van het drastisch gereduceerde balkon en het speet me van de paar dagen die ik voor dit bezoek aan mijn reis had vastgeplakt. Als het had gekund, was ik er op dat moment zonder aarzelen vandoor gegaan. Gelukkig had ik, om aan mijn vennoot te kunnen uitleggen waarom ik langer wegbleef, voor de zekerheid twee afspraken gepland met lokale uitgevers. Onbelangrijke afspraken, maar ze gaven me in elk geval iets omhanden.
‘Je ziet er moe uit,’ zei mijn tante.
‘Ik ben nog steeds niet gewend aan het tijdverschil,’ zei ik.
‘Je slaapt in Ruso's kamer, als je dat niet erg vindt.’
‘Maar waar slaapt hij dan?’
‘Hij is de hele nacht in het ziekenhuis.’
‘Maar na zijn werk zal hij toch wel graag naar bed willen. Hoe laat moet ik dan opstaan?’
‘Als hij uit zijn werk komt, hangt hij altijd nog wat rond in huis, of soms gaat hij ook meteen weer de deur uit en blijft dan nog een hele poos weg. Dus je kunt slapen zolang je wilt.’
‘Ik wil hem niet tot last zijn.’
‘Nou zeg, wat ben jij opeens beleefd!’ En op andere toon ging ze verder: ‘Het enige probleem is de badkamer.’
Ik dacht dat ze het over het trappenhuis had dat ik over moest om bij de wc te komen.
‘Geen probleem hoor,’ zei ik, ‘ik steek gewoon het trappenhuis over. Ik heb mijn badjas bij me.’
‘We hebben geen wc,’ zei mijn oom, die weer in de deuropening was verschenen en deze woorden uitsprak op de plechtige toon van een derderangs acteur met maar één regel tekst in het hele stuk. Ik weet nog precies hoe ze naar me keken, alsof ze me smeekten om verder geen vragen te stellen zodat hun de vernedering bespaard zou blijven mij te moeten uitleggen dat het geen grap was. Er viel zo'n diepe stilte dat we bijna het briesje konden horen in de eucalyptusbomen in de tuin.
‘Als het goed is wordt Ruso's kamer onze badkamer,’ zei mijn tante zachtjes, alsof ze bang was dat iemand ons zou horen. ‘Maar er moet nog het nodige aan gebeuren voor het zover is. 's Ochtends mogen we zolang de badkamer gebruiken van de buren op de tweede, de Rubio's, als die eenmaal naar hun werk zijn. 's Middags gaan we beneden bij de conciërge. Maar Ruso gaat alleen bij de conciërge, want hij mag de Rubio's niet zo.’
‘We houden het wel uit, hoor,’ zei mijn oom toen hij het ongeloof op mijn gezicht zag. ‘Alles went.’
‘Vandaar dat ik je maar één kopje koffie inschenk,’ ging mijn tante verder. ‘Maar er staat een po onder Ruso's bed, voor het geval dat. Over die wc heb ik maar niets aan je moeder verteld, want ik wilde haar geen verdriet doen.’ Ik wendde mijn blik af, staarde in de richting van het balkon en zei verder niets, waarop mijn tante weer het woord nam: ‘Ze hebben de huur verlaagd tot tweeduizend, een bodemprijs, dus we mogen niet klagen. We wonen hier al ons halve leven. Vandaag de dag vind je in deze buurt niets voor minder dan tienduizend, en met dat bedrag ben je eigenlijk nog nergens.’