd. wat tot nu toe viel wijst op een hoepelrok. het landschap landschappelijk als nooit tevoren. waarvan ik ook nog weet: wat poelen geven zich aan bossen als glazige ordes. maar de warmtevlokken van de vogels doen iets anders vermoeden. [pagina 114] [p. 114] De toedracht regen we bekeken het gefragmenteerde water als verschijnsel tussen de adjectieven licht en stormachtig. het regende nooit maar een keer per regen. soms voelden we hormonen op ons afkoersen. soms: robuuste antoniemen van woestijn. we voelden de regen als het drinkbaarste weer. als hydrogeniteit. het regende meestal van het universum weg. of op het universum af. oceanen gleden over onze hoofden heen. capsules, met zichzelf gevuld. en met de data van het eerste uur. [pagina 115] [p. 115] Wolken in beginsel niets. anderzijds een jehovakleurig amper. het kundig simpele evenbeeld van natheid. influenced by water. in beginsel niets. alleen onspectaculaire spectrale domeinen, dwars de hemel over gesmokkeld. vage sferen en sferen op zich. in beginsel niets. soms als cyclische permutatie van een vermeende samenhang. stille tracks in de tabulatorfunctie wind. showrooms zoals dat wat ertussen lag. in beginsel niets. ooit uitlopend op de output van iets dat voor de hand ligt. return. [pagina 116] [p. 116] Surrounding sneeuw we houden van deze kille fractale grammatica. het fijngebouwde tuimelen van de sneeuw in de lucht. het complexe dansen van de fijngebouwde sneeuw in de atmosfeer. het nieuwe land voor de white boxes van onze ogen. dat vereenvoudiging van de omgeving behelst. we houden van die geruisloze hoeven van het begin van er ligt sneeuw. we houden van die gecompliceerde intensive cares van een bijzonder klimaat. hun terughoudende gecompliceerdheid. de aanschouwelijkheid van specifiek gebrek aan evenwicht. we houden van deze zichzelf bewijzende turbulentie. en de verschijning an sich (als herinnering aan deze verschijning). voorzichtig houden we van het vreedzame overbombing. en later van het sluipende constructivisme van een wit sanskriet op de dingen. [pagina 117] [p. 117] Equadorie het regenwoud was een vloeistof. het groen een substantie. we droomden van dehydreren. de moskito's, we zeiden beestachtig Chili, leken de macrobiologische uitwerking van het kwantumsteektheoreem. van de bomen drupte mildheid. we leerden het guanine uit onze blik te elimineren (en droomden van eenvoudige dimensiebeschouwing). alles had een bevrijdend nucleotide effect. diverse fotonenbundels bewogen op de bodem als dance fiction. we droomden van de eigenschap sneeuw. de vrij levende ventilatoren boven ons herinnerden aan kolibries. ze waren de snelste stilte van de dag. we hadden nachtmerries van de keerzijde van het koolstof. urenlang hetzelfde wisselende beeld van een vrij polygone vegetatie. de hitte was despotisch. we droomden er lang van. de genetische delen van het landschap hadden biomorfe trekken. in vergelijking daarmee leken we wel anorganisch. we droomden van ons tarzannige zijn. soms veranderde de materie onze richting. een reservoir roofdier veelal. we droomden van noachiaanse opnameapparatuur. toen wind kwam opzetten voelden we de weerslag van de oerknal. hier braken we af, alleen de taal liep door. [pagina 118] [p. 118] Omgeving voor personen met discontinu thuisland ik voelde je door tot je te ontwaken op de morgen van de bezette horizon, de torens seinden al Mekka door, maar ik investeerde andere tekens en nog voor het bereiken van het colofon ontsloten we de stad door een oceaan, morfische velden en groene golven, onze wimpers bewogen steeds zeven malen voor de telescopen van de mangagroepering, dat wakkerde mijn sympathie aan al was het intussen mei, aswoensdagmei, zei jij, zo had de grootvizier van de week het geaccepteerd, ons sparringvoorbeeld aan de grens met de westelijke sneeuw die soms op jouw huid plaatsvond waar ik, in mezelf verbloemd, hem als volstrekt donker kuste, tot je me stopte: jij liet ons jouw toorns zien, die een fraaie patrouille waren op het verlichtingsstrand, we gaven ze het vlies en namen eerst het dynamiet weg, allemaal een goede nacht, papa, ik stelde nog eens kleinere eenheden voor van kapitaal, bijvoorbeeld: de dichter is een bloem, zette de klok op oneindig en zag: in de verte paste Borges op Sheherazade. [pagina 119] [p. 119] Ansichtkaart Haar vingers streelden als gummen uit het Oostblok, maar ze bewogen niet zo. Steeds ging de zon op, zuivere zon als een resultaat voor de belastingaftrek. Op safari zagen we de herten nooit zo lang onder water om niet te piepen. We legden afstanden af, via weilanden waarin diep van binnen het andere van het groen zat. Er waren veel planten afgebeeld, gele linten aan de spinnen toonden dat hier een grens overschreden was. Als het schemerde doopten de inlanders de horizon in een licht waaruit koelte sprak. Omdat we er het fijne van wilden weten: ze hadden sokkels voor God, bloedden een beetje. Sommigen raakten ons tot in ons hart. Vorige Volgende