| |
| |
| |
Charl-Pierre Naudé
Vier gedichten
Eergisteren en morgen, met vissen
lang geleden, en ons zodoende nooit verlaat
De wind fluit door de peulen
bij de naam als een beeld,
een compleet dorpje bestaat
- het sleepnet wordt gelicht -
vanuit de diepte van het water.
op de bodem van een meer;
Vertaling: Alfred Schaffer
| |
| |
| |
Een scheur in het pleisterwerk
- Midlands, van Natal en elders
Wie over God wil nadenken
doet er goed aan om de grote
waarheidskoepel te vergeten
of de omringende wand die alles omsluit.
van de allerkleinste scheur
in een rotsformatie of diep in het brein,
waar licht van binnenuit anders doorheen schijnt.
die zonderling en ogenblikkelijk verdwijnen op water,
of het zenuwhaartje in een binnenoor,
die net nog leefden in een lijk,
bevat misschien een soort eeuwigheid
die groter is dan het heelal
en wat bestaan aangaat implicieter
want bestaand binnen zijn eigen mathesis.
Elke flitswereld kent zijn grootse kathedralen.
Elke dwarrelbries draagt zijn bladeren
als de tapijten van een oude beschaving.
Het zingende luik dat opent op onbevattelijke thesen
is de pas verbleekte verledentijdkeuze.
| |
| |
Om (bijvoorbeeld) te kiezen
je met minder te omringen:
het is jouw verjaardag, en jouw geschenk is
één ding minus, het totaal
Je verlangt naar de herfst
wanneer de bloesem uit de knoppen breekt;
en je ziet ernaar uit dat er niemand op bezoek komt
zodat dagen die onvergetelijk waren, onbelangrijk kunnen blijven.
Het deurtje dat verbloemd
wordt achter het nog ongeschilderde schilderij
biedt toegang tot een trappenstelsel
dat omhoog leidt naar een praalkamer waarin minder
is dan niets, je moet het alleen zien te vinden -
alleen voor jou om de ramen op de veelkleurige mist
open te gooien tegen een onverwachte schuine hoek
zodat protonen en elektronen naarbinnen kunnen zwermen en duiken
en aanklotsen als vleermuizen, als waanzinnige pluimballen
opgeschud uit het ademende deinende, met vlooien bespikkelde
vangnet-met-sterren buiten je raam.
van vele heelallen uit de einderloze naarbinnen
en buiten wervelende patronen
op Gods mouw; nee een hele kleine mouwgod zelf,
die aankomt uit de wapperende clusters pauwenogen
en kolkende wolkenstelsels
in het domein van het ongedachte.
| |
| |
hoe ik door de kier geglipt ben,
door een scheur in het pleisterwerk;
een wereld zag door rook heen, waarin alles seismisch zwom
van vóór we alles tot vaste vormen dachten -
kriebelig klein is de mens
en kriebelig klein zijn zijn vertolkingen
op een handpalmgroot stukje eindeloosheid;
op een weerkaatsend ruitje
schaatst hij door de ruimte.
Ik liep door een woud met spierwitte berken,
versteend in een tijdloze winter;
die niet groter was dan de andere
alle vier de seizoenen waren tegelijk aanwezig:
blotekeizerschillen, de een na de ander, die eenzelvig
en voortdurend in het weifelende licht vervangen werden
maar uniform de dode aarde bedekten,
terwijl het sjibbolet - volstrekt het enige
(dat dus geen scheuten maakt)
dat een geest tot dit namaals kon toelaten -
Een zwerm mugjes danste in de zomerschemer op een veranda,
een nevel van stippeltjes
die zichzelf tot figuren handwerkten;
daar hing hij boven de rieten stoel
zoals een oude man die opstaat,
| |
| |
en daar over het koele plaveisel liep hij
als een jonge moeder die haar baby suste.
Het warrelde tot de gestalte van Ovidius,
en vervloeide tot een boom, een vogeltje,
of een godheid met een boodschap.
De muur met zijn ingemetselde riviersteen
liep lui langs de mirte, als de stippels op een luipaard.
wolken, elk met zijn eigen snelheid.
Vertaling: Robert Dorsman
| |
| |
| |
Ochtend en avond met duiven
De lucht zit vol met a priori-duiven.
Ze zijn overal en nergens.
Als een spartelende droom is de dag
met een hand geplukt uit de blikkerende
De huizen tegen de bergkam staan iel geëtst
in het vroege licht, als bouwtekeningen.
En de lucht zit vol a priori-duiven.
Vandaag, misschien was het gisteren.
De nacht wordt bewoond door post factum-uilen.
Ze fladderen op en verven
de aanwezige tijd bruin -
Herinner je je het lege huis met de voetstappen?
‘Mensen uit vervlogen dagen...’
‘Misschien waren het gewoon de onze.’
Door de strepen van de lamellen
klimmen mottenvleugelogen over je lijf
onder zomers sproeisysteem bot de polkadot
Als nieuwe jampotten zo vol
staan de dimensies op een rij.
De heldere vlakken richten koren op
de as stort zich in mathesis.
| |
| |
De lucht wordt grijs met a priori-duiven.
En alle tijd schijnt door,
zoals een fiets tegen het licht.
Vertaling: Robert Dorsman
| |
| |
| |
Het harnas van Athena
Mijn vrouw staat voor haar spiegelbeeld.
Met een zweem van bezorgdheid
kijkt de een naar de ander.
strekken deze zussen tevergeefs
hun handen naar elkaar uit
over de onverstoorbare siliconenrivier
die hen voor eeuwig scheidt.
op de verjaardag van elke dag
Dit spiegelbeeld van iets,
de weergave die naar on-verschil streeft,
is wat het ‘natuurlijke’ zo onopvallend
laat vervloeien tot wat boven- of onnatuurlijk
Metastase - anders beschouwd:
van de Volksraad met een tweede kamer;
of van de separatistische staat;
| |
| |
de potsierlijk spelende circusspiegel.
bij de vernuftige verdubbeling bij verstek:
vergelijkbaar met een kunstlong,
Elke dag verzamelt mijn vrouw de schitteringen
als haar kleine sterrenuitspansel,
verzamelen twee jongens besjes;
de één rangschikt zijn verzameling
tot een gelaat, de uitbeelding van de ander lijkt
op de kraal van een boerderij.
je kunt dezelfde verre vruchten
- sinaasappeltjes aan zee, sinaasappeltjes
in de moleculaire boomgaarden
van óf het kleed van Jezus óf de tulband van Mohammed.
Zonder gekheid, je kunt ze
verzamelen voor zulke adembenemende,
uiteenlopende rangschikkingen
herkenbaar als ‘woorden’,
| |
| |
drijft een drumsolo tot binnen gehoorafstand...
een pointillistische tekening
en deze schets verspringt
tot een aanschouwelijkheid,
en van daar tot een mentale voorstelling;
een paleis gebouwd van wapenstokken,
en ánders: een hemelgewelf
van vervloeiende, koppige goden.
Ik richt mijn blik op het nachtelijke firmament
en hef mijn sikkel, klaar voor de oogst:
sterren storten ritselend
bij mij voorbij in mijn concave smeltkroes
als atomen die op hun kleine beurt
ver uit elkaar en alchemistisch
Dan veeg ik de spikkels op een hoop
en smeed ze als een ijzersmid tot een artefact.
Uit de omringende baaierd waarin
tijdreizen en ruimtemechanica
zich meten met mythen en religies,
boetseer ik een dak in dit ondermaanse.
die elkaar aan elkaar herinneren,
onder het harnas van Athena
dat zij nog maar kort geleden neerlegde
| |
| |
toen ze naar binnen ging om te rusten;
en zo blijven we (onwetend
vanwege al die wemelende weetjes)
een huldeblijk aan de goden en godinnen.
Vertaling: Alfred Schaffer
|
|